Parenteel van Henrick MASOUWEN


I    Henrick MASOUWEN. Overleden vóór 10-05-1533.

Op 10-05-1533 transporteren, voor schepenen van Meise, Bertram, Margriete (x Gielis Boom) en Dimpna (of: Dijmna) (x Jan van den Brande) Masouwen, kinderen van wijlen Henrick Masouwen, en Henrick Labus, zoon van wijlen Laureijs Labus en wijlen IJda Masouwen, zus van voornoemde kinderen van Henrick, aan Eustatius Masouwen, ook zoon van voornoemde Henrick, en diens vrouw Heijlwijge Fits een hofstede met huizen, schuren, stallen en andere edifitiën erop, gelegen in de parochie van Meise, tussen de "Mastraete" (wellicht wordt "Naustraete" bedoeld?) aan twee zijden, de goederen van de erven Henrick Moncornets aan het ene einde en de goederen van Nicolaes van den Berghe aan het andere einde. De hofstede is belast met 3 kapoenen per jaar aan de Heer van Immerseel als heer van de grond en eveneens 3 kapoenen per jaar aan de piëtantiën van de abdij van Grimbergen. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5699 (Meise), folio 54 en inv.nr. 5698, folio 57v (oud 9v), (inv.nr. 5698 is voor het grootste gedeelte een "nette" kopie van een stuk van inv.nr. 5699)).
Kinderen:
   1.  Eustatius (Eustache, Eustaes, Eustasie, Staes) (zie IIa).
   2.  Bertram (zie IIb).
   3.  IJda (zie IIc).
   4.  Margriete. Overleden na 10-05-1533.
Gehuwd. Getrouwd vóór 10-05-1533. Partner is Gielis BOOM. Overleden na 10-05-1533.
   5.  Dimpna (Dijmna). Overleden na 10-05-1533.
Gehuwd. Getrouwd vóór 10-05-1533. Partner is Jan van den BRANDE. Overleden na 10-05-1533.

 
IIa    Eustatius (Eustache, Eustaes, Eustasie, Staes) MASOUWEN, schepen van Meise (1529-1556), gezworen erflaat van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof te Meise en daaromtrent (1532-1556), erflaat van de Heer van Immerseel van zijn laathof te Meise, Wolvertem en daaromtrent (1552), erflaat van Jonkheer Peeter van der Beken, drossaard van het Land van Grimbergen, van zijn laathof te Meise, Sint-Brixius-Rode en daaromtrent (1550-1552) en erflaat van Henrick van der Heijden van zijn laathof te Meise, Sint-Brixius-Rode en daaromtrent (1547-1563), geboren ±1481. In een akte van certificatie d.d. 07-05-1544, gepasseerd voor de schepenbank van Meise, wordt hij genoemd als schepen van Meise, oud omtrent 63 jaar. Samen met medeschepenen Peeter van Rode (60 jaar) en Willem van der Elst (53 jaar) verklaart hij te weten dat Peeter van Leeffdale op 22-12-1522 (kennelijk was Eustatius toen ook al schepen van de bank van Meise), na gehoord te hebben dat Meester Philips Doubleth 6/7 van een erfelijke rente van 4 cijnsgulden per jaar, bepand op een beemd te Epsvoorde binnen de parochie van Meise, had gekocht van de erven Van Belianen, aan voornoemde Willem van der Elst een som van 10 "rosenobelen" had geconsigneerd om de rente te "vernaerderen" (naasten). (Het verhaal is langer, maar is verder voor de familie Masouwen/Mesaus niet van belang.) (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5700 (Meise), folio 59). Overleden tussen 11-03-1557 en 10-05-1564.

Omtrent de de verdeling van zijn nalatenschap ontstond onenigheid tussen Joos Mesaux (Mesous) en zijn overige (klein)kinderen. Volgens een rekening door Joos gedaan op 11-11-1589 voor "overmomboiren" (weesmeesters) van Brussel (akte is waarschijnlijk verloren gegaan) zou Joos ten aanzien van de liquidatie van het sterfhuis van Eustatius Mesaux ruim f215 meer hebben uitgegeven dan ontvangen en dat bedrag wilde hij verhalen op de andere erfgenamen. Op 24-03-1597 wordt voor schepenen van Meise een akkoord gesloten tussen Joos Mesaux aan de ene kant en Eustace Mesaux (uit andere akten blijkt deze Eustace zoon van Merten Mesaux (Masouwen) te zijn) en Balten de Donder namens Gielis Mesaux aan de andere kant. Joos scheldt de "tegenstanders" hun schuld kwijt in ruil voor twee erfelijke renten:
1. Een rente van f3 per jaar die voornoemde Eustace Mesaux (zoon van Merten) gekocht heeft van het echtpaar Hendrick Jacobs (filius Joos) en Anna Mesaux, bepand volgens een constitutiebrief van 08-04-1579, gepasseerd voor schepenen van Meise
2. Een rente van f2 per jaar die Digna Mesaux, dochter van Eustaes, gekocht heeft van Willem van der Elst filius Gielis, bepand volgens een constitutiebrief van 03-12-1556, ook gepasseerd voor schepenen van Meise
De grond waarop de onderpanden staan, behoort tot de geconfisqueerde goederen van de Prins van Oranje.
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5707 (Meise), folio 20v). Ook wel: Messouws, Mesaux en Van Messouwen.

Op 12-12-1508 passeert voor schepenen van Grimbergen de meiseniersbrief van Staes Messouwen, zoon van Henric, uit Meise. Stavers zijn Jan van Mispelteren de oude en Jan van Messouwen (sic!, waarschijnlijk wordt Mispelteren bedoeld), "zinen zone". (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen (nu: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant), inv.nr. 3475/1, laatste gedeelte)

Op Sint-Thomasdag (21 december?) 1508 belooft, voor schepenen van Meise en de meier van Heer Robbrecht van Arrenborch, Heer van Bouchout, Merten Scellinc, zoon van Geert, om Staes Masouwen, zoon van Henric, jaarlijks 24 stuivers te betalen met Sint-Andriesmis en kerstmis, bezet op een hofstede in de parochie van Meise te Ukkelgem. Belendingen: 1. de goederen van Laureijs van Bouchout, 2. 's herenstraat, en 3. de goederen van de erven Andries van de Voirde. De rente is losbaar tegen 15 peters. In het schepenregister van Meise is onder aan de bladzijde aangetekend dat de rente in het jaar 1553 is afgelost. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5694/1 (Meise), folio 63v)

Op 03-01-1509 (n.s., 03-01-1508 Brabantse stijl) transporteren, voor schepenen van Meise en de meier van de Graaf van Nassau, Mertijne Vlemincx en haar man Jan van Suene aan Staes Masouwen, zoon van Henric, een eusel (weide) in de parochie van Meise, op "'t Root Valbeken". Belendingen: de goederen van de Kartuizers van ...(niet ingevuld; denkelijk worden de Kartuizers van Scheut bedoeld) aan drie zijden en de goederen van Sint-Merten aan de vierde zijde. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5694/1 (Meise), folio 64)

In een transportbrief van Meise van 18-06-1534 wordt hij, behalve als schepen van de bank van Meise en als erflaat (naast onder anderen Henrick Vitse) van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof te Meise en daaromtrent, genoemd als belender aan één zijde van een hofstede in de parochie van Meise, waarvan Johanna Moncornets, dochter van wijlen Henrick Moncornets, en haar man Jan Boomkens (wellicht familie van Gielijs Boom, zwager van Eustatius Masouwen?) een kwart overdragen aan Johanna's volle zus Geertruijdt Moncornets. De overige belendingen zijn: 1. de goederen van de heren van Immerseel (aan de andere zijde en aan één einde), 2. de goederen van de abdij van Scheut, en 3. (met een hoek) de Nauwstraat. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5699 (Meise), folio 72v), zoon van Henrick MASOUWEN (zie I).
Gehuwd met Heijlwijge VITS. Overleden vóór 01-12-1545.

Op 01-12-1545 transporteren voor schepenen van Meise, naast kinderen, klein- en achterkleinkinderen van wijlen Henrick Thielman (te weten (per kind van Henrick):
1. Henrick Thielman, zoon van voornoemde wijlen Henrick, als "tochteneere" van Jan en Magdaleene Thielmans, de kinderen uit zijn tweede huwelijk met wijlen Barbara s'Wageneeren, "als eensdeels erffgenaemen inde naebescreven goeden"
2. Kinderen van wijlen Jan Thielmans: Jan, Hendrick en Laureijs Thielmans
3. Kinderen en kleinkinderen van wijlen Laureijs Thielmans: Aert en Margriete (x Michiel Huijge) Thielmans, kinderen van wijlen Robbrecht Thielman (Henrick, Willem en Katherijne Thielmans), kinderen van wijlen Jan Thielman (Jan, Katherijne, Bartholomeeus, Laureijs en Elizabeth Thielmans) en (minderjarige) kinderen van wijlen Laureijs Thielman (Jaspar, Laureijs en Katherijne Thielmans; voogden zijn voornoemde Aert Thielman en Michiel Huijge)
4. Kinderen van wijlen Lodewijck Thielman: Wouter en Marie (x Matheeus van den Berge) Thielmans
5. Kinderen van wijlen Margriete Thielmans bij wijlen Jan Verbesselt: Bartolomeeus en Katherijne Verbesselt
6. Kinderen en kleinkinderen van wijlen Martijne Thielmans bij Joos Vits: Jan en Laurijne (x Willem van Nijversele) Vits en de kinderen van wijlen Merten Vits (Janneken (of Jan?) en Margriete Vits)
7. Kind en kleinkind van wijlen Elizabeth Thielmans bij wijlen Joos van den Moere: Peeter van den Moere en Elizabeth van Limbosch (x Willem van Gouberge), dochter van wijlen Willem van Limbosch en wijlen Dimpne van den Moere),
Eustatius Masouwen, als "tochteneere", en de kinderen die hij heeft van wijlen Heijlwijge Vits, die een zus was van voornoemde wijlen Joos Vits (in de akte in het schepenregister worden achtereenvolgens genoemd: Merten, Gielijs, Jan, .... (hap uit papier!), Margriete (x Olivier van den Driessche), Machtilt en Dimpne Masouwen; ik vermoed dat na "Jan" "Joos" heeft gestaan), aan Joos van den Moere, zoon van wijlen Jan, en diens vrouw Laurijne Thielmans:
a. 3 Dagwanden land in de parochie van Meise op het veld in de volksmond geheten "den Scriecoutere", gelegen tussen: 1. (de goederen van) Henrick van der Plast, 2. Clara van Middelborch, en 3. de erven Jacop van Meldert
b. Een blok van 7 dagwanden, ook op "den Scriecoutere", tussen: 1. de Molenbergstraat, 2. Henrick van den Bossche, en 3. 's herenstraat, lopende van Wolvertem naar Neerhem
c. 5 Dagwanden in Meise op het veld geheten de Molenberg ("den Moelenberch"), tussen: 1. 's herenstraat, lopende van Wolvertem naar Rode, 2. Andries van der Straten, en 3. de voornoemde erven Jacop van Meldert
d. 5 Dagwanden te Meise op het veld in de volksmond geheten de Boomgaardkouter ("den Bogaerde Coutere"), tussen: 1. de heren van Merrode, 2. Marie Smeets, 3. de goederen van de kerk van Wolvertem, en 4. Roelant van der Heijden
Op bovenstaande stukken land rust een jaarlijkse cijns van 3 mud en veertien veertelkens rogge aan de Prins van Oranje als heer van de grond.

N.B. Het komt mij vreemd voor dat de kinderen van Eustatius Masouwen en wijlen Heijlwijge Vits mede-eigenaars zijn van de verkochte stukken land, aangezien Heijlwijge geen nakomeling lijkt te zijn van Henrick Thielmans, tenzij "kinderen wijlen Joos Vits dair moeder aff was wijlen Margrieten Thielmans", zoals het in de tekst staat, zo geïnterpreteerd moet worden dat Joos niet de man van wijlen Margriete Thielmans is, doch de zoon, in welk geval Heijlwijge Vits ook dochter zou zijn van Margriete Thielmans en dus kleindochter van wijlen Henrick Thielman...

(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5700 (Meise), folio 129). Ook wel: Fits. Dochter van ? VITS.
Uit dit huwelijk:
   1.  Sieur Judocus (Joos) MESOUS (zie IIIa).
   2.  Digna (Digne, Dimpne). Overleden na 28-09-1605. Ook wel: Mesaux.

Op 03-12-1556 belooft Willem van der Elst, zoon van Geert van der Elst en Joozijne Polspoel, voor schepenen van Meise aan Merten Masouwen namens en ten behoeve van Digne Masouwen, dochter van Eustatius Masouwen, een erfelijke rente van twee karolusguldens per jaar (kwijtbaar tegen de penning 16) te zullen betalen, vanaf 1557 telkens verschijnende op Allerheiligen, bezet op de hofstede van zijn ouders (die daarmee instemmen) te Eversem in de parochie van Meise (belendingen: 1. de goederen van Jan Verbesselt, 2. de goederen van de erven Zeger Lauwers, 3. 's herenstraat, en 4. de goederen van de kerk van Meise). De hofstede is verder belast met een cijns van 7 stuivers 9 mijten per jaar aan Mevrouw van Bouchout als vrouw van de grond. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5702 (Meise), folio 17v).
   3.  Merten (zie IIIb).
   4.  Gielis. Overleden na 24-03-1597. Ook wel: Mesaux.
   5.  Jan (zie IIIc).
   6.  Margriete (zie IIId).
   7.  Machtilt. Overleden na 01-12-1545. Ze was op 01-12-1545 nog ongehuwd.

 
IIIa    Sieur Judocus (Joos) MESOUS, erflaat van de abdij van Groot-Bijgaarden (1580-1605), erflaat van Jonkheer Jan van Bourgoingnen, heer van Fontis, van diens laathof en heerlijke bedrijf te Beigem en daaromtrent (1586), schepen van de bank van Wolvertem (1595, 1597 en 1598) en gezworene van het laathof van Impde (1610), overleden ±1613. Overleden tussen 15-03-1610 en 13-01-1616. Ook wel: Meseaus, Mesious, Meshauts, Mesouws en Messouws. Hij tekende zelf met "Joos Mesous" (zijn handtekening staat onder een transportbrief van 06-08-1591, opgesteld in het "Schaillienhuis" te Wolvertem. Hij treedt daarin op als erflaat van de abdij van Groot-Bijgaarden ten tijde van het oorspronkelijke transport op 11-03-1587. Bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 8748 (Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, te registreren akten 1570-1625)).

Denkelijk identiek aan Joos van Mesouwen, zoon van wijlen Eustache, uit Wolvertem, die op 25-09-1571 meisenier van Grimbergen wordt (dat wil zeggen: op die datum passeert zijn meiseniersbrief voor de schepenbank van Grimbergen). Stavers zijn Henrick Bessems en Adam Mespelterren. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3475/3)

Op 13-10-1573 transporteert, voor schepenen van Meise, Eustaes Messouws, zoon van wijlen Mertten, aan Joos Messouws, zoon van Eustaes, een hofstede te Sint-Brixius-Rode in de parochie van Meise. Belendingen: 1. de goederen van de erven Peeter Parijs, 2. en 3. de goederen van (Jonkheer) Hermes van Wingene, en 4. 's herenstraat (heer van de grond is Jonkheer Jan van der Ee). Op 17-08-1575 draagt Joos Messouws, zoon van wijlen Eustaes, dezelfde hofstede over aan de echtelieden Peeter van der Huerst en Anne Verbesselt, die ondertussen belenders in plaats van de erven Peeter Parijs zijn geworden. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5795/1 ("fragment van een register van contracten betreffende Meise, Strombeek-Bever, Wemmel, etc., 1571-1578"), folio 7 en 31v)

Denkelijk identiek aan Joos Messauws, die naast Henrick Thielman genoemd wordt als staver in de meiseniersbrief van Magdalena Thielmans uit Meise d.d. 16-12-1573. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3475/3)

Op 16-10-1609 verkrijgt hij (als "Joos Messouws zoene wijlen Eustacx") voor het laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden in Wolvertem van Jan de Brueckere, zoon van wijlen Jan de Brueckere en wijlen Elisabeth Kieckens:
1. Een "eussel" of weide, groot omtrent 1½ dagwand, gelegen in de parochie van Wolvertem. Belendingen: a. de Windmolenkouter, b. goederen van Jan de Bouck, die hij gekocht heeft van Laureijs de Brueckere, c. de Veldstraat, d. goederen van Joos Messouws zelf. Er rust een jaarlijkse cijns op van 2 penningen Leuvens aan de abdij van Groot-Bijgaarden. Op deze weide en op andere goederen in Wolvertem hief Joos een erfelijke rente van 30 stuivers, die met deze koop komt te vervallen
2. Een rente van 20 stuivers per jaar, bezet op een ijdele hofstede in Wolvertem. Belendingen: a. de Dijkstraat, b. een zeker blok, "stuikende" tegen de Windmolenkouter, c. de hofstede van Jan de Hertoge, en d. de goederen van Jan van Hemelrijck. Jan de Brueckere heeft deze rente verkregen bij de boedelscheiding van (denkelijk) zijn ouders. De lasten die erop rusten zijn 5 penningen Leuvens, 3 kapoenen en 26 eieren per jaar aan de abdij van Groot-Bijgaarden en 3 zisters rogge aan de koster van de kerk van Wolvertem
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 8496 (Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem), folio 182 en 183v)

In een transportbrief van 15-03-1610 voor het laathof van Impde treedt hij (als "Joos Mesouws") op als één der gezworenen van dat laathof. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7749 (Wolvertem), folio 23), zoon van Eustatius (Eustache, Eustaes, Eustasie, Staes) MASOUWEN (zie IIa) en Heijlwijge VITS.
Gehuwd. Getrouwd vóór 20-05-1560. Partner is Maria (Marie) de BRUECKERE, geboren ±1535. Grove schatting. Overleden vóór 19-08-1593.

Haar erfgenamen - per staak:
1. Peeter Mesaus (in de betreffende schepenbrief wordt telkens "Meseaus" geschreven, maar dat heb ik niet gevolgd)
2. Eustaes Mesaus, beiden zoons van haar en Joos Mesaus
3. Barbara Mesaus, dochter van wijlen Jaecques, ook zoon van Marie en Joos Mesaus, getrouwd met Gielis de Pauw, mede namens de (niet met name genoemde) minderjarige kinderen van wijlen Jaecques Mesaus -
dragen op 04-05-1621 als mede-erfgenamen (naast de nakomelingen van Marie's broers Jan en Henrick de Breuckere) van haar broer Jacob de Breuckere een kwart van 3 dagwanden 25 roeden land op de plaats genaamd "op d'Licht" en een derde van de helft van een bunder beemd in het Nerenbroek, beide liggende binnen de jurisdictie van Vilvoorde, wettelijk over aan Niclaes Vuije en diens vrouw Elizabeth Cretsaerts (of. Cretsaert). Zie verder de opmerkingen bij Jacob de Breuckere.
(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7337 (Vilvoorde), folio 89v). Ook wel: De Breuckere. Dochter van Jan de BRUECKERE en N.N. Hun kinderen Eustace, Peeter en Geertruijdt (uit Vilvoorde) werden op 21-06-1605 "meisenier" van Grimbergen. Getuigen waren hun vader "Sieur Joos", Geert de Bouck d'oude en Joos van den Driessche. Op dezelfde dag werd ook Eustace Mesaus uit Brussel, zoon van Eustace en Johanna Oost, meisenier. Voor hem getuigden Eustace Mesaux, zoon van Joos en de eerder genoemde Joos van den Driessche. Vermoedelijk is Eustace Mesaus, man van Johanna Oost, een broer van Joos. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3485, blz. 1-83)

Op 13-01-1616 passeert voor de schepenbank van Wolvertem de scheidingsbrief betreffende de verdeling van hun nalatenschap. De verdeling is als volgt:

Hun zoon Peeter Mesious (zo wordt de achternaam in de brief steeds gespeld) krijgt:
1. Een hofstede, groot omtrent een half bunder, gelegen aan de Grote Dries ("Grooten Driesch") in de parochie van Wolvertem. Peeter heeft deze hofstede nog tijdens het leven van zijn vader behuisd en betimmerd. De hofstede is belast met een jaarlijkse cijns van twee kapoenen aan het godshuis (abdij) van Groot-Bijgaarden
2. Een weide van 1½ dagwand, ook in de parochie van Wolvertem gelegen, tussen de Windmolenkouter en de Veldstraat. Belast met een jaarlijkse cijns van twee penningen Leuvens aan het godshuis van (Groot-)Bijgaarden
3. Een derde van een stuk, wezende deels weide en deels bos, ook in Wolvertem gelegen, tussen de Cokaers aldaar en de goederen van Jan Matens, en palende achter aan de goederen van het godshuis van Dielegem
4. Een erfelijke rente van 20 stuivers per jaar (kwijtbaar tegen de penning 16), bezet op een hofstede aan de Dijkstraat in Wolvertem, toebehorende aan de erven Laureijs de Brueckere
5. Nog een erfelijke rente van 20 stuivers per jaar (kwijtbaar tegen de penning 16), bezet op een half dagwand land op de Windmolenkouter te Wolvertem, alsdan toebehorende aan Marie Verhuerst
6. Een stuk land van 1½ dagwand op de Ophemkouter (te Wolvertem). Belendingen: a. de goederen van Jan Berlijes en de kerk van Wolvertem, b. de goederen van Nicolaes van Vianen, c. het "Puthoff", en d. de goederen van Meester Jasper van Nieuwenhuijse. Belast met een jaarlijkse cijns van 12½ stuiver

Hun zoon Eustatius Mesious krijgt:
1. Een stuk land van 1½ dagwand op het Heijenbekeveld (in de parochie van Meise). Belendingen: a. (de goederen van) Jan Berlis, b. Machiel de Raijmaecker, c. de erven Doctor Hermes van Wingene, en d. het voetweggetje van Rode naar Impde. Belast met een jaarlijkse cijns van twee penningen Leuvens aan de Heer "audiencier" Verreijcken
2. Een stuk land van 75 roeden, gelegen op de Windmolenkouter te Wolvertem. Belendingen: a. Laureijs Kieckens, b. Sebastiaen Schappaert, c. de begijnen van Brussel, en d. Henrick van Wemmele. Belast met jaarlijks twee viertelkens rogge aan de Heilige Geest van Wolvertem
3. De helft van een erfelijke rente van f3 per jaar (kwijtbaar tegen de penning 16), bepand op een weide aan "het Root Valveken" onder Meise, toebehorende aan de erven Cornelis Willams
4. Een stuk land van omtrent 55 roeden in de parochie van Wolvertem, in een blok of "meerderstuk", tegenover de woonstede van Benedictus van Bevere (vide infra) en ook palende aan de hofstede van Jan van Herbosch. Belast met . van een kapoen per jaar aan het godshuis van Grimbergen. Het resterende kwart moet gegeven worden door de erven Gheertruijt de Brueckere
5. De helft van 5 dagwanden land gelegen in de parochie van Meise op de Heide, wezende leengoed ressorterende onder het leenhof van Grimbergen
6. De helft van een weide van 3 dagwanden in de parochie van Wolvertem, gelegen tussen a. de Windmolenkouter aldaar, b. (de goederen van) de erven Jacques Mesious (vide infra), c. Peeter Mesious, en d. de erven Gielis Mertens. Belast met een jaarlijkse cijns van 9½ stuiver en 1½ kapoen aan het godshuis van Grimbergen
7. Een erfelijke rente van f2 (kwijtbaar tegen de penning 16), bezet op een hofstede van Mattheus de Cock, gelegen te Eversem in de parochie van Meise

Benedictus van Bevere als beëdigd momboir van Beijcken Mesious (en de overige kinderen van wijlen Jacques Mesious, de derde zoon van Joos en Marie de Brueckere) krijgt:
1. Een stuk land van 1½ dagwand op het Heijenbekeveld (in de parochie van Meise, zo blijkt uit een transportbrief van 02-08-1617, betreffende de verkoop van dit stuk land door Barbara Mesaus aan Benedictus van Bevere en diens vrouw Martijne Verhaghen). Belendingen: a. (de goederen van) Joos Vielincx, b. Peeter Huijghe, en c. het voetweggetje van Rode naar Impde. Belast met een jaarlijkse cijns van twee penningen Leuvens aan de heer van Impde
2. Een half dagwand land op de Windmolenkouter boven de Doelstraat te Wolvertem, tussen de goederen van Roelant Thielmans en die van Meester Jasper van Nieuwenhuijse
3. De helft van een erfelijke rente van f3 per jaar (kwijtbaar tegen de penning 16), waarvan Eustatius Mesious de wederhelft toekomt (vide supra), bezet op een weide aan "het Root Valveken" onder Meise, toebehorende aan de erven Cornelis Willa(e)ms
4. Een hofstede met een huis erop in de parochie van Wolvertem, tussen de Kattestraat en de Molenbeek ("Meulenbeke") beneden. Belast met jaarlijks twee penningen Leuvens aan het godshuis van Groot-Bijgaarden
5. De helft van een weide van 3 dagwanden, waarvan de wederhelft Eustatius Mesious toekomt (vide supra), in de parochie van Wolvertem, gelegen tussen a. de Windmolenkouter aldaar, b. de helft van Eustatius Mesious, c. Peeter Mesious, en d. de erven Gielis Mertens. Belast met een jaarlijkse cijns van 9½ stuiver en 1½ kapoen aan het godshuis van Grimbergen
6. Een erfelijke rente van f3 (kwijtbaar tegen de penning 16), bezet op een hofstede van Mattheus de Cock, gelegen te Eversem in de parochie van Meise

(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7750 (Wolvertem), folio 26).
Uit dit huwelijk:
   1.  Eustachius (Eustaes, Eustaus, Stacen) MESAUS (zie IVa).
   2.  Petrus (Peeter) MESAUS (zie IVb).
   3.  Jacobus (Jaecques) MESAUS (zie IVc).
   4.  Gertrudis (Geertruijdt) MESAUS. Overleden tussen 19-08-1593 en 23-02-1607, waarschijnlijk kinderloos.
Gehuwd vóór 1594. Getrouwd vóór 19-08-1593. Echtgenoot is Benedictus van BEVERE, koster van Rossem (1580) en daarna van Wolvertem (nog in 1610), schepen van Wolvertem (1617) en schepen van het laathof van Dielegem te Wolvertem (1626), geboren ±1564, overleden op 30-01-1632 te Wolvertem, België. Ook wel: Van Bever en Van Beveren.

Op 31-01-1606 krijgt hij voor schepenen van Grimbergen een meiseniersbrief. Hij woont dan te Wolvertem. Stavers zijn Jan de Roovere, zoon van Geert, en Merck Aelbrecht. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3485, blz. 1-83)

In een ongedateerd, doch 17de eeuws (in ieder geval van na 1632, hoewel de inventaris van het RA Beveren vermeldt dat het uit de 16de eeuw dateert), cijnsboek van het Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, worden de erfgenamen van Benedictus van Bever genoemd als belenders van een half bunder land, zijnde een afgescheiden deel van een heel bunder, van Joos de Smeth, dat hij deels door successie en deels door koop heeft verkregen, gelegen op de Lindenkouter binnen de parochie van Wolvertem. Belendingen: a. de goederen van het godshuis van Dielegem, b. de goederen van de erven Benedictus van Bever, c. de goederen van Joos Cruenens den Jonghen, en d. de goederen van Peeter en Gillis van Malderen. In de volgende inschrijving, betreffende een deel van de ander helft van het bunder, wordt Jan van Bever als belender genoemd. Kennelijk is hij de erfgenaam of één der erfgenamen van Benedictus (denkelijk diens zoon).
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, inv.nr. 8005/1), zoon van Marcus (Merck) van BEVERE en Margriete van der HEIJDEN. Ze lieten geen kinderen na.

 
IVa    Eustachius (Eustaes, Eustaus, Stacen) MESAUS, schoenmaker, rentmeester van de OLV-Kerk van Vilvoorde (1630-1643), proviseur van de Godshuizen der "Bruerkens ende Susterkens" te Vilvoorde (1628), proviseur van het Godshuis van de Zusterkens ten Goore in Vilvoorde (1639), schepen van Vilvoorde (1611-1613, 1614-1616, 1618-1619, 1621-1623, 1625-1627, 1628-1629, 1633-1636, 1639) en rentmeester van Vilvoorde (1616-1618, 1623-1625), geboren ±1570, overleden op 30-11-1644 te Vilvoorde, België. In zijn overlijdensakte staat dat hij rentmeester was. In de vroegste doopakten van zijn kinderen wordt zijn voornaam vaak, abusievelijk, met "Anastasius" weergegeven. Zelf tekende hij met "Eustaus Mesaus" (zie bijv. RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7336 (Vilvoorde), folio 173 (handtekening uit 1624 als rentmeester van Vilvoorde)).

Op 15-03-1608 verklaart de ongeveer 38 jaar oude schoenmaker "Eustaes Meseaux", samen met de bakkers Machiel Vuije (38), Huijbrecht de Costere (43), Jaspar van den Zande (56) en Peeter van Geestele (48) (Vuije en De Costere zijn tevens schepen van Vilvoorde), en de molenaars Guillam Zegers (45) en Henrick Verbesselt (30 jaar), voor schepenen en raad van Vilvoorde dat gedurende de tijd dat de artillerie van "hunne hoogheden" in de stad gelegerd was (van 20-11-1604 tot 31-05-1605 en van 16 of 17-12-1605 tot 14-01-1606) en daarna de Spaanse soldaten te voet van Don Pedro Sarmiento, maître du camp (van 14-01-1606 tot 14-03-1606), er zeer weinig brood is verkocht door de bakkers van Vilvoorde en ook de andere kleine neringen weinig omzet hebben gemaakt, omdat de soldaten doorgaans zoveel brood kregen aangeleverd dat zij de overschotten verkochten, onder andere in de winkels van Jaspar van den Zande en Eustaes Meseaux. Tevens woedde in die tijd de "haastige ziekte". (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7334 (Vilvoorde), folio 339v)

Op 27-07-1620 draagt hij (als "Eustatius Mesious, sone wijlen Joos, daer moeder aff was Marie Sbrueckers") voor respectievelijk het laathof van de heer van Wolvertem, Impde, Hamme etc. te Impde "en daaromtrent" en de schepenbank van Wolvertem (beide akten zijn na elkaar ingeschreven in het schepenregister van Wolvertem) aan de echtelieden Anthoenis de Vleminck en Cathelijne van Hemelrijck de volgende twee stukken land over, die hij van zijn ouders heeft gëerfd:
1. Een stuk land van ongeveer 1½ dagwand op het Heijenbekeveld in de parochie van Meise. Belendingen: a. (de goederen van) Jan Berlijes, b. Machiel de Raijemaeckere, c. Juffrouw Anna van Wingene, en d. het voetweggetje van Impde naar Sint-Brixius-Rode. Belast met een jaarlijkse cijns van twee penningen Leuvens aan de Heer "audiencier" als heer van de grond (op dat moment is dat Loijs Verreijcken, Ridder)
2. Een stuk land van omtrent 75 roeden, gelegen op de Windmolenkouter te Wolvertem. Belendingen: a. de erven Jan de Maerschalck, b. Laureijs Kieckens, c. Jan Vits, en d. de "firmerije" van het begijnhof binnen Brussel. Belast met jaarlijks twee viertelkens rogge aan de huisarmen van Wolvertem
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7750 (Wolvertem), folio 241 en 242v)

Op 01-12-1627 en 15-01-1628 compareert hij voor schepenen van Vilvoorde met procuratie (gepasseerd op 27-11-1627 voor notaris Jan de Muntere te Brussel) van Jonkheer Jan van der Beken, pasteel (ik weet niet wat dat is), heer van Oplinter, Lindenput en Wiltzele. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7340 (Vilvoorde), folio 49v en 66v)

Uit een schepenbrief d.d. 23-01-1627, betreffende de nalatenschap van Anthonis de Helt, blijkt hij de vorige eigenaar te zijn geweest van het door laatstgenoemde nagelaten huis "het Roockgat" te Vilvoorde. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7339, folio 95v)

Hij is op 10-05-1628 aanwezig als schepen, raad of rentmeester van Vilvoorde (uit de akte wordt niet duidelijk wie wat is) op het stadhuis van Vilvoorde ten rechtsdage, als zij (de leden van het college en de secretaris) worden beledigd door de meier van Vilvoorde, Jonkheer Philips van Dongelberge. De meier suggereert dat rentmeester Van Candriessche buiten zijn boekje is gegaan door via de ontvanger van de stadsaccijnzen (Gielis van Lint) ene Charel Bote(?) te hebben doen betalen voor iets (mij niet duidelijk wat). Van Candriessche verklaart dat hij zijn confrère Goossens erover heeft geïnformeerd (en er dus niets aan de hand is). Hierop zegt de meier tegen Van Candriessche: "Ghij spe(e)lt de botterick gelijck alle dandere", en vervolgens tegen het hele college en de secretaris: "ghij doet als traiters" en "ghij snijdt eenen man al levende de kele aff". Vervolgens verlaat de meier de vergadering verklarende alleen nog op stadsdagen in het college te willen verschijnen. De leden van het college laten de beledigingen vastleggen door notaris Hendrick Marchant om schadevergoeding ("reparatie") van de meier te kunnen eisen. Eustachius tekent met "Eustaus Mesaus". (bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3802 (notaris Hendrick Marchant te Vilvoorde), akte d.d. 10-05-1628)

Op 03-07-1630 wordt hij door meier, schepenen en raad van Vilvoorde, na een positief advies van de pastoor en de kerkmeesters van Vilvoorde, aangesteld als rentmeester van de parochiekerk van Vilvoorde in plaats van Huijbrecht de Costere die ontslag heeft genomen. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7341 (Vilvoorde), folio 160)

Op 09-03-1633 wordt hij officieel schepen van Vilvoorde in plaats van de overleden Peeter van den Zande. Naast hem waren kandidaat: Henrick van Gestele en Jaspar de Helt. De koninklijke aanstellingsbrief is van 26-02-1633. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7343 (Vilvoorde), folio 43)

Op 01-12-1637 compareert hij voor schepenen van Vilvoorde als procuratie (gepasseerd op 30-11-1637 voor notaris Carel van Bevere te Brussel) hebbende van Sieur Francisco Tasso, commissaris-generaal van de artillerie etc., in verband met de koop door de laatste van 4 huizen op de "Grote Meer" te Vilvoorde, op één waarvan in gouden letters staat "In Domino confido, Et soli deo gloria", gelegen tussen de huizen van Huijbrecht de Cree en ene ... Fransmans (of het huis van een Fransman?) met achter de Koestraat, van Sieur Francisco Vermego x Juffrouw Johanna van den Kerckhove (van wie Eustaes indirect ook procuratie heeft). (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7345 (Vilvoorde), folio 181 en 186)

Op 15-03-1638 bracht hij als rentmeester de kerkrekening van de parchochiekerk van Onze Lieve Vrouwe binnen Vilvoorde over voor de periode Sint-Jansmis 1635 tot Sint-Jansmis 1636 en op 05-10-1643 die voor de periode Sint-Jansmis 1641 tot Sint-Jansmis 1642. (bron: GOA Vilvoorde (tijdelijk ondergebracht in RA Beveren), inv.nrs. 520 en 521)

Op 12-05-1639 compareert hij voor schepenen van Vilvoorde namens Jan, Peeter en Jenne Vermosen, kinderen van wijlen Jan Vermosen en wijlen Marie Polspoel in verband met een erfelijke rente die ze aan de Tafel van de Heilige Geest overdragen. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7346 (Vilvoorde), folio 63v)

Als proviseur (met Geeraert Mommaerts) van het Godshuis van de Zusterkens ten Goore in Vilvoorde belooft hj (met Mommaerts en Guilliamme de Smeth als rentmeester van het godshuis) op 09-12-1639 voor schepenen van Vilvoorde een erfelijke rente van f18:15 per jaar te zullen betalen aan de zussen Marie en Elisabeth de Leenheere, beiden begijnen op het Begijnhof te Vilvoorde, bezet op het huis waarin de zusterkens van het godshuis wonen in de Lange Molenstraat, tussen het huis van Meester Jooris Riesch aan de ene zijde en het huis dat vroeger toebehoorde aan wijlen Joos Ursselincx en nu van de stad is ter andere zijde. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7346 (Vilvoorde), folio 122)

In een Vilvoordse schepenbrief van 31-01-1642 wordt hij genoemd als belender van een boomgaard in de "Achtersteen" van Adam Michiels (gezworen landmeter) en diens vrouw Juffrouw Marije Paeps. De overige belenders zijn: Hans de Lathouwer en voornoemde Adam Michiels en zijn vrouw met hun huis aan de Mosselpoortstraat. De boomgaard grenst achter aan de leibeek die naar de Zenne loopt. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7347 (Vilvoorde), folio 146)

In een huurcontract van 09-07-1643, gepasseerd voor notaris Hendrick Marchant te Vilvoorde, tussen Jan (Hans) de Decker als oom en momboir van de kinderen van wijlen Gielis de Wael, geassisteerd door Hendrick de Wael (de oudste zoon van Gielis), als verhuurder aan de ene kant en Merten Lambert, burger van Vilvoorde, als huurder aan de andere kant, worden "de goederen" van Eustaes Meseaus genoemd als belendingen aan de ene zijde van het voor een periode van zes jaar verhuurde huis bij de Mosselbrug in de Mosselpoortstraat van Vilvoorde. Aan de andere zijde bevinden zich "de goederen" (het huis) van Guilliam de Lathouwer. (bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3802 (notaris Hendrick Marchant te Vilvoorde), akte d.d. 09-07-1643)

In een notariële akte d.d. 21-02-1646, gepasseerd voor notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde, wordt de verkoop vastgelegd van het in de vorige alinea (betreffende de akte d.d. 09-07-1643) genoemde huisje van de kinderen van wijlen Gillis (Gielis) de Wael in de Mosselpoortstraat te Vilvoorde door Hendrick de Wael (de ouste zoon van Gillis) en Sieur Carel van Candriessche als wettige momboir van de minderjarige kinderen van Gillis aan Guilliame Vertangen. Als belendingen van het huis worden genoemd:
1. De goederen van de erfgenamen van wijlen Eustatius Messeaus
2. De goederen van Adam Michiels
3. De goederen van de erfgenamen van wijlen Guilliame de Lathouwer
4. De Mosselpoortstraat
(bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3811 (notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde), jaar 1646, akte 12)

In een Vilvoordse schepenbrief van 28-11-1647 worden zijn erfgenamen genoemd als belenders van het huis genaamd "Mechelen" in de Mosselpoortstraat te Vilvoorde. Eigenares van "Mechelen" is Maeijken Wolffs, weduwe van Jooris van der Stricht (van wie zij een zoon, Charle van der Stricht, heeft). "Mechelen" paalt aan de andere zijden aan de goederen van Adriaen van Lier. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7350 (Vilvoorde), folio 288v), zoon van Sieur Judocus (Joos) MESOUS (zie IIIa) en Maria (Marie) de BRUECKERE.
Gehuwd met Margareta (Margriete, Margariet) TERWAERTS, overleden op 15-11-1643 te Vilvoorde, België. Filiatie niet zeker.

Ook wel "Terwaers", "Terwaert", "Terrewaer(t)(s)", "Terwewaerts", etc.

Volgens een Vilvoordse schepenbrief d.d. 10-05-1617 is ze één der erfgenamen van Mertten van Oudenhoven, oud-schepen van Erps. Andere erfgenamen zijn de broers Mertten en Abraham Mommaert(s) "met consorten" (ook Margriete, of liever haar man Eustaes Mesaus, die haar vertegenwoordigt, heeft haar consorten: vermoedelijk representeren zij ieder een staak, d.w.z. Margriete één en de broers Mommaerts samen ook één). Uit de brief komt naar voren dat Mertten Mommaert en Eustaes Mesaus diverse stukken land in Zaventem, Erps en Kwerps, kennelijk komende uit de nalatenschap van Gheert (Gheerden) Mommaert en Catharina Rutgeerts, te goeder trouw hebben "aanvaard, gepossideerd en gebruikt", doordat de rechthebbenden er door de troubelen geen beschikking over konden hebben. Die rechthebbenden blijken de nu naar Vilvoorde gekomen Baudewijn Martensz. (Merttens) en zijn vrouw Catharina Anthonis Fagie (dochter van wijlen Anthonis Fagie, die een zoon was van wijlen Catharina Mommaerts, die een erfgenaam was van voornoemde Geert Mommaert en Catharina Rutgeerts; volgens een andere schepenbrief (d.d. 01-06-1611) zou de achternaam "Farge" zijn), uit Veere, alsmede Catharina's neefje Job Florissen, zoon van haar overleden zus Margareta Anthonis Fagie.

Partijen komen overeen dat de erven Gheert Mommaert aan voornoemde Mertten Mommaert en Eustaes Mesaus alle landen cederen en transporteren en daarvoor f1.000 zullen ontvangen. Verkopers benoemen Henrick van Ophum, Joos Piermans, Joos van Varenbergh en Jan van den Beken om namens hen naar de schepenbanken van Zaventem, Erps en Kwerps te gaan om daar voor de wettelijke transporten te zorgen etc. Tevens stelt ene Aert van Halle, pachter "wonende tot Berghe" zich borg voor de verkopers, in het geval er later iemand aanspraken zou mogen doen op de verkochte landen.

(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7336 (Vilvoorde), folio 161)

Op 01-04-1620 doet de schepenbank van Zaventem, Sterrebeek en Nossegem vonnis in de zaak die Mertten Mommaerts namens Kapitein Baudewijn Merttens (in een andere akte: "Martenssen") als man van Catherina Faige (in een andere akte: "Fasie") en namens Job Floris, zoon van Margriete Faige, aangespannen heeft tegen ene Henrick Scheers alias De Vos omtrent een bunder land in de parochie van Sterrebeek dat volgens de aanklagers op hen is gesuccedeerd door de dood van Anthonis Fagie (die een zoon zou zijn van Catherina Mommaerts, wat zou blijken uit een scheidingsbrief van 04-02-1518 (sic!)) in Veere in Zeeland, waarheen hij (met zijn vrouw Anna van Lier) tijdens de troubelen in Brussel uitgeweken was. Ten tijde van zijn overlijden waren zijn dochters die hij met Anna van Liere had (volgens de brief heetten de dochters Anna en Catherina Faige, maar "Anna" zal wel "Margriete" moeten zijn) nog jonge wezen. Hoe het ook zij, de aanklagers zijn van mening dat Henrick Scheers zich het bunder land wederrechtelijk heeft toegeëigend en eisen dat hij het afstaat en tevens de vruchten die hij er van heeft genoten afdraagt, etc. Henrick zelf beweert dat hij het land in huur heeft van ene Guillamme van den Berghe. Niettemin wordt hij veroordeeld tot het afstaan van het land en het afdragen van de vruchten vanaf het moment dat de rechtszaak is ingesteld. Op 14-09-1620 verkrijgt voornoemde Mertten Mommaerts (voor een zekere som geld) het voornoemde bunder land en nog meer land in Sterrebeek van de erven Antheunis Fasie (zoals de naam in deze transportbrief wordt gespeld), die op 14-07-1620 voor burgemeester, schepenen en raad van Veere in Zeeland procuratie hebben verleend aan Henrick van Ophem om voor de wettelijke passering zorg te dragen. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 6749 (Zaventem), folio 291 en 363v), dochter van Pauwels TERRUWAERTS. In het doodboek van Vilvoorde (zoals verfilmd door de Mormonen) bevindt zich een lijst van parochianen van Vilvoorde per gezin, opgesteld door pastoor Henricus Marchant in 1634. Hun gezin bestaat, naast hen beiden, uit dochter Maria (28 jaar, hoewel ze eigenlijk 30 is), Daniel Spoelberghe (11 jaar, dienstbode) en hun kleinkinderen Eustachius (13 jaar) en Agnes (10 jaar). Laatsgenoemden zijn kinderen van hun (kennelijk overleden) zoon Petrus Mesaus. (bron: doodboek parochie Vilvoorde, folio 78)

Op 26-02-1597 (datum van de transportakte voor schepenen van Vilvoorde) kopen zij van Nicolaes de Smeth, zoon van wijlen Gielis de Smeth en Geertruijt Claes Jans, een huis en hofstad, dan (al) geheten "Antwerpen", met een boomgaard erachter, gelegen te Vilvoorde in de straat die naar de Mosselpoort gaat (dit is de tegenwoordige Vlaanderenstraat), naast de goederen (huis) van Pieter Marchant over de erven Joost Spruijt en Jaspar de Smeth aan de ene zijde, de leibeek aan de andere zijde en aan de achterkant en de straat aan de voorkant. Op dit huis rusten een aantal lasten, te weten:
* 6 Penningen Leuvens cijns en een kapoen jaarlijks aan de hertog van Brabant
* 1 Cijnsgulden aan de Tafel van de Heilige Geest te Vilvoorde (losbaar tegen de penning 18)
* 5 Rinsguldens (volgens een schepenbrief van 20-10-1601, waarin de rente wordt overgedragen aan Anthoenis de Raeijmaecker, gaat het om een rente van 5 karolusguldens) per jaar aan de erven Franchois de Gruijtere (losbaar tegen de penning 16)
* 3 Rinsguldens per jaar aan Elisabeth Verbruggen (losbaar tegen de penning 16)
* 3 Rinsguldens per jaar aan de erven Jan Huijsmans (losbaar tegen de penning 16)
Het huis is verder nog verbonden aan een borgtocht die Nicolaes de Smeth heeft gesteld voor zijn schoonvader Wouter Verbesselt als pachter van twee molens in Vilvoorde.
Daarnaast moeten de kopers (Eustaes en Margriete) (boven de niet genoemde koopsom) aan de verkoper (Nicolaes de Smeth) een losbare (tegen de penning 16) rente van f12:14 per jaar betalen. Een deel daarvan (f6) wordt door Nicolaes de Smet(h) op 21-02-1601 overgedragen aan Dismas Quisthout en diens vrouw Catharina van Candriesch. Dit deel van de rente blijkt op 30-01-1613 te zijn afgelost, volgens de verklaring van Quisthout. De resterende f6:14 blijkt in handen te zijn gevallen van Lucas van Langhenhoven, zoon van Gielis, die op 15-05-1614 verklaart de kapitale som van Eustaes ontvangen te hebben. Op 11-03-1625 zijn de belendingen van "Antwerpen" (waar zij in wonen): Kerstiaen de Leenere aan de ene zijde, Peeter Marchant aan de andere en aan de achterkant een leibeek.
(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7331 (Vilvoorde), folio 331v, inv.nr. 7332, folio 250v en 301v en inv.nr. 7338, folio 29v)

Op 01-06-1611 verkrijgen zij van Appolonia van Oudenhoven, vrouw van Hendrick van den Horicke, wonende te Keerbergen (met procuratie d.d. 21-05-1611, gepasseerd voor notaris Adolff van den Venne), alle rechten e.d. in alzulke gronden van erven, beemden, renten of anderszins, die Appolonia en haar man zijn toegekomen door het overlijden van Anthoen Farge en diens vrouw (Anna van Lier, zoals blijkt uit een schepenbrief van de bank van Zaventem d.d. 01-04-1620; zie opmerkingen bij Margriete Terwaerts), zoals deze gelegen zijn in Brabant, en in het bijzonder 3 bunders land te Erps of daaromtrent en 6 bunders in de omgeving van de parochie van Zaventem. Eustaes en zijn vrouw hebben deze landen (of rechten daarin) gekocht voor een zekere som geld, met dien verstande dat indien zij niet (volledig) van die landen kunnen profiteren, ze niets hoeven betalen. Tevens belooft de verkoopster om hen wettelijk te goeden en te erven voor "heren en hoven" alwaar zulks behoort. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7335 (Vilvoorde), folio 138v)

Op 18-03-1620 (datum van de transportbrief) verkrijgen zij van de erfgenamen van Niclaes de Helt (zijnde de kinderen en kleinkinderen van diens overleden kinderen Anthoen, Janneken, Maijken, Barbara en Catharina de Helt) een "heerdtstadt" met huis (later blijken hier twee huizen te staan), grond, hof, etc. in Vilvoorde, in de straat gaande van de Vlaamsepoort naar de Mechelsepoort (dit is de "Mosselpoortstraat", de huidige Vlaanderenstraat). Belendingen: de goederen (het huis) die eertijds van de erven Michiel Gheestels waren en nu van Jan Diricx zijn aan één zijde, de goederen die eertijds van Peeter Schoermans waren en nu van Dierick van der Plast zijn aan de andere zijde, en aan de achterkant de goederen, die eerst van Willem de Ronde waren, daarna van Jan van Cutsem en nu van Jacob de Cortte zijn. Eustaes en Margriete hebben deze "heerdtstadt" in het openbaar gekocht op 30-04-1618. Er rusten de volgende jaarlijkse lasten op:
* 3 Schellingen 3 penningen Leuvens en anderhalve kapoen per jaar aan de hertogen van Brabant
* 4 cijnsguldens aan de parochiaan en kapelaans binnen Vilvoorde
* 6 Penningen Leuvens aan "andere personen"
* 3 Rinsguldens erfelijk aan het Godshuis van de Karmelietessen binnen Vilvoorde
(N.B. Uit de schepenbrief van 26-11-1639, zie verderop, blijkt er ook een rente van f12:10 per jaar ten behoeve van het OLV-Gasthuis van Vilvoorde op deze haardstede te rusten. Deze rente droegen zij op 16-12-1620 op aan het Gasthuis. Op schriftelijk verzoek van zuster Elsabeth Addiers d.d. 03-12-1653 werd de rentebrief op 04-12-1653 gecasseerd.)
(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7336 (Vilvoorde), folio 57v, en inv.nr. 7337, folio 62)

Op 17-08-1620 (datum van de transportbrief) verkrijgen zij van het echtpaar Jan Verlinden en Margriete Nonecom een huis met grond, hof, etc. in Vilvoorde, in de straat gaande van de Vlaamsepoort naar de Mechelsepoort (dit is de "Mosselpoortstraat", de huidige Vlaanderenstraat). De verkopers hadden het huis verkregen op 04-07-1614 (datum van de transportakte). Belendingen: de goederen van de kopers zelf (zie vorige alinea) aan één zijde en aan de achterkant, de goederen van Jan Diericx aan de andere zijde en de voornoemde straat aan de voorkant. Hiervoor zullen zij de verkopers een jaarlijkse rente van f12:10 betalen, losbaar tegen de penning 16 (in de marge is op 09-08-1656 aangetekend dat Juffrouw Susanna van Vos(sem?), weduwe van wijlen Huijbrecht van der Meulen, wie de rente ten deel is gevallen op 17-09-1653 in de verloting van de nalatenschap van wijlen Barbara van der Stricht (van wie zij één der erfgenamen was), bekend heeft het kapitaal van de rente te hebben ontvangen. Op 26-04-1629 had Margriet Nonecom, inmiddels hertrouwd met Peeter van Ham, deze rente overgedragen aan Barbara van der Stricht, weduwe van Niclaes van der Meulen). Verdere jaarlijkse lasten op het huis zijn:
* 20 stuivers per jaar (losbaar tegen de penning 18) aan Sieur Jan Gheerts
* 20 stuivers per jaar (losbaar tegen de penning 16) aan Willemijne Peeters
(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7337 (Vilvoorde), folio 42, en inv.nr. 7340, folio 227v)

Op 26-11-1639 verkrijgt Egidius Bonte ten proffijte van de kinderen van wijlen Michiel van Candriessche een erfelijke rente van f12:10 per jaar (losbaar tegen de penning 16) van het echtpaar Eustaes Meseaus (Mesaus) en Margriete Terwaerts, bezet op een haardstede met twee huizen erop van laatstgenoemden in de Mosselpoortstraat (de tegenwoordige Vlaanderenstraat) te Vilvoorde. (Belendingen: 1. goederen eertijds van de erven Michiel Geestels en nu van voornoemde Mesaus en Terwaerts, 2. goederen eertijds van wijlen Peeter Schoermans en nu van Dierick van der Plast, 3. (achter:) de leibeek en goederen die eertijds waren van Willem de Ronde, daarna van Jan van Cutsem en nu zijn van Bernaert Goossens). Op 11-11-1649 bekennen Michiels kinderen Jan, Catharina en Maeijken van Candries (volgens aantekening in de marge van het schepenregister), dat zij de hoofdsom (f212) hebben ontvangen uit handen van Marie Meseaus in presentie van Anthoen Vuije alias de Bonte en Jaques van Nijverzele. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7346 (Vilvoorde), folio 119v)

Op 18-12-1645 was hun staat van goed nog niet geliquideerd. Ze lieten 4 huizen na in de Mosselpoortstraat te Vilvoorde. Aan de ene kant het huis genaamd "Antwerpen", waar eind 1645/begin 1646 hun zoon Mattheeus Mesaus in woonde, en aan de overkant van de straat drie naast elkaar gelegen, twee verdiepingen hoge, arduinen huizen op erven die bijna even groot waren.

Het huis "Antwerpen" bestond uit een keuken, kamer, winkel en bakkeet. Belendingen (op 18-12-1645): ten noordwesten: de straat, ter rechterzijde: Pauwels Bertholomeus, ter linkerzijde (westwaarts): de erven Gillis de Waele. Achter: een leibeek tegen de goederen van Jan van der Meulen, de erven Guilliaeme Hoorenbeck, de erven Jan Schoenaert, Adam Michiels en de erven Jan de Latthouwer. De huurprijs bedroeg 50 gulden per jaar.

De drie huizen aan de overkant hadden als belendingen: westwaarts (sic): wijlen Dierick van den Plassche, ter rechterhand westwaarts: de erfgenamen van Jooris van den Stricht met een herberg genaamd "Mechelen", en achter: een (andere) leibeek met een muur erlangs waarop elk huis zijn aisement had. De huurprijs van elk dezer huizen was 28 gulden per jaar.

De vier huizen waren belast met de volgende jaarlijkse renten:
1. Een rente van f 12½ (gulden!) ten behoeve van het gasthuis (van Vilvoorde)
2. Een rente van f 12½ aan de kinderen van Michiel Candens (bedoeld zal zijn "Candries")
3. Een rente van f 12½ aan Beijken van der Meulen
4. Een rente van 10 schellingen groten aan Onze Lieve Vrouwe van Troost
5. Een rente van 10 schellingen groten aan de kinderen van Huijbrecht de Coster
6. Een rente van 20 stuivers aan Pieter Govaerts

Hun schoonzoon Andries Vospoel (getrouwd met Marie Mesaus) was belast met de inning van de pacht en moest desgevraagd te allen tijde een rekening ervan kunnen overleggen.

(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 801, folio 98v)

Op 09-11-1649 passeert voor schepenen van Vilvoorde de akte van verdeling van hun nagelaten huizen. Er zijn vier staken:
1. Hun zoon Heer Eustacius Mesaus (in de akte wordt de familienaam steeds "Meseaus" geschreven, maar dat volg ik niet; wel volg ik de spelling van de voornamen zoals in de akte vermeld), priester en pastoor van Boekhoute in Vlaanderen, die zich laat vertegenwoordigen door Meester Jooris Riesch (blijkt uit een akte van 23-07-1645 chirurgijn en schepen van Vilvoorde te zijn) op grond van een door hem getekend document d.d. 03-11-1649
2. Hun dochter Marie Mesaus, weduwe van Andries Vorspoel
3. Heer Eustacius Mesaus, priester en kapelaan van Evergem, en Agneete Mesaus, kinderen van wijlen hun zoon Peeter Mesaus
4. Anna Marchant, weduwe van hun zoon Matheus Mesaus, namens haar kinderen Gielis, Cathelijne, Eustace, Maijken en Petronella Mesaus, bijgestaan door Jan Marchant (mogelijk broer van Anna), in dezen geautoriseerd door wethouders van Vilvoorde als "overmomboiren"
5. Marie, Martijne, Jenneken en Margriete Mesaus kinderen van wijlen hun zoon Anthoen Mesaus, die worden vertegenwoordigd door hun voogd en momboir Gielis Mesaus, mede namens hun andere voogd Guilliame Vuijtenhole

De verdeling is als volgt:

Heer Eustacius Mesaus (de pastoor van Boekhoute) en Marie Mesaus, de weduwe van Andries Vorspoel (Vospoel) krijgen ieder de helft van het huis en de hofstede (met grond, hof, boomgaard en ander toebehoren) genaamd "Antwerpen", die hun ouders op 26-02-1597 (datum van de schepenbrief) hebben verkregen, staande in de straat die van de Vlaamsepoort naar de Mechelsepoort loopt (dit is de "Mosselpoortstraat", tegenwoordig "Vlaanderenstraat"). Belendingen: de goederen die eerst waren van wijlen Peeter Marchant, vervolgens van Gilis de Wael en "nu" toebehoren aan Guilliame Vertangen, aan de ene zijde, de leibeek aan de andere zijde en aan de achterkant, en de straat aan de voorkant. Belastingen die erop rusten zijn:
* 6 Penningen Leuvens cijns en een kapoen jaarlijks aan Zijne Majesteit als Hertog van Brabant
* 1 Cijnsgulden aan de Tafel van de Heilige Geest te Vilvoorde (losbaar tegen de penning 18)
* 3 Rinsguldens per jaar aan de erven Jan Huijsmans
De waarde van het huis en de hofstede is door (onder anderen) timmerlieden en metselaars getaxeerd op f1.200. Aangezien hetgeen hun is aanbedeeld minder waard is dan wat de overige erfgenaam krijgen, moet elk van hen van zowel de kinderen van Matheus Mesaus als die van Anthonius Mesaus f1:8 krijgen en van die van Peeter Mesaus f32:8

De kinderen van Peeter Mesaus krijgen een huis met grond, hof, etc., ook in de "Mosselpoortstraat". Belendingen: het huis dat de kinderen van Matheus Mesaus krijgen aan de ene zijkant en dat welk de kinderen van Anthoen Mesaus krijgen aan de andere en aan de achterkant de goederen, die eertijds van Jacob de Cortte waren. Jaarlijkse lasten:
* 3 Schellingen 3 penningen Leuvens en anderhalve kapoen per jaar aan Zijne Majesteit als Hertog van Brabant
* 4 Cijnsguldens aan de parochiaan en kapelaans van de hoofdkerk van Vilvoorde
* 6 Penningen Leuvens aan "andere personen"
* 3 Rinsguldens erfelijk aan het Godshuis van de Karmelietessen van Onze Lieve Vrouwe van Troost te Vilvoorde
Hun grootouders (de testateurs) hebben dit huis verkregen op 18-03-1620 (datum van de schepenbrief). De waarde is getaxeerd op f700. Deze staak moet vanwege de "overbedeling" f32:8 betalen aan zowel de eerste als de tweede staak (vide supra)

De kinderen van Matheus Mesaus krijgen een huis met grond, hof, etc., ook in de "Mosselpoortstraat". Belendingen: het voornoemde huis dat de kinderen van Peeter Mesaus krijgen aan de ene zijkant, de goederen, die eertijds van Jan Diericx waren en nu toebehoren aan de weduwe en erfgenamen van Jooris van der Stricht aan de andere zijkant, aan de achterkant ook goederen van de kinderen van Peeter Mesaus, en aan de voorkant de straat. Jaarlijkse lasten:
* 20 stuivers per jaar aan de erven Meester Jan Geerts
* 20 stuivers per jaar (losbaar tegen de penning 16) aan de erven Willemijne Peeters
* F12:10 (losbaar tegen de penning 16) aan de erfgenamen van Jan Verlinden en Margriete Nonecom
Hun grootouders (de testateurs) hebben dit huis verkregen op 17-08-1620 (datum van de schepenbrief). De waarde is getaxeerd op f638. Deze staak moet vanwege de "overbedeling" f1:8 betalen aan zowel de eerste als de tweede staak (vide supra)

De kinderen van Anthoen Mesaus krijgen een huis met grond, hof, etc., ook in de "Mosselpoortstraat". Belendingen: het huis dat de kinderen van Peeter Mesaus krijgen aan de ene zijkant, de goederen die van wijlen Dierick van den Plast waren en nu Jan Blom toebehoren aan de andere, en aan de achterkant de goederen, die eertijds van wijlen Jacob de Cortte waren. Jaarlijkse lasten:
* 3 Schellingen 3 penningen Leuvens en anderhalve kapoen per jaar aan Zijne Majesteit als Hertog van Brabant
* 4 Cijnsguldens aan de pastoor en kapelaans van de hoofdkerk van Vilvoorde
* 6 Penningen Leuvens aan "andere personen"
* 3 Rinsguldens erfelijk aan het Godshuis van de Karmelietessen van Onze Lieve Vrouwe van Troost te Vilvoorde
Hun grootouders (de testateurs) hebben dit huis verkregen op 18-03-1620 (datum van de schepenbrief). De waarde is getaxeerd op f638. Deze staak moet vanwege de "overbedeling" f1:8 betalen aan zowel de eerste als de tweede staak (vide supra)

(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7351 (Vilvoorde), folio 254)

Op 24-11-1620 dragen zij een erfrente van f25 per jaar, bezet op hun huis "Antwerpen" in Vilvoorde (vide supra), op aan Jonkheer Guillaume Longin (spelling volgens handtekening) en diens vrouw Juffrouw Magdalena van den Driessche. Op 06-09-1634 verklaart de jonker dat Eustaes de rente heeft afgelost en wordt de rentebrief gecasseerd. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7337 (Vilvoorde), folio 57v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Judocus, gedoopt (RK) op 02-08-1592 te Vilvoorde, België (getuige(n): Judocus Mesaus en Anna Mesaus). Waarschijnlijk jong overleden, doch in ieder geval vóór 09-11-1649.
   2.  Wilhelmus (Guillam), gedoopt (RK) op 31-07-1594 te Vilvoorde, België (getuige(n): Wilhelmus de Prell(?) en Anna van Oetes(??)wijck). De achternaam van de vader lijkt in de doopakte "Metois" of "Mesois" te zijn (als voornaam wordt "Anastasius" gegeven). Van de moeder wordt alleen de voornaam ("Margareta") gegeven. Zonder nageslacht overleden tussen 28-09-1605 en 09-11-1649. Op 28-09-1605 verkrijgt zijn grootvader Joos Mesaux (Mesous) een erfelijke rente van f3 per jaar (kwijtbaar tegen de penning 16) van het echtpaar Mattheeus de Cock en Margriete van der Elst, waarvan hij (Guillam) zijn leven lang het vruchtgebruik ("tocht ende bijleve") hebben zal. Na zijn dood zal de rente (of, indien de rente intussen is afgelost, de kapitale penningen) terugkeren naar "opa Joos" of diens wettelijke erfgenamen. De rente is bezet op een behuisde hofstede binnen de parochie Meise op de plaats geheten "Everchem" (hier wordt denkelijk het huidige gehucht Eversem mee bedoeld). Belendingen: 1. de goederen van Gillis Verbesselt, 2. de goederen van Mertten Jacobs, 3. 's herenstraat, en 4. de goederen van de kerk van Meise. Naast een cijns van 7 stuivers en 9 mijten per jaar aan de heer van Bouchout als heer van de grond is de hofstede belast met een erfelijke rente van f2 aan Digna Mesaux, dochter van Eustasie en zus van Guillams "opa Joos", volgens een constitutiebrief uit 1556. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5708 (Meise), folio 216).
   3.  Anthonius (Anthone, Anthoen) (zie Va).
   4.  Matheus (Mattheeus) (zie Vb).
   5.  Heer en Meester Eustachius, priester, pastoor van Boekhoute (1631-1649), gedoopt (RK) op 26-07-1601 te Vilvoorde, België (getuige(n): Guilielmus Keldermans en Maria van de Cautere), overleden op 27-12-1649 op 48-jarige leeftijd. In een notariële akte d.d. 13-02-1650, gepasseerd voor notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde, geven Juffrouw Maria Mesaus (spelling volgens handtekening), laatst weduwe van Andries Vospoel, Anna Marchant (handtekening: "Marsant"), weduwe van Matheus Messeaux (Messaus), en Juffrouw Agnes Mesaus (spelling volgens handtekening), dochter van Peeter, aan de eerwaarde heren Merten Mommaerts en Eustatius Messeaux, beiden priesters, procuratie om namens hen schulden, actiën en kredieten, etc., te innen en ontvangen, die hen (de dames) competeren uit het sterfhuis van Heer Eustatius Messeaux, wijlen pastoor van Boekhoute. (bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3811 (notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde), jaar 1650, akte 154). Hij was pastoor van Boekhoute van 16-05-1631 tot zijn dood op 27-12-1649. Tussen 1634 en 1637 zat hij gevangen in IJzendijke. Waarschijnlijk is hij de Eustaas Mesaus die in 1620 als student te Leuven werd ingeschreven (volgens het artikel "De Parochiegeestelijkheid in het Meetjesland tijdens het Oude Regiem" in "Appeltjes v/h Meetjesland", 1980, pagina 221 en verder, zou dat op zijn neef (oomzegger) slaan, maar dat lijkt me een vergissing). Hij was baccalaurus in de godsgeleerdheid (S.T.B.: scientiae theologicae baccalaurus). Hij was een oom van Eustaas Mesaus, die van 1648 tot 1660 onderpastoor was van Evergem en van 1660 tot zijn dood in 1667 pastoor van Ertvelde. (bron: Appeltjes v/h Meetjesland, jaargang 1980, pagina 230, 233)

Op 18-02-1625 krijgt hij van zijn ouders, om hem te stellen in de priesterlijke staat, een erfelijke rente van f75 per jaar, bezet op de drie nieuw gemetselde huizen in de Mosselpoortstraat (de tegenwoordige Vlaanderenstraat) te Vilvoorde, die elk een jaarlijkse huur van f35 opbrengen (zie over deze huizen verder de opmerkingen bij zijn ouders). Deze rente zal in mindering moeten worden gebracht op zijn kindsdeel bij de verdeling van zijn ouders' nalatenschap. Op 11-03-1625 stellen zijn ouders ter meerdere zekerheid ook hun andere huis in de Mosselpoortstraat, namelijk het huis "Antwerpen" waarin zij wonen, als onderpand. Tevens laten zij voor schepenen van Vilvoorde vastleggen dat de rente niet mag worden afgelost (tegen de penning 16), zolang hun zoon Meester Eustacius geen voldoende beneficie of positie ("capelrij") heeft. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7338 (Vilvoorde), folio 27 en 29v)

Op 12-09-1634 krijgt hij van zijn ouders een erfrente van 26 rinsguldens 11 stuivers en één oord per jaar, bezet op hun huis met boomgaard genaamd "Antwerpen" te Vilvoorde, in de straat gaande naar de Mechelsepoort (dit is de Mosselpoortstraat, tegenwoordig "Vlaanderenstraat" geheten). Zie over het huis "Antwerpen" verder de opmerkingen bij de ouders van Eustachius. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7344 (Vilvoorde), folio 10)

In het doopboek van Bassevelde staan in 1635 enige dopen door Eustachius Mesaus, pastoor van Boekhoute. Vermoedelijk was er even geen pastoor in Bassevelde. Het aantal doopinschrijvingen in Bassevelde is in 1635 dan ook zeer gering. Helaas zijn de doopboeken van Boekhoute van vóór 1660 niet voorhanden (denkelijk verloren gegaan).

Op 06-03-1647 koopt hij van Joos van Damme:
1. Een partij land van ongeveer 7 gemeten in Boekhoute, genaamd de Hooge Meetten(?). Belendingen: oost: de watergang van Bassevelde naar Boekhoute, zuid: de armen van Boekhoute, west: de erven Jan Cockuijt, en noord: Pieter van Rooten. Gebruikers zijn Cornelis Vereecken en Jooris Heijndricx
2. Een partij land 200 roeden, gebruikt door Joos van Damme zelf, in Bassevelde. Oost en noord: Vachen Isebaert, zuid: de erven Coorebijter, en west: Cristoffel Willems met twee stukjes
Prijs: £ 18:10:0 vlaams per gemet.
Het wettelijk transport voor schout en schepenen van Boekhoute passeert op 06-04-1647.
(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 889, folio 100v)

Op 30-09-1649 verliezen hij, Sieur Baudewijn de Buck, Jan Vereecken en diens vrouw Adriaenne van Damme (die daarvóór weduwe was van Pieter Rogiers en uit dien hoofde zijn zij partij) en Joos de Barbantere (als getrouwd hebbende de weduwe van Anthone Mesaus) voor de vierschaar van het ambacht Boekhoute de zaak die Cornelis Casier tegen hen had aangespannen om volledige betaling te krijgen voor een (niet gespecificeerd) stuk land. Tevens worden de verliezers veroordeeld in de proceskosten.
(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 1012 (sententiën), sententie d.d. 30-09-1649)

Hij werd als pastoor van Boekhoute in 1652 opgevolgd door Arnold Borquelmans. (bron: "Geschiedenis van de Gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen", door Frans de Potter en Jan Broeckaert, Gent 1870-1872; Arrondissement Eeklo, eerste deel, Boekhoute, blz. 114).
   6.  Juffrouw Maria (Marie, Maeijken) (zie Vc).
   7.  Joanna, gedoopt (RK) op 10-11-1605 te Vilvoorde, België (getuige(n): Joannes Daneels en Joanna de Becker). Waarschijnlijk jong overleden, doch in ieder geval vóór 09-11-1649.
   8.  Meester Petrus (Peeter) (zie Vd).

 
Va    Anthonius (Anthone, Anthoen) MESAUS, brouwer, gedoopt (RK) op 16-02-1598 te Vilvoorde, België (getuige(n): Anthonius van Oudenhoven en Margareta van Oudenhoven). In de doopakte worden als namen van de ouders gegeven: Anastasius Mejons(?) en Margareta (geen achternaam). Ik neem echter wel aan dat het om de doopakte van "mijn" Anthonius gaat. Overleden ±1645. Zijn staat van goed is gedateerd 18-12-1645 (met een addendum d.d. 07-02-1646 betreffende de lasten die rusten op de vier huizen te Vilvoorde). De voogden van zijn vier dochters spreken met hun moeder (Cathalijne Facheau) af dat de moeder behoudens enige na te noemen onroerende goederen, alle baten en lasten van de boedel behoudt, haar kinderen tot hun 18de behoorlijk opvoedt en ieder van hen bij het bereiken van huwelijkse staat of meerderjarigheid, een bedrag van £28 (dus in totaal £112) zal uitkeren, doch indien binnen een jaar de grote schuur (getaxeerd op £45) geheel of gedeeltelijk zal worden beschadigd of afgebroken door enig geweld van (een) leger, zullen de kinderen moeten meebetalen middels een korting op de hiervoor genoemde £112. Als zekerheid verbindt de moeder aan haar verplichtingen haar behuisde hofstede (te Boekhoute?) met huis, schuren, stallen en brouwerij erop staande.

Tot de baten die de moeder behoudt horen onder meer:
1. De brouwerij (met brouwhalm en wagenhuis), geprezen voor £83:6:0
2. Een woonhuis (denkelijk in Boekhoute), £45
3. De grote schuur, £45
4. De kleine schuur en de stallen, £20
5. Zes melkkoeien en een kalf, £25
6. Twee paarden met hun harnas, £55
7. Een wagen, ploeg, eggenslee, etc., £11
8. 65 Schapen en lammeren, £43
9. Bezaaidheid, landbaten, hout, etc., £32

Verder een lange lijst (15 debiteuren) met "inschulden", waarvan betaling mag worden verwacht, onder andere £34:4:0 van Jooris Penne voor de levering van bier, £23 van Pieter de Wulf voor de koop van een huis, £4 van Lieven van Wambeke voor huishuur en £2:3:4 van Guilliaeme Wttenhole, en een lijst (10 debiteuren) van "inschulden die insolvent zijn" (waarschijnlijk heeft de oorlogssituatie hiermee te maken).

Tot de schulden behoren onder meer diverse schulden voor de koop van graan, en:
1. £45:0:7 aan de heer pastoor van Boekhoute (dat was zijn broer Eustachius Mesaus!)
2. £3:10:0 aan ene Overwaele voor landpacht
3. £0:6:10 aan Guilliaeme Bouttens voor landpacht
4. £24 aan de pachters van de impost op bier van het seizoen eindigend in april 1645
5. £30 aan Loijs Mavancx, ook betreffende impost op bier, doch verminderd tot £25 aangezien om kwijtschelding (waarschijnlijk vanwege de oorlog) verzocht is
6. £40 aan impost op bier voor het seizoen tot november 1645
7. £48 aan de wezen van Guilliaeme van Hoven (stiefkinderen van Anthonius!)

Niet tot de voornoemde uitkoop tussen moeder en kinderen vallen de volgende onroerende goederen:
1. Een zesde van vier huizen in de Mosselpoortstraat te Vilvoorde, komende uit de nog niet geliquideerde staat van goed van de ouders van Anthonius (zie daar voor een nadere beschrijving van deze huizen)
2. Een bos (400 à 500 roeden) in de parochie van Oosteeklo, gekocht (wettelijke passering d.d. 28-11-1640) tijdens zijn huwelijk met Cathalijne (dus voor de helft van haar) van Joos Turtelboom. Oost en west: Guilliaeme Grijp, zuid: Pauwels van Vooren
3. 88 Roeden cijnsgrond (de helft is van de moeder), zijnde een nieuwe "inslag" op de Hasselstraat bij de parochie van Bassevelde, ook gekocht van Joos Turtelboom. Oost: de voornoemde straat, zuid: een nieuwe inslag competerende Pieter de Munck, west: het leen van Jonkheer(?) Janssens van Waterdijck, noord: de watergang van Oosteeklo naar Boekhoute. Belast met 16 groten cijnsrente per jaar
4. De dam met de beplanting en de bomen erop, in de parochie van Boekhoute "bij trijcke tusschen ende langhs het goet van wijlent Coorebijter ende den hooft waterganck ende de straete commende van Bassevelde naer Bouchaute". ("Het Rijke" ligt even ten zuiden van het tegenwoordige gehucht Barierke op de weg van Bassevelde naar Boekhoute.) Belast met reparatiekosten tot "bevrijding" van de watergang
5. Een hofstede op het Endeke ("Hendeken") (bij Bassevelde), gekocht van Jan Heijns c.s. Hierop hebben een huis en een herberg gestaan, maar die zijn door het leger afgebroken. Belast met een rente van £3 per jaar
6. 509 Roeden land (de helft is van de moeder) in de Capellepolder (ten noorden van Boekhoute), gekocht van Jan de Boes, liggende in het 6de beloop en 22ste artikel. Oost: Jooris Pauwels, zuid: de Polderweg (die meegemeten is), west: de kinderen van Jooris Waeijenberge, en noord: de kinderen Verhagen te Gent en eensdeels met een hoek het land van de Heilige Geest, de Keure en "de Cruijce" te Boekhoute. Belast met £47:16:2 (de koopsom)

(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 801, folio 98v). Ook wel: Mesaux.

Eind 1639 is hij samen met ene Niclaeijs Caes verwikkeld in een proces tegen Ingel Capo. In het ferieboek (inv.nr. 986) van Boekhoute is op 01-10-1639 ingeschreven de zaak met Mesaus en Caes als eisers tegen Capo als verweerder, en op 05-10-1639 de zaak met Capo als eiser en Mesaus en Caes als verweerders. Waar het precies over gaat vind ik moelijk te bevatten. Er is sprake van goederen die soldaten "vande staeten" (denkelijk Hollandse soldaten) hebben nagelaten en die door baljuw en schepenen (van Bokhoute?) zijn verkocht aan Capo, maar waarop Mesaus en Caes ook aanspraken denken te hebben. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 986 (Ferieboek), folio 107 en 108v)

Hij koopt op 03-10-1640 van Joos Turtelboom voor £25 vlaams een stuk bos in de parochie van Oosteeklo. Belendingen: oost, west en noord: Guilliame Grijp, en zuid: Pauwels van Vooren. De verkoper heeft dit stuk bos destijds van de weduwe en erfgenamen van Gillis de Roo gekocht. Het wettelijke transport voor burgemeester en schepenen van Boekhoute vindt plaats op 28-11-1640. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 888, folio 121)

Eind november 1641 eist hij voor de schepenbank van Boekhoute een som van 34 schellingen en zes groten van Pieter de Riddere voor de levering van anderhalve ton dobbelbier. Op 16-04-1642 blijkt de verweerder nog niet gereageerd te hebben en herhaalt Anthonius zijn eis. Wel heeft verweerder Anthonius een gouden ring in onderpand gegeven waarop Anthonius de schuld wil verhalen. Op 29-04-1642 verklaart procureur Pierens namens de verweerder veroordeling te gedogen mits hij twee maanden de tijd krijgt om te betalen. Hij krijgt van de schepenbank 6 weken en wordt tevens veroordeeld tot het betalen van een boete en de kosten. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 987, dingdag november 1641), zoon van Eustachius (Eustaes, Eustaus, Stacen) MESAUS (zie IVa) en Margareta (Margriete, Margariet) TERWAERTS.
Gehuwd ±1637 met Catherine (Cathalijne) FACHEAU. Overleden vóór 10-04-1666. Ook wel: Faciau.

Ze was analfabete. Voogden van hun kinderen (Marie (7 jaar), Martijne (in mei 1645 4 jaar geworden), Janneken (in mei 1645 2 jaar geworden) en Margriete (geboren op 02-04-1645)) waren op 18-12-1645: Gillis Mesaus en Guilliaeme Wttenhole met Laureijs Cockuijt als bijstaande voogd van hun moeder. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 801, folio 98v)

Op 01-12-1640 bekennen ze voor burgemeester en schepenen van Boekhoute een som van £48 vlaams schuldig te zijn aan Jan de Boes, voor de koop van 509 roeden land in de Capellepolder (in de parochie van Boekhoute) en voor £2:3:10 aan geleend geld. Ze beloven Jan de Boes hiervoor een erfelijke losbare rente van £3 per jaar te betalen, waarvan de eerst termijn zal verschijnen op 20-04-1641. Ze verbinden hieraan:
1. Het (op 20-04-1640) van De Boes (en diens wezen, gewonnen bij Cornelia Hermans) gekochte land in de Capellepolder, gelegen in het 6de beloop en het 22ste artikel. Oost: Jooris Pauwels, zuid: de Polderweg (die in de 509 roeden meegemeten is), west: de kinderen van Jooris Waeijenberghe, en noord: de kinderen Verhaeghen in Gent en deels met een hoek land van de Heilige Geest, het Heilig Kruis en de keure van Boekhoute. Destijds heeft De Boes dit land gekocht van Aernout Vendeloo nomine uxoris. Het wordt gepacht door Cornelis de Schrijvere (met nog meer land, in totaal 9 gemeten 69 roeden; de totale pachtsom bedraagt £16 per jaar; Anthonius en Cathalijne ontvangen daarvan £2:17:0)
2. Een stuk land van 1 gemet 124 roeden, mede gelegen in de parochie van Boekhoute, in het 14de beloop en 9de artikel. Oost: de Heilige Geest te Boekhoute; Jan Cockuijt en anderen, zuid (niet gegeven), west: de erven Deijnaerts, en noord: het straatje lopende naar het goed "te Werfve"
(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 888, folio 120 en 122)

Op 03-12-1644 bekennen zij voor schepenen van Boekhoute van Johan Flangh een bedrag van £16:13:4 ontvangen te hebben waarvoor ze hem een losrente van 20 schellingen 10 groten per jaar (waarvan de eerste termijn zal verschijnen op 07-03-1645) zullen betalen (tegen de penning 16), die zij bezetten op omtrent 400 roeden land in de parochie van Boekhoute in het 13de beloop. Belendingen: oost: Jan Cockuijt te Gent, noord: het straatje lopende "ten Walle", west: de wees Deijnaerts, en zuid: de armen van Boekhoute en anderen (waarschijnlijk hetzelfde stuk land dat in de vorige alinea onder 2. genoemd wordt). Dit stuk land zou voordien zuiver en onbelast zijn (wat twijfelachtig is, gezien de vorige alinea!).
(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 889, folio 1v)

Tijdens hun huwelijk stichten ze twee renten:
1. Twintig schellingen per jaar ten gunste van N.N., welke rente later wordt getransporteerd (vóór 01-04-1681) aan Jooris Vereecken
2. Drie ponden per jaar ten gunste van ene N. Muelenaar
Catherine's zoon Eustatius de Brabander laat in de staat van goed van zijn vrouw Anthonette van Moerbeke (overleden te Boekhoute) d.d. 01-04-1681 weten dat hij vreest als erfgenaam van zijn moeder nog te zullen worden aangesproken betreffende deze renten, aangezien de hypotheken waarop zij zijn bezet, onvoldoende zijn. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 815, folio 215v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Maria (Marie), geboren ±1638. Overleden na 26-11-1650.
   2.  Martina (Martijnken, Martijne, Martijntjen) (zie VIa).
   3.  Janneken, geboren 05-1643. Overleden na 26-11-1650.
   4.  Margariete (Margarita), geboren op 02-04-1645. Overleden na 26-11-1650.

 
VIa    Martina (Martijnken, Martijne, Martijntjen) MESAUS, geboren 05-1641. Ook wel: Mesaux. Dochter van Anthonius (Anthone, Anthoen) MESAUS (zie Va) en Catherine (Cathalijne) FACHEAU.
Gehuwd (1) ±1658 met Christophorus (Christoffel, Stoffel) CUSSE, geboren ±1635. Hij was volgens de staat van goed van zijn vader d.d. 21-12-1655 20 jaar oud. Ik heb echter geen doopakte van hem kunnen vinden. Overleden op 22-06-1675 om 07:00 uur te Bassevelde, België. Zijn staat van goed is gedateerd 31-07-1675. Nagelaten kinderen (met leeftijd): Charlotte 16, Joos 14, Lauwerensse 9, Pieternelle 7, Jan 5 en Christoffelken 2½ jaar. Voogd paternel: Guido Kusse (hij zou het origineel met "Guido Ceuse" hebben getekend, volgens de kopie in het weesboek van Boekhoute), en voogd maternel: Antho(i)ne de Lanisiere (of "de Laversiere"). Hij pachtte drie stukken land van de Sint-Niklaaskerk te Gent (denkelijk voor £ 6 per jaar) en een hofsteedje met landen (met fruitbomen erop, ter waarde van £ 6:10:0) van de armen van Watervliet (eveneens voor £ 6 per jaar), denkelijk gelegen in de parochie van Bassevelde. Verder liet hij een huisje en schuurtje na ter waarde van £ 25. Aan dieren liet hij 4 hoenders en twee koeien na. Er was een batig saldo van £ 61:11:10. De wezen kwam daarvan de helft toe, ware het niet dat tijdens hun huwelijk Christoffel en Martine diverse erfgronden hadden verkocht. Die van zijn kant hadden £ 12 opgebracht en die van haar kant: £ 29:10:8 van vaderszijde en £ 25 van moederszijde. Volgens de staat van goed zou het excedent ten gunste van Martine aldus £ 37:10:8 zijn, maar volgens mij moet dat £ 42:10:8 zijn. Hoe dan ook, de helft van die £ 37:10:8 wordt in mindering gebracht op het erfdeel van de wezen. Tot slot belooft Martine haar kinderen behoorlijk op te voeden en ieder van hen bij het bereiken van volwassenheid een bedrag van £ 2 boven hun vaderlijke erfdeel uit te keren. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 812, folio 200v). Ook wel: Curse en Kusse (overlijdensakte en staat van goed).

Hij was op 26-04-1667 voogd van de wees van Jacques Cloet en Cathelijne Callaert (waarschijnlijk wordt Cristoffel Cloet bedoeld).

Mogelijk is hij de Stoffel Cusse, die op 03-10-1663 met Stoffel van Verdegem voogd was van de (niet met name genoemde) kinderen van wijlen Pieter Pauwels (het gaat om diens staat van goed, die door de voogden gerenuncieerd wordt) en Lievijne Verdegem. Pieter Pauwels liet de helft van een hofsteedje na in Bassevelde (noord: de straat, lopende van het dorp naar het Haantje, oost en zuid: de erven Jonkheer Vincent de Snooij (of: Snoom?), west: de kinderen van Stoffel Willems), waarvan de wederhelft gehuurd werd van Christoffel Verdegem (denkelijk identiek aan de voogd Stoffel Verdegem!). Zijn weduwe Lievijne Verdegem had bezittingen in Evergem (ze had daar een meers van 400 roeden en ze had haar deel van een stuk land aldaar van totaal 150 roeden verkocht aan haar broer Pieter Verdegem). Ze betaalden molenpacht, onder meer aan de wees van Jaecques Cloet en aan Jan van Sele de oude. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 806, folio 61v)

In 1658 liep Stoffel Cusse (het zou ook zijn gelijknamige neef kunnen zijn, filius Jacques!) schade op, evenals vele andere inwoners van Bassevelde, door de "caroijen" ofwel de "bagagie" van de koning van Spanje. Ik denk dat het om oorlogsschade gaat. Hoe dan ook, in 1664 ontvangen de bewoners die schade hebben geleden een vergoeding die opgebracht wordt door de inwoners van de parochies van Boekhoute, Oosteeklo en Waterdijk. Deze bedragen staan vermeld in de parochierekening van Bassevelde van 1664, gesloten op 10-05-1665. Stoffel krijgt £0:10:8 vlaams. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 494), zoon van Joannes (Jan) CUSSE, herbergier (eerst vermeld in 1626) en brouwer te Bassevelde, en Jacoba (Jaecquemijne, Jaecquemijntien) CALLAERT, herbergierster en brouwster te Bassevelde. Op 24-07-1675 deed Guido Cusse de eed als voogd paternel van de wezen uit dit huwelijk. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 881 (Eedboek), folio 50).
Ondertrouwd (2) op 30-04-1676 te Bassevelde, België (getuige(n): Laurentius Vereecken en Adrianus van Hee). Huwelijksproclamaties op 31-04 (sic!, waarschijnlijk wordt 01-05 bedoeld) en 10-05-1676. Gehuwd voor de kerk op 14-05-1676 te Bassevelde, België (RK) (getuige(n): Joannes Ronse en Judocus Wulgaert) met Jacobus van de VELDE.
Uit het eerste huwelijk:
   1.  Charlotte, geboren ±1659. Overleden na 31-07-1675.
   2.  Joanna, geboren op 18-08-1660 te Bassevelde, België. Vroeg in de ochtend geboren. Gedoopt (RK) op 22-08-1660 te Bassevelde, België (getuige(n): Gabriel Huighe en Jacoba Callaert). Overleden vóór 31-07-1675.
   3.  Josephus (Joos) KUSSE, geboren op 12-09-1661 te Bassevelde, België. Vroeg in de ochtend geboren. Gedoopt (RK) op 17-09-1661 te Bassevelde, België (getuige(n): Petrus Curse en Digna Curse, vrouw van Gabriel Huijghe). Stamvader van de Nederlandse familie Kusse!
   4.  Joannes, gedoopt (RK) op 04-07-1664 te Bassevelde, België (getuige(n): Joannes Mechelers en Joanna Clerc). Overleden vóór 11-05-1670.
   5.  Laurentia (Lauwerensse), geboren op 05-05-1666 om 17:00 uur te Bassevelde, België, gedoopt (RK) op 07-05-1666 te Bassevelde, België. De namen der peetouders ontbreken in de doopakte. Overleden na 31-07-1675.
   6.  Petronilla (Pieternelle), geboren op 09-03-1668 om 05:00 uur te Bassevelde, België. Tijdstip van geboorte zou ook 17:00 uur kunnen zijn. Gedoopt (RK) op 11-03-1668 te Bassevelde, België (getuige(n): Joannes Lammens en Judoca Heercke). Overleden na 31-07-1675.
   7.  Joannes (Jan), geboren op 11-05-1670 om 15:00 uur te Bassevelde, België, gedoopt (RK) op 13-05-1670 te Bassevelde, België (getuige(n): Joannes Curte (Curse?) en Georgia Curse), overleden op 28-10-1676 te Bassevelde, België op 6-jarige leeftijd.
   8.  Christophorus (Christoffelken), geboren op 24-10-1672 om 16:00 uur te Bassevelde, België, gedoopt (RK) op 26-10-1672 te Bassevelde, België (getuige(n): Christophorus Kempe en Maria Versele). Overleden na 31-07-1675.

 
Vb    Matheus (Mattheeus) MESAUS, collecteur van de imposten (impostmeester) van de vier speciën van consumptiën (bier, wijn, brood en vlees) van Vilvoorde (1643-1646), gedoopt (RK) op 28-10-1599 te Vilvoorde, België (getuige(n): Mattheus van den Zande en Gertrudis Mezeaus). De ouders zijn volgens de doopakte: Eustachius Mezeaux en Margareta Terwaerts. Overleden op 18-11-1648 te Vilvoorde, België op 49-jarige leeftijd. Op 16-11-1656 verkopen Heer en Meester Eustachius Mesaus, onderpastoor van Evergem, en Gillis Mesaus namens de jongste wezen van Mattheeus Mesaus 2 gemeten 130 roeden land in de parochie van Boekhoute aan Heer en Meester Arnoldus Borcquelmans, pastoor van Boekhoute en Waterdijk. Belendingen: oost: Gillis Mesaus, zuid: de watergang, west: de koper zelf, en noord: de erven Coeckuijt. Met recht van overpad over het land van Gillis Mesaus. Koopsom: £45:0:4 (£18:10:0 per gemet) boven een belasting van £2 per jaar, die de koper ten zijnen laste moet nemen. De wettelijke passering voor burgemeester en schepenen van Boekhoute vindt plaats op 27-12-1656. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute inv.nr. 891, folio 59v). Hij woonde eind 1645/begin 1646 in het huis (met boomgaard en erf) genaamd "Antwerpen" in de Mosselpoortstraat te Vilvoorde, dat uit de nalatenschap van zijn ouders kwam (1/6 van het huis (en van de drie arduinen huizen aan de overkant van de straat) behoorde toe aan zijn broer Anthonius Mesaus, blijkens diens staat van goed d.d. 18-12-1645 (Boekhoute)). Het huis bestond uit een keuken, kamer, winkel en bakkeet. Belendingen: ten noordwesten: de straat, ter rechterzijde: Pauwels Bertholomeus, ter linkerzijde (westwaarts): de erven Gillis de Waele. Achter: een leibeek tegen de goederen van Jan van der Meulen, de erven Guilliaeme Hoorenbeck, de erven Jan Schoenaert, Adam Michiels en de erven Jan de Latthouwer. De huurprijs bedroeg 50 gulden per jaar. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 801, folio 98v)

Hij wordt in een notariële akte d.d. 11-05-1646, gepasseerd voor notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde, genoemd als impostmeester (samen met Jan van der Meulen) van de wijnen van de stad Vilvoorde. (bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3811 (notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde), jaar 1646, akte 29)

Op 19-05-1646 legt hij als collecteur van (onder meer) de wijnaccijnzen van Vilvoorde voor schepenen van die stad een verklaring af betreffende een grote mand, afkomstig van een schip van een Antwerpse schipper of beurtman dat aan de kade van de "Rivier van de Vaart" lag, die men in zijn bijzijn op 06-05-1646 heeft opengemaakt en Franse wijn bleek te bevatten waarvoor geen accijns was betaald in Vilvoorde. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7349, folio 180v)

Op 26-10-1647 laten hij en Jan Marchant, dan burgemeester van Vilvoorde (en wellicht zwager van Matheus?), als oud-impostmeesters van "de vier speciën van consumptie, die binnen Vilvoorde worden gesleten" (zij hebben de impost gedurende 9 termijnen van een half jaar in pacht gehad), op verzoek van de dekens van het ambacht van de brouwers te Brussel, door notaris Johannes van der Guchte een verklaring vastleggen, dat naar hun beste herinnering er in 1643 een nieuwe instructie was gekomen, waarbij binnen Vilvoorde gelegerde soldaten en andere geprivilegieerden werden vrijgesteld van impost, maar dat deze nieuwe instructie slechts tot het eind van de lopende termijn gold en dat daarna weer de oude instructie moest worden toegepast, waarbij niemand van impost was vrijgesteld. De notariële akte wordt gepasseerd op het sas bij de fontein te Vilvoorde. Matheus tekent met "Matheus Mesaus". (bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3811 (notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde), jaar 1647, akte 111), zoon van Eustachius (Eustaes, Eustaus, Stacen) MESAUS (zie IVa) en Margareta (Margriete, Margariet) TERWAERTS.
Gehuwd voor de kerk op 20-jarige leeftijd op 12-07-1620 te Vilvoorde, België (RK) (getuige(n): Eustatius Meseaux en Sebastianus Keldermans) met Anna (Anneken) MARCHANT. Overleden na 12-11-1650. Zij schreef haar naam zelf als "Anna Marsant", doch andere naamdragers, zoals burgemeester Jan Marchant en pastoor/notaris Hendrick Marchant schreven wel steeds "Marchant". Dochter van ? MARCHANT. Volgens de lijst van parochianen, in 1634 opgesteld per gezin door pastoor Henricus Marchant, bestaat hun gezin uit henzelf en vier kinderen:
Egidius, 14 jaar
Catharina, 8 jaar
Eustachius, 5 jaar
Clara, 2 jaar
(bron: doodboek parochie Vilvoorde (film 622134), folio 79)

Op 07-09-1650 geven wethouders van Vilvoorde een akte van permissie en autorisatie af ten behoeve van Matheus Marchant, maternele oom van de kinderen uit dit huwelijk, waarmee hij als momboir van diezelfde (onbejaarde) kinderen de goederen in Vlaanderen die zij hebben geërfd van hun heeroom Heer Eustachius Mesaus, wijlen pastoor van Boekhoute in Vlaanderen, mag verkopen, al dan niet gezamenlijk met de overige erfgenamen van Eustachius Mesaus, etc. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7352 (Vilvoorde), folio 134v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Meester Egidius (Gillis, Gielis) (zie VIb).
   2.  Joannes, gedoopt (RK) op 10-03-1624 te Vilvoorde, België (getuige(n): Joannes van der Vekenen en Anna Sarens), overleden vóór 1634.
   3.  Gertrudis, gedoopt (RK) op 27-04-1625 te Vilvoorde, België (getuige(n): Eustachius Meseaux en Gertrudis de Costere), overleden vóór 1634.
   4.  Catharina (Cathelijne) (zie VIc).
   5.  Eustachius (Eustace), gedoopt (RK) op 26-11-1630 te Vilvoorde, België (getuige(n): D. Eustachius Meseaux en Elizabetha van Antwerpen). Overleden na 26-11-1650.
   6.  Clara, gedoopt (RK) op 11-06-1633 te Vilvoorde, België (getuige(n): Paulus Marchant en Clara Marchant, begijn). Overleden vóór 09-11-1649.
   7.  Maria (Marie, Maijken), gedoopt (RK) op 05-06-1636 te Vilvoorde, België (getuige(n): Paulus van den Zande filius Mathei en Maria Paeps). De doopakte vermeldt niet haar voornaam. Het zou dus wellicht om de doop van een vroegoverleden zus van haar kunnen gaan. Maar gezien het feit dat de meter Maria heet en dat zij in een notariële akte van 26-11-1650 (notaris Joannes van der Guchte) genoemd wordt na haar broer Eustachius vóór haar zus Petronilla (zodat je mag aanneemen dat ze er qua leeftijd tussenin zit), lijkt het me toch waarschijnlijk dat dit de doop van Maria is. Overleden na 26-11-1650.
   8.  Petronilla (Petronelle), gedoopt (RK) op 31-08-1640 te Vilvoorde, België (getuige(n): Paulus Marchant en Petronilla Roetmans), overleden na 1681.

 
VIb    Meester Egidius (Gillis, Gielis) MESAUS, notaris (1663), procureur in de vierschaar van het Ambacht Boekhoute, griffier van het Ambacht Boekoute (1668), schout van het Ambacht Boekhoute (1672, 1674) en organist in de kerk van Boekhoute, gedoopt (RK) op 21-06-1621 te Vilvoorde, België (getuige(n): Egidius Marchant en Margarita Terwaert), overleden 12-1674 te Boekhoute, België. Zijn staat van goed (Boekhoute) is gedateerd 30-06-1677. Hij liet aan onroerende goederen na: een hofstede (met huis en schuur) binnen Boekhoute, waarin op 30-06-1677 zijn vrouw en kinderen woonden. Verder twee stukken van ieder 3 gemeten te Boekhoute, een stuk land aan de Stenen Heul, een stuk land in de Capellepolder (ten noorden van Boekhoute) en een vijfde van een partij land van drie gemeten in de parochie van Tielrode in het Land van Waas (vermoedelijk komende van zijn vrouw). (bron: SvG Boekhoute, inv.nr. 813, f1). Op 14-02-1652 eist Christoffel Pieter de Grave voor de schepenbank van Boekhoute £2:17:0 van Gillis voor de levering van wijn en anderszins. Op 09-03-1652 bekent Gillis schuld en krijgt zes weken de tijd om te betalen. Ook op 14-02-1652 eist diezelfde De Grave eist van Gillis, maar dan in diens kwaliteit als erfgenaam en administrateur van de nalatenschap van Heer Eustachius Mesaus, wijlen pastoor van Boekhoute, een bedrag £23:15:4 voor geleverde wijnen en hout. Op 09-03-1652 bekent Gillis de eiser een bedrag schuldig te zijn van "slechts" £22:14:3. Op 04-05-1652 legt de eiser aan de schepenen een handboek voor, waarvan Gillis een kopie vraagt. In juni (5 juni?) verzoekt Gillis om uitstel van betaling. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 989 (Ferieboek), folio 8v en 9)

Op 15-10-1653 eist Passchier de Navare (denkelijk dierenarts) voor de schepenbank van Boekhoute van Gillis £12:6:4 voor zijn werk, conform zijn handboek en de notities die hij ervan gemaakt heeft, en £1:6:8 voor het behandelen ("'t meester(en)") van Gillis' paard en koeien. Het proces sleept zich voort tot in ieder geval 28-03-1653. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 989 (Ferieboek), folio 102v), zoon van Matheus (Mattheeus) MESAUS (zie Vb) en Anna (Anneken) MARCHANT.
Gehuwd (1) vóór 1649 met Joosijntken (Joosijnken) WILLEMS, overleden op 06-10-1651 te Boekhoute, België. Haar staat van goed (Boekhoute) is gedateerd 15-11-1651 en overgebracht ter weeskamer van Boekhoute op 29-11-1651.

Ze laat onder meer een huis met schuur en "andere materialen" na, staande op een erf van 80 roeden, gelegen in de Steenstraat te Boekhoute, dat is gekocht van Christoffels Willems (denkelijk haar broer) en wordt getaxeerd op £152 vlaams.

Verder is er de waarde van hout en gewassen e.d. van diverse stukken bos en land, waaronder:
1. Een bos van 400 roeden te Bassevelde, gepacht van Maria Mesaus
2. Een partij land van 8 gemeten in de Laureinepolder (ten noordwesten van Boekhoute)
3. Een partij land van 7½ gemet in de Capellepolder (ten noordoosten van Boekhoute)
4. Een stuk land van 4 gemeten, gepacht van Sieur Jaecques van der Vijnckt
5. 4½ Gemet tarwe "voor den derden sack ghebrocht met drij keuren" op het land van Sieur Jan Meles in de Clarapolder (ten noordwesten van de voornoemde Laureinepolder, op huidig Nederlands grondgebied)
6. 6 Gemeten in de Sint-Janspolder (ten oosten van Boekhoute)

Daarnaast heeft men nog landpacht tegoed van onder meer Franchois Stevens (uit hoofde van het vruchtgebruik dat zij heeft van de goederen van haar eerste (anonieme) man), Pieter van Rooten, Jaspaert van Langhenhove en Andries Baert (pacht voor 5 gemeten land).

Verder is er nog sprake (ter memorie) van tienden die de houder (Gillis Mesaus) gepacht heeft van de heer van Brennux(?) (en) de heer pastoor van Boekhoute in het Nieuwland.

Tot de lasten behoren onder meer:
1. Een kapitaal van £48 vlaams aan Christoffels Willems in diens kwaliteit als voogd van de wezen van Michiel Bastelaere (een rentedragende obligatie tegen de penning 16)
2. Een kapitaal van £32 vlaams, eveneens aan voornoemde Christoffels Willems q.q. (ook een rentedragende obligatie)
3. Een kapitaal van £16 aan Joos Willaert, zijnde een rente bezet op het huis waar de houder in woont (denkelijk het huis in de Steenstraat te Boekhoute)
4. Een bedrag van £7 aan de kinderen van wijlen Anthonius Mesaus
5. Een bedrag van £4 aan Eustachius Mesaus, onderpastoor te Evergem, ter zake van landpacht
6. Een bedrag van £3:16:8 aan Marten Mesaus ter zake van landpacht
7. Een bedrag van £2 aan Eustachius Mesaus, zijnde het restant van wat hij in het sterfhuis van zijn heeroom moest delen met de houder

Gillis Mesaus en de voogden van zijn kinderen sluiten een akkoord dat inhoudt dat Gillis alle schulden en baten van de boedel houdt, zijn kinderen behoorlijk opvoedt en hun bij het bereiken van meerderjarigheid £100 vlaams ofwel 200 gulden elk zal uitkeren. Hij verbindt hieraan de voornoemde hofstede te Boekhoude, waar hij in woont. Daarnaast krijgen de kinderen twee stukken land, te weten:
1. Drie gemeten in Boekhoute, die Gillis Mesaus tijdens zijn huwelijk gekocht heeft van de erven Brusselaere met de penningen die hij had verdiend met de verkoop van 5 gemeten land aan de Kraaigemstraat (Craeijghemstraete) te Bassevelde. Belendingen (van de 3 gemeten in Boekhoute): oost: de straat die loopt naar Bassevelde of de watergang, zuid: Jooris Pauwels, west: de meerswatergang, noord: Joos Pauwels en de heer Pieter Pauwels
2. Vijf gemeten land te Bassevelde, deel uitmakende van een stuk van 10 gemeten, dat gemeen en onverdeeld ligt met Elisabeth Willems, de tante van de weeskinderen

(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 803, folio 203). Uit haar staat van goed blijkt dat ze eerder getrouwd is geweest. Van haar eerste man heeft ze kennelijk geen kinderen, maar die had kennelijk wel kinderen uit een eerder huwelijk, want Joosijntken competeert bij haar overlijden een bedrag van £3 vlaams die de erven Hendrick Willems haar schuldig zijn voor een jaar rente, wezende de bijlevinge (vruchtgebruik) uit hoofde van haar eerste man. Mogelijk is Hendrick Willems die eerste man? (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 803, folio 203), dochter van Christoffels WILLEMS. Voogden van de drie kinderen uit dit huwelijk (Anneken (4 jaar oud in maart 1652), Marie (3 jaar oud in juni 1652) en Jacobus (1 jaar oud in september 1651)) waren op 15-11-1651:
VP: De heer Pieter Pauwels (gekozen "uit de wet")
VM: Christoffel Willems filius Christoffels
(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 803, folio 203)

Op 20-03-1649 (ook de datum van de wettelijke passering) verkopen zij aan Gijselbrecht de Boes 5 gemeten 19 roeden land binnen de parochie van Bassevelde. Oost en zuid: de Lazarie te Gent, west: de kerk van Biervliet met een dreefje en drie stukjes land, en noord: Jonkheer Sieren. Prijs: £24:10:0 per gemet. De weduwe Pieter Joos(?) is nog pacht schuldig vanaf St. Baafsmis 1638. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute inv.nr. 889, folio 272).
Gehuwd (2) ±1652 met Anna VERBRAECKEN, overleden op 01-02-1678 te Boekhoute, België. Haar staat van goed wordt eerst op 29 of 30-09-1681 ter weeskamer overgebracht door Eustatius Mesaus als oudste zoon en voogd paternel van zijn jongere broers en zus, 3½ jaar na haar overlijden! Voogd maternel van de drie minderjarige kinderen (Pieternelle ±18, Anton ±14, en Frans ±5; de leeftijden zijn waarschijnlijk die van begin 1679..) is hun oom Jan Verbraecken, schepen te Tielrode in het Land van Waas. Echter, deze heeft op 20-02-1679 procuratie gegeven aan de heer Franchois Boudens om namens hem de staat van goed op te stellen, voor burgemeester en schepenen van Boekhoute te compareren, etc.

De nagelaten onroerende goederen zijn de volgende:
1. Een hofstede met huis, schuur bakkeet, en duivenkeet, gelegen binnen Boekhoute, waarin haar kinderen wonen. Belendingen: oost: het Hoeveken, zuid: de heer Jan Pauwels bij koop, west: de erven Dierkens, en noord de kalsijde (straatweg) lopende van de Plaats van Boekhoute naar de parochie van Bassevelde
2. Een partij land van ongeveer 3 gemeten in het "Hautelandt". Oost: de straat lopende van Boekhoute naar Bassevelde, zuid: Jacques Lam, west: het leen van Abraham de Muldere, en noord: de kinderen Callewaert em de erfgenamen van de heer Pieter Pauwels
3. Nog een partij land van ongeveer 3 gemeten. Oost: 's-Herenstraat, lopende van Boekhoute naar Bassevelde, zuid: de heer Franchois Boudens bij koop, west: het gebruik van Jan Versprillen, en noord: het gebruik van de weduwe van Jacques van Vooren
4. Een stuk land aan de Stenen Heul, gekocht van de wezen van Jan Geerts, groot omtrent 2 gemeten en enige roeden. Oost: de kinderen van Sieur Lowijs Hoste in Gent bij koop, zuid: de weduwe van de heer Bernardus de Corte bij koop, west: de heer Jan Pauwels bij koop, en noord: de straat lopende van Boekhoute naar Bassevelde
5. Een stuk land in de Capellepolder. Oost: het gebruik van Pieter van Steenbecke, zuid: de Kapelrie van Boekhoute, west en noord: de kanunnik Overwaele te Gent
6. Een vijfde van een partij land van drie gemeten in de parochie van Tielrode in het Land van Waas, die onverdeeld ligt met haar broers en zussen

Tot de baten horen verder diverse bedragen die haar overleden man Gillis Mesaus nog tegoed had aan procureurskosten. In een aantal gevallen schijnt zoon Eustatius (na de dood van zijn vader) de zaken als procureur te hebben afgehandeld. Tevens is er sprake van vijf jaren (1677 t/m 1681) "pensioen van spelen op het orgel", à £7 per jaar, die men nog tegoed heeft van kerk, stad en parochie van Boekhoute. Denkelijk bespeelde Anna's overleden man Gillis Mesaus het orgel in de kerk van Boekhoute...

Schulden zijn er nauwelijks (slechts 14 schellingen in totaal). Er wordt wel gesproken van een schuld van £3:3:0 aan de eerwaarde heer pastoor Kieckmans van de Sint-Michielskerk te Gent als ontvanger van het kapittel van Kamerijk, ter zake van het sterfhuis van Heer en Meester Eustatius Mesaus, pastoor van de parochie van Ertvelde, maar dit bedrag is doorgestreept met als opmerking in de marge: "roije tot delicquidatie ofte betalinghe".

Uiteindelijk rest er een batig saldo van £ 294:8:0, dus per kind £73:7:0. Er wordt geakkordeerd dat Eustatius Mesaus (oudste zoon) de gehele boedel houdt en zijn broers en zussen hun erfportie zal uitbetalen op het moment van hun "zelfswording".

(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 815, f376v). Ook wel: Verbraken (zo zou ze de originele staat van goed van haar man Gillis Mesaus hebben getekend).

Op 20-05-1676 verklaren burgemeester en schepenen van Boekhoute in de vierschaar de eis van Abraham de Muldere tegen Anna Verbraken, weduwe van Meester Gillis Mesaus, als niet ontvankelijk (conform het advies van J.F. d'Hane, jurist te Gent, d.d. 18-05-1676). Wat de eis behelsde vermeldt het vonnis niet. Daarentegen mag Anna haar "tegeneis" hard maken. Blijkens het advies van de eerdergenoemde J.F. d'Hane van 09-03-1677 (de zaken zijn nu omgedraaid: Anna is eiseres geworden en De Muldere verweerder) blijkt het om de levering van een partij land te gaan door De Muldere aan Anna, die nog belast is met een drietal renten. De Muldere wil volledige betaling van Anna (ze heeft slechts een deel van de koopsom betaald) alvorens het restant van de partij land wettelijk over te dragen en Anna eist dat De Muldere de renten aflost, alvorens tot volledige betaling over te gaan, en eist onmiddellijke levering. Het juridische advies (en waarschijnlijk dienovereenkomstig het vonnis door burgemeester en schepenen van Boekhoute d.d. 10-06-1677) komt erop neer dat De Muldere het restant van de partij moet leveren, op straffe van schadevergoeding aan Anna, de renten moet aflossen en dat Anna voor het restant van de partij £40:15:4 per gemet moet betalen boven de £9:6:1:4 plus intrest (per gemet?) voor het reeds geleverde deel. (bron: RA Gent, inv.nr. 1013 (Sententieboek), sententie d.d. 20-05-1676 en inv.nr. 1021 (minuten van sententiën en juridische adviezen), adviezen d.d. 18-05-1676 en 09-03-1677), dochter van Pauwels VERBRAECKEN. Voogden van de vier kinderen uit dit huwelijk (Eustachius ±23 jaar, Pieternelle 16, Anthone 12 en Franchois 3) waren op 30-06-1677:
VP: Jan de Laet
VM: de heer Franchois Boudins (ook wel: Boudens) uit Boekhoute (deze was in 1684 en 1698 burgemeester van het Ambacht Boekhoute), met procuratie van Jan Verbraecken filius Pauwels, schepen van Tielrode in het Land van Waas, gepasseerd op 22-06-1677 voor burgemeester en schepenen van Tielrode
(bron: SvG Boekhoute, inv.nr. 813, f1).
Uit het eerste huwelijk:
   1.  Anneken, geboren 03-1648. Overleden na 29-11-1651.
   2.  Marie, geboren 06-1649. Overleden na 29-11-1651.
   3.  Jacobus, geboren 09-1650. Overleden tussen 29-11-1651 en 28-04-1692. Hij zou in een testament 3 gemeten land in Boekhoute (oost: de straat lopende van Bassevelde naar Boekhoute, zuid: Jaecques Lam d'oude, west en noord: de watergang lopende van Sprioir (sic) naar Boekhoute en ten dele noord: de heer Pieter Lambrecht causa uxoris) hebben vermaakt aan zijn halfbroer Anthone Mesaus, althans dat beweert laatstgenoemde in de staat van goed d.d. 28-04-1692 van diens (volle) broer Eustatius Mesaus. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 824, folio 249).

Uit het tweede huwelijk:
   4.  Eustachius (Eustatius) (zie VIIa).
   5.  Pieternelle (zie VIIb).
   6.  Meester Anthone (Anton) (zie VIIc).
   7.  Meester Franchois, onder-chirurgijn op het schip "de Twee Broeders", varende op West-Indië (1698), geboren ±1674, overleden op 10-10-1698 om 11:30 uur te Marsenisses (Martinique?), West-Indië. Hij voer als onderchirurgijn op het schip "de Twee Broeders" onder kapitein Daniel Mercussen op West-Indië. Hij overleed, volgens de inventaris van goederen door notaris J. Fret(?) gemaakt op 02-02-1699, op 10-10-1698 om 11:30 uur in "de Marsenisses" in West-Indië. Wellicht wordt hiermee het eiland Martinique bedoeld?

Zijn staat van goed (Boekhoute) wordt door Guido Pieters (man van Joosijntien van Hecke, die weduwe was van Franchois' broer Eustatius) en Adriaen Verhaeghen (zwager van Franchois) op 15-04-1699 overgebracht ter weeskamer van Boekhoute.

Zijn erfgenamen zijn:
1. De wees (Carlo Joannes) van zijn broer Eustatius Mesaus
2. De wezen van Adriaen Verhaeghen bij wijlen Petronelle Mesaus
3. Zijn broer Anthone Mesaus

Hij laat onder meer 7/8 (het resterende achtste is van Andries Schippers) na van een hofsteedje met ongeveer 4 gemeten land (in twee stukken) binnen de stad Boekhoute, gebruikt en bewoond door Cathelijne Menu, vrouw van Gillis Wttendaele. Belendingen van het hofsteedje: oost: de Biervlietse Heerweg ("Herrewegh"), zuid en west: de heer van Puijsermaete(?), en noord: het straatje lopende van Boekhoute naar de Westmolen. Belendingen van de twee stukken land: oost: de heer Pieter Lambrecht, zuid: de watergang lopende van Bassevelde naar de zeesluis, west: de Biervlietse Heerweg, en noord: N. Scheppere en Gillis Waelbroeck. Het geheel is belast met een rente van £3 per jaar ten profijte van Joos de Maere.

(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute inv.nr. 829, folio 128v).

 
VIIa    Eustachius (Eustatius) MESAUS, procureur in de vierschaar van het Ambacht Boekhoute (1675-1684), geboren ±1654, overleden op 21-11-1691 te Boekhoute, België. Zijn staat van goed wordt door zijn weduwe Joosijna van Hecke ter weeskamer van Boekhoute overgebracht op 28-04-1692. Zijn enige erfgenaam is zijn zoon Carlo Joannes, ongeveer 2½ jaar oud.

Hij laat zijn weeskind een kwart (de andere drie vierden competeren de overige erfgenamen van Eustatius' vader Meester Gillis Mesaus) van de volgende gronden van erven na:

1. Drie gemeten land in de stad Boekhoute. Oost: de watergang lopende van Bassevelde naar Boekhoute, zuid: de heer Frans Boudens, west: het gebruik van Jan Versprille, en noord: het gebruik van Pieter Nuijt
2. Een stuk land van ongeveer 2 gemeten aan de Stenen Heul te Boekhoute, gekocht (door Mr. Gillis Mesaus) van Jan Geerts. Oost: de watergang, zuid: Jonkheer Gillis Ignatius Coene en het gebruik van Pieter Steppe, west: de heer Jan Pauwels en nu de heer Pieter Lambrecht causa uxoris, en noord: de straat lopende van Bassevelde naar Boekhoute
3. Een vijfde van een partij land van 3 gemeten in de parochie van Tielrode in het Land van Waas, onverdeeld liggend met de erfgenamen van Pauwels Verbraecken
4. Drie gemeten in Boekhoute. Oost: de straat lopende van Bassevelde naar Boekhoute, zuid: Jaecques Lam d'oude, west en noord: de watergang lopende van Sprioir naar Boekhoute, en ten dele noord: de heer Pieter Lambrecht causa uxoris. Eustatius' broer Anthone Mesaus beweert echter dat wijlen hun halfbroer Jacobus Mesaus de gehele 3 gemeten aan hem (Anthone) zou hebben getesteerd...
5. Zeven achtste (één achtste competeert Andries Schippers) van een hofstede met omtrent 4 gemeten land, gelegen in de "Hooghe ende Leege Heirsten" te Boekhoute, destijds gekocht van Pieter Claeijssens als voogd van de wezen van Goosen Schippers. Tegenwoordig gebruikt door Jan Schepens. Belast met een rente van £3 per jaar ten profijte van Joos de Maere
6. Een huis, schuur en erf binnen de stad van Boekhoute. Oost: het "hoveken" van de stad Boekhoute, zuid: de heer Pieter Lambrecht causa uxoris, west: Jan de Laet, en noord: de kalsijde van de stad

Onder de inschulden bevinden zich de volgende posten:
1. £15:6:4 van Joos de Smet, zijnde het restant van "prijs van lande"
2. £7:19:7 van Jan Schepens voor achterstallige pacht van het hofsteedje en de landen die hij tegenwoordig gebruikt (vide supra)
3. £5:13:4 van Jooris de Mulder voor pacht van het huis waar hij in woont
4. £4 van Lieven Paridaen ter zake van huis- en landpacht
5. £1:6:8 van Arnaut van Hecke te Lovendegem, idem
6. £1:6:8 van Jan de Reu te Lovendegem, idem
7. £5:2:0 van de heer Pieter Lambrecht ter zeke van paardenwerk

Selectie van de schulden:
1. £16:12:0 aan de wezen van Joosijna uit haar eerste huwelijk met Pieter Vackier (Vacquier), zijnde hun vaderlijke wezenpenningen
2. £67:10:0 aan de zelfde wezen, zijnde de helft van de wezenpenningen van Joosijna (begrijp ik niet zo goed; heeft te maken met de staat van goed van Pieter Vacquier)
3. £65:7:0 (plus een paar augmentaties) aan Adriaen Verhaeghen als voogd over de wees van Meester Gillis Mesaus (bedoeld zal zijn Eustatius' broer Franchois Mesaus, van wie Eustatius in zijn leven medevoogd was)
4. £47:7:5 aan Anthone Mesaus, volgens de liquidatie van 16-04-1692
5. £4 aan Eustatius de Brabander, zijnde het restant van de koopsom voor een paard
6. £12 aan de griffier en ontvanger van het Ambacht Boekhoute over een jaar tafelkosten (weet niet wat daarmee bedoeld wordt) van Anthone Mesaus
7. £18 aan Jooris Claeijs ter zake van een croiserende obligatie en twee jaar intrest

Ten laste van de gemene boedel en ten proffijte van Joosijna wordt tot slot een bedrag van £72 gebracht, zijnde de aflossing en het kapitaal van een rente, die zij van haar ouders had geërfd, en bezet was op een huis en erf in Zomergem, welke huis en erf waren gekocht door de griffier Van der Perre die na de koop en gedurende het huwelijk van Joosijna met Eustatius Mesaus de rente had afgelost.

(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 824, folio 249) Uit twee sententies van 13-01-1677 blijkt dat Eustatius na de dood van zijn vader diens activiteiten als procureur in de vierschaar van Boekhoute had overgenomen. Ook in een sententie van 22-11-1684 wordt hij als procureur genoemd. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 1013 (Sententieboek), sententies d.d. 13-01-1677 en 22-11-1684 (folio 101v)), zoon van Meester Egidius (Gillis, Gielis) MESAUS (zie VIb) en Anna VERBRAECKEN.
Gehuwd op 11-10-1687 te Boekhoute, België. Betreft het huwelijkscontract, gepasseerd in Boekhoute voor notaris Jan d'Hanens (die overigens resideert te Watervliet) en de getuigen Heer en Meester Franchois Boudens en Anthone Mesaus. Bepaald wordt onder meer dat als één van beiden overlijdt zonder kinderen, de langstlevende dan boven de kleren en de juwelen van de overledene een bedrag van £100 uit de nalatenschap van de overleden partner krijgt. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 824, folio 249) met Joosijna (Joosijne, Joosijntken) van HECKE. Overleden na 23-04-1699.
Uit dit huwelijk:
   1.  Carlo Joannes, geboren ±1689. Overleden tussen 15-04-1699 en 25-01-1707. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute inv.nr. 829, folio 128v en 135v, bewerking door M. Claeys). Zijn paternele voogd was op 28-04-1692 Adriaen Verhaeghen.

Op 17-12-1698 bezit hij samen met zijn oom Anthone Mesaus een hofstede, die wordt bewoond door Arnaut Feerman.

 
VIIb    Pieternelle MESAUS, geboren ±1661. Overleden vóór 15-04-1699. Dochter van Meester Egidius (Gillis, Gielis) MESAUS (zie VIb) en Anna VERBRAECKEN.
Gehuwd met Adriaen VERHAEGHEN. Overleden na 17-09-1700. Zoon van ? VERHAEGHEN.
Uit dit huwelijk:
   1.  Bertolomeus VERHAGHE, wethouder van Waterdijk (1721). Overleden na 30-10-1721. Zijn voogd was op 25-01-1707 Jan Baptist Verhaeghe. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 829, folio 135v, bewerking door M. Claeys).

 
VIIc    Meester Anthone (Anton) MESAUS, procureur van het Ambacht Boekhoute en ontvanger van de goederen van Jonkheer Jacobus Octavius Dorigone, heet van Buijssermaete etc. (1698), geboren ±1665, overleden op 13-05-1700 te Boekhoute, België. Zijn staat van goed (Boekhoute) is gedateerd 17-09-1700. Hij laat bij zijn vrouw Elisabeth Verhaeghen 2 kinderen na: Frans (3½ jaar) en Joanna Maria (16 maanden). Voogd paternel is Adriaen Verhaeghen, weduwnaar van Pieternelle Mesaus.

Hij laat de volgende gronden van erven na:
1. Een partij land van 3 gemeten, genaamd "Spriooren", gelegen in de stad van Boekhoute. Belendingen: oost: de Gentweg of de watergang, zuid: de heer Michiel Quenon, west: de watergang, en noord: de heer Pieter Lambrecht
2. De helft van een stuk land binnen Boekhoute aan de Stenen Heul, groot (die helft) 1 gemet 86 roeden, waarvan de wederhelft zijn weduwe Elisabeth Verhaeghen competeert door uitgroting en mangeling jegens Adriaen Verhaeghe(n) als vader en voogd van zijn minderjarig kind gewonnen bij Pieternelle Mesaus, over landen gekomen van de zijde van Elisabeth! Deze partij ligt in de Laureinepolder in de heerlijkheid van Waterdijk. Belendingen: oost: Jonkheer Gillis Ignatius Coene, zuid: de heer Pieter Lambrecht causa uxoris, west: de Gentweg, en noord: deels de Gentweg en deels de watergang
3. Twee delen van drie in 7 delen van 8 van omtrent 4 gemeten land binnen de stad Boekhoute, waarvan het achtste deel competeert aan de wees van Goosen Schippers en het derde part van de overige 7 delen van 8 aan de voornoemde wees van Adriaen Verhaeghe. Anthone heeft dit land (waar ook een huis en een schuurtje op staan, waarvan Anthone een gelijk deel, 2/3 van 7/8, nalaat) van zijn broer Franchois Mesaus geërfd (zie opmerkingen bij Franchois Mesaus). Het geheel is belast met een rente van £3 ten profijte van Joos de Maere (en nu diens erven)
4. Het derde part van 200 roeden land in de parochie van Temse in het Land van Waas (de andere twee parten zijn van de wees van Adriaen Verhaeghe en de wees van Eustatius Mesaus)
5. De hofstede waar Elisabeth in woont, bestaande uit huis, schuur en 61 roeden land, gelegen in de Laureinepolder in de heerlijkheid van Waterdijk. De hofstede is deels door uitgroting verkregen jegens Adriaen Verhaegen als vader en voogd van zijn wees gewonnen bij Pieternelle Mesaus

Verder laat hij onder meer een kwart (de rest behoort zijn weduwe toe) na van een huis, twee schuren en andere stallingen staande op een hofstede en landen die zijn weduwe en dier broer Jan Verhaeghen competeren, gelegen in Oudeman. Er is ook nog sprake van bezittingen in Kaprijke, die onverdeeld zijn met zijn weduwe.

(bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 829, folio 337, deels volgens de bewerking van M. Claeys). In januari 1698 verzoekt hij als ontvanger van de goederen van Jonkheer Jacobus Octavius Dorigone, heer van Buijssermaete etc., aan burgemeester en schepenen van Boekhoute om lichting van genamptierde penningen ter zake van huis- en landpacht, die ene Gheeraert Diericx schuldig is op grond van een contract van 27-02-1696. Op 15-01-1698 stemmen burgemeester (J. de Baerdemaecker) en schepenen van Boekhoute in met dit verzoek. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 1009 (register van namptissementen), folio 121v), zoon van Meester Egidius (Gillis, Gielis) MESAUS (zie VIb) en Anna VERBRAECKEN.
Gehuwd vóór 1697. Ze trouwden in gemeenschap van goederen. Echtgenote is Elisabeth VERHAEGHEN, overleden op 15-04-1721 te Boekhoute, België. Ook wel: Verhaghe. Dochter van ? VERHAEGHEN.
Uit dit huwelijk:
   1.  Franchois (Francies), geboren ±03-1697. Overleden na 19-07-1727.

Op 19-07-1727 maakt hij, ziek te bed liggende, zijn testament voor pastoor Walrandus de le Tombe van Boekhoute. Hij bepaalt daarin (onder meer) dat hij begraven wil worden in de kerk van Boekhoute, dat hij wenst dat op zijn graf een marmeren zerk van drie bij drie voet gelegd wordt, met daarop gegraveerd zijn naam en de namen van zijn ouders, en dat hij wil dat voor zijn ziel een eeuwig jaargetijde wordt gedaan, bezet op 3 gemeten land op de Basseveldse Heerweg (oost: de heer Lambrechdt te Maldegem, west: de heer Nicolle en noord: het water lopende naar "het Speor"(?)). Tevens testeert hij een derde van de door hem na te laten goederen (hetzij land, huizen, kateilen, roerende of onroerende goederen) aan zijn stiefvader Philippe le Fort, koster van de stad Boekhoute. Op het exemplaar van het testament dat zich in het Fonds Waterdijk bevindt, is later bijgeschreven: "Remboursée par la famille De Block le 4 9.bre 1899". Ook is er een verwijzing op aangebracht naar folio 273 van het register van erfenissen en renten van de stad Boekhoute, dat begint op 30-04-1727 en eindigt op 11-02-1733. (bron: RA Gent, Fonds Waterdijk, inv.nr. 10) Hij ondertekende zijn testament d.d. 19-07-1727 met "Francies Mesaus".

Op 15-01-1721 krijgt hij van burgemeester en schepenen van Boekhoute toestemming om zijn eigen goederen te beheren, hoewel hij pas 24 jaar is, aangezien zijn voogd en stiefvader Sieur Philippe le Fort ziekelijk is en meestal aan bed is gebonden en hij, Francies, bekend staat als iemand van goed gedrag, etc. Hij mag evenwel, zolang hij nog geen 25 jaar is, zijn goederen niet verkopen of anderszins veraliëneren. Hij heeft verzocht om deze "ontvoogding" in verband met de erfenis van Elisabeth Verbraecke (denkelijk zijn oudtante), die als geestelijk dochter is overleden in Temse. Francies en Bertholomeus Verhaghe (denkelijk zijn neef), wethouder te Waterdijk, zijn de enige erfgenamen. (bron: RA Gent, Ambacht Boekhoute, inv.nr. 837, folio 288v).
   2.  Joanna Marie, geboren ±05-1699. Overleden tussen 17-09-1700 en 15-01-1721.

 
VIc    Catharina (Cathelijne) MESAUS, gedoopt (RK) op 18-12-1627 te Vilvoorde, België (getuige(n): Joannes Marchant en Catharina le Mire), overleden op 07-04-1687 te Vilvoorde, België op 59-jarige leeftijd. N.B. Dit is de overlijdensdatum van "een" Catharina Mesauxs. In de lijst van parochianen van Vilvoorde van 1681 wordt zij genoemd als weduwe met de volgende gezinsleden:
Barbara, 22 jaar, dochter
Petronilla, 9 jaar, dochter
Maria, 8 jaar, dochter
Petronilla Mesaus, 40 jaar, zus
Laurensia Lints, weduwe (geen familierelatie gegeven)
(bron: doodboek parochie Vilvoorde (film 622134, RA Beveren), folio 127), dochter van Matheus (Mattheeus) MESAUS (zie Vb) en Anna (Anneken) MARCHANT.
Gehuwd voor de kerk op 21-jarige leeftijd op 26-10-1649 te Vilvoorde, België (RK). Volgens de klapper bevindt de akte zich op blz. 118 van het trouwboek, doch op de film van de Mormonen (het originele trouwboek wordt niet meer ter inzage gegeven) houdt het trouwboek op bij pagina 117. Mogelijk zijn de laatste pagina's verloren gegaan nadat de klapper was gemaakt (de klapper dateert uit de 19de eeuw), maar het kan natuurlijk ook zijn dat de Mormonen verzuimd hebben de laatste pagina's te verfilmen... Echtgenoot is Aegidius (Gillis, Gielis) de CUIJPER, schoenmaker te Vilvoorde (1640-1650) en Antwerpen (vanaf 1650), overleden vóór 1681. Ook wel: De Kuijper en De Cuijpere.

Op 13-08-1650 attesteren Jan Buelens als oud-deken van de "nieuwe schoenmakers" van Vilvoorde en Geeraert Bartholomeus als tegenwoordige deken, dat Gielis de Cuijpere in 1640 is ingeschreven in het ambacht van de nieuwe schoenmakers te Vilvoorde en dat hij de minimaal vereiste twee jaar van lering bij de voornoemde Buelens naar behoren heeft voldaan. Met deze attestatie hoopt Gielis aangenomen te zullen worden in het ambacht van de schoenmakers te Antwerpen. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7352 (Vilvoorde), folio 128). Hun gezin bestond (volgens de lijst van parochianen van Vilvoorde van 1672) uit de volgende leden (naast de ouders):
Gertrudis, 18 jaar, dochter
Barbara, 14 jaar, dochter
Aegidius, 7 jaar, zoon
Petronilla, 1 jaar, dochter
Barbara Venesen(?), inwonende weduwe ("vidua cohabitans")).
Uit dit huwelijk:
   1.  Gertrudis, geboren ±1654, overleden na 1672.
   2.  Barbara, geboren ±1658, overleden na 1681.
   3.  Aegidius, geboren ±1665, overleden na 1672. Vermoedelijk was hij in 1681 reeds overleden. Hij woonde toen in elk geval niet meer bij zijn moeder.
   4.  Petronilla, geboren ±1671, overleden na 1681.
   5.  Maria, geboren ±1672, overleden na 1681.

 
Vc    Juffrouw Maria (Marie, Maeijken) MESAUS, gedoopt (RK) op 31-08-1603 te Vilvoorde, België (getuige(n): Martinus van Oudenhove en Anna Mathijs). Overleden na 15-09-1654. Op 26-11-1650 worden in haar huis op de Meer (nu: Leuvensestraat) te Vilvoorde drie notariële akten gepasseerd voor notaris Joannes van der Guchte. Als getuigen zijn aanwezig Jan Buelens en Nicolaes de Smeth. Verder zijn aanwezig, als partijen in de akten:
1. Jan de Helt, volgens de akten als man van Maria, maar eigenlijk moeten ze nog trouwen (op 24-12-1650). Ze hebben al wel een huwelijkscontract gesloten en ze zullen waarschijnlijk ook al wel in ondertrouw zijn gegaan
2. Heer en Meester Eustachius (Eustaes) Mesaus, priester, zoon van wijlen Peeter Mesaus (broer van Maria) en Clara de Ridder
3. Juffrouw Agnes (Agneet) Mesaus, zus van 2.
4. Juffrouw Anna Marchant (handtekening: "Marsant"), weduwe van Matheus Mesaus (ook broer van Maria)
5. Meester Gillis Mesaus, als zoon van wijlen Matheus Mesaus en voornoemde Anna Marchant, als vervanger van zijn broer Eustatius Mesaus en zijn zussen Cathelijne (getrouwd met Gillis de Kuijper), Marie en Petronelle Mesaus, als momboir en voogd van de vier nagelaten kinderen (Maria, Martine, Jenneken en Margarita Mesaus) van zijn overleden oom Anthoen Mesaus, en als vervanger van Guilliame vuijtten Hole, medevoogd van de voornoemde vier wezen van Anthoen Mesaus

Nu volgt een korte samenvatting van de drie akten:

1. Nummer 192 in het protocol:

Heer en Meester Eustaes Mesaus en zijn zus Agnes Mesaus kopen van de overige erfgenamen van hun heeroom Heer en Meester Eustaes Mesaus, wijlen pastoor van Boekhoute (die de rente heeft nagelaten), de drie delen van vier (het resterende vierdedeel hebben zij zelf geërfd van hun heeroom) van een onlosselijke korenrente van zes molenvaten koren per jaar op de goederen van de erven Joes (Joannes?) van den Schriecke te Erps, bepand op ongeveer 3½ dagwand land bij de parochie van Erps, toekomende de erfgenamen van Peeter van Vlesselaer, gelegen op het veld genaamd "het Cleijn Heuvelinck", palende aan de erven Jan Aerts, de goederen van het Godshuis van Sint-Bernard en aan de Oudestraat. De rentebrief is op 10-05-1579 gepasseerd voor de schepenbank van Erps. Prijs: f90 ineens.

2. Nummer 194 in het protocol:

Juffrouw Maria Mesaus (de "gastvrouwe") koopt van de overige erfgenamen van voornoemde Heer en Meester Eustaes Mesaus, haar heerbroer, drie delen van acht (de overige vijf delen bezit zij al; de akte spreekt feitelijk van drievierde van de helft), die zij (de verkopers) hebben geërfd van voornoemde Eustaes Mesaus, van het huis met toebehoren, dat bekend staat onder de naam "Antwerpen", in Vilvoorde, in de straat die loopt van de Vlaamsepoort naar de Mechelsepoort (dit is de Mosselpoortstraat, de tegenwoordige Vlaanderenstraat). Belendingen zijn: de goederen (het huis) "nu toebehorende" Guilliame Vertanghen, de leibeek, en de voornoemde straat. (Dit is de woning van wijlen haar ouders.) Ze moet hiervoor betalen f487:10 boven een cijns van ses penningen Leuvens en een kapoen aan de majesteit (die belastingen rusten op het gehele huis). Verder mogen de losselijke renten, die op het huis rusten gekort worden op de koopsom, alsmede de waarde van de onlosselijke volgens de penning 27

3. Nummer 193 in het protocol (dat na 194 komt!):

Maria belooft, ten einde de koop(som) in akte 194 beschreven te voldoen, de volgende renten/schulden af te dragen (af te lossen), boven de rente van f12:10 per jaar aan de kinderen van wijlen Michiel Candries, die zij al afgelost heeft:
a. Een rente van f300 kapitaals aan het gasthuis van Vilvoorde
b. Een rente van f200 kapitaals aan Barbara van den Stricht, weduwe van Nicolaes van der Meulen
c. Een cijns aan de Tafel van de Heilige Geest
d. Een som van f40:2, die ze Heer Eustaes Mesaus nog moet betalen, volgens de scheiding van de boedel van haar ouders, tussen de comparanten (Maria, haar neven Heer Eustachius Mesaus en Meester Gillis Mesaus en consorten) gepasseerd op 09-11-1649 voor schepenen van Vilvoorde

(bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3811 (notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde), jaar 1650, akten 192 t/m 194), dochter van Eustachius (Eustaes, Eustaus, Stacen) MESAUS (zie IVa) en Margareta (Margriete, Margariet) TERWAERTS.
Gehuwd voor de kerk (1) op 33-jarige leeftijd op 19-10-1636 te Vilvoorde, België (RK) (getuige(n): Eustachius Meseaus en Mattheus Meseaus) met Lancelotus de VILLE, overleden ±1637.
Gehuwd voor de kerk (2) op 34-jarige leeftijd op 21-07-1638 te Vilvoorde, België (RK) (getuige(n): Joannes Vospoel en Eustachius Meseaus) met Andreas (Andries) VOSPOEL, overleden op 25-03-1649 te Vilvoorde, België. Ook wel: Vorspoel, Voospoel en Voorspoel.

Filiatie niet zeker. Zoon van Jan (Hans) VORSPOEL en Cathlijne VUIJE. Mogelijk hadden zij een herberg, want op 05-08-1645 laten Jan van der Zijpe (weduwnaar van Adriana le Saige) uit Steenokkerzeel en Beijken Bessems (dochter van wijlen Geeraert Bessems en Elijsabeth Joostens) hun huwelijkscontract vastleggen voor notaris Joannes van der Guchte ten huize van Andries Voorspoel te Vilvoorde (die de akte als getuige tekent met "Andries Vospoel"). (bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3811 (notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde), jaar 1645, akte 128)

Op 04-02-1645 (datum van de transportbrief voor schepenen van Vilvoorde) verkrijgen ze een dagwand en 25 roeden land genaamd "den Wingaertberch", gelegen binnen de jurisdictie van Vilvoorde, op het Hoogveld, tussen de Vlaamsepoort en het Sas. Belendingen zijn: de goederen van Heer Jan de Mares, ridder, aan de ene zijde, en de goederen van de erven Andries Michiels neerwaarts aan de andere zijde. Andries en Marie hebben het land in het openbaar gekocht (op 16-11-1644) van Juffrouw Barbara Fabri, die het had geërfd van haar ouders Meester Nicolaes Fabri en Juffrouw Barbara van Espen (volgens de scheidingsbrief d.d. 17-12-1642, gepasseerd voor schepenen van Brussel). Barbara Fabri had (voor het verkopen van het onderhavige land) op 12-11-1644 voor notaris Legius te Leuven procuratie gegeven aan Heer Gerardus van der Reijden, pater van het Godshuis der Elfduizend Maagden in de Halvestraat ("Halffstrate") te Leuven.
(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7348 (Vilvoorde), folio 306)

Op 17-08-1645 verkrijgen zij van de voogden van Jan van Roije, zoon van wijlen Peeter van Roije en wijlen Anna van Humbeke (Jeronimus van Candriessche als wettelijke momboir en Henderick Bosbeke, getrouwd met Elisabet van Roije, als moederlijke (sic!) oom), anderhalve dagwand beemd, zijnde wisselbeemd, gelegen in de gemene beemden onder de jurisdictie van Vilvoorde, genaamd "het Brusselbroek", buiten de poort van Vilvoorde op het einde van de Oude Aa, palende aan de goederen van Juffrouw Adriana de Costere, de goederen van de weduwe van Jeroen Herincx, de goederen van de Heilige Geest van Diegem, en de goederen van het klooster van Cortenberge. Deze partij beemd is Jan van Roije op 26-08-1641 ten deel gevallen uit de nalatenschap van zijn ouders en is door de verkrijgers in het openbaar gekocht na vier "zitdagen", waarvan de laatste op 11-07-1645. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7349 (Vilvoorde), folio 52v)

Op 09-05-1646 (datum van de verkrijgbrief voor schepenen van Vilvoorde) verkrijgen ze een huis met hof en toebehoren buiten de Vlaamsepoort te Vilvoorde, tegenover "de rivier van de vaart" (het Kanaal van Willebroek zal bedoeld zijn) tussen de straat die naar Voorde gaat en de straat die naar de Borcht gaat en verder naar Grimbergen (denkelijk de huidige Borchtstraat). Verdere belendingen zijn de goederen die eerst toebehoord hebben aan wijlen Catharina van Candriessche en Dismas Quisthout en "nu" aan het echtpaar Guilliamme de Smeth en Johanne Quisthout, en de goederen van de erven Andries Michiels de oude. Andries (Vospoel, die in de brief "Voorspoel" wordt genoemd) en Marie hebben het huis en hof in het openbaar gekocht (op 26-04-1646) van de kinderen van Christiaen Verbesselt (Niclaes en Martijne Verbesselt uit zijn eerste huwelijk (voor .) met wijlen Margriete van de Kerckhove, en de minderjarige Anna en Christiaen Verbesselt uit zijn tweede huwelijk met wijlen Cathelijne Mesmans (voor ¼). Christiaen Verbesselt had het huis op 07-08-1617 (datum van de wettelijke verkrijgbrief) verkregen met zijn eerste vrouw Margriete van de Kerckhove.
(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7349 (Vilvoorde), folio 170v)

Op 15-01-1648 verkrijgen zij van Heer en Meester Cornelis van Langerijt, advocaat in de Raad van Brabant en diens dochters (Juffrouw Helena van Langerijt, vrouw van Meester Maxmiliaen Moors (ook advocaat in de Raad van Brabant), en Juffrouw Petronella van Langerijt, getrouwd met Meester Jan Baptista Boonaert (rentmeester van het godshuis van Sint-Eloy binnen Brussel), beiden dochters van wijlen Juffrouw Barbara de Mournaij), de volgende stukken land:

1. Een halve bunder land (een "lanck halff bunder") buiten de Leuvensepoort te Vilvoorde, vóór de "Raijvaert". Belendingen: goederen van de Vrouwe van "Zeelhem", de parochiekerk van "Sinte Mertens Penthij" aldaar, goederen van de kinderen van Jan van den Sande en goederen van de Kapelrie van "Sinte Jans Baptista Antaer"
2. Een halve bunder land aan "Sinte Mertens Willige" op het "Penthijvelt", langs de heerbaan die van Vilvoorde naar Perk gaat. Belendingen: de goederen van wijlen Jaspar de Sande, de "kristen" van het begijnhof te Brussel en de goederen van het klooster van Steenvoort te Vilvoorde
3. 25 Roeden land in de helft van een halve bunder aan de Kruisweg op het "Penthijvelt" (de Kruisweg gaat naar Houtem). Dit is een half dagwand geweest, waarvan de resterende 25 roeden zijn afgemeten door de rentmeester van het gasthuis aan (ten behoeve van?) de erfgenamen van Meester Hendrick Brems, die eertijds de eigenaars waren (of zoiets, ik begrijp deze passage uit de schepenbrief niet zo goed)

De "verkopers" (althans hun ouders, waarschijnlijk worden Meester Cornelis van Langerijt en Juffrouw Barbara de Mournaij bedoeld) hebben de bovengenoemde drie partijen land op 20-09-1636 (datum van de Vilvoordse schepenbrief) verkregen. De verkrijgers hebben de partijen in het openbaar gekocht na drie "zitdagen", waarvan laatste op 30-09-1647 heeft plaatsgehad.

(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7350 (Vilvoorde), folio 308)
Op 07 of 17-02-1649 laten zij in hun huis (Andries ligt ziek te bed) op de hoek van de Meer (nu: Leuvensestraat) te Vilvoorde hun testament op de langstlevende vastleggen door notaris (en pastoor) Heer en Meester Hendrick Marchant. Daarin wordt hun dochter Cathelijnken Vospoel, indien haar vader als eerste zou komen te overlijden, een bedrag van 1.600 rinsgulden toebedeeld, uit te keren als zij meerderjarig zal zijn geworden (tot "geapprobeerden staet" gekomen). Getuigen zijn Anthoen Vospoel (wellicht een broer van Andries?) en Pauwels van den Sande. Op 21-03-1649 herroepen zij hun testament echter. Er worden wat aanpassingen gemaakt, de voornaamste daarvan zijnde dat het bedrag dat hun dochter was toebedeeld, verlaagd wordt tot f 1.000 en dat, indien Cathelijnken vóór haar meerderjarigheid mocht komen te overlijden, de naaste "vrinden" van de eerst overledene na de dood van de langstlevende in plaats van f800 slechts f500 krijgen. Getuigen zijn Pauwels van den Sande en Abram Peters (of "Pieters"). In het protocol van notaris Marchant zijn de veranderingen door middel van doorhalingen en toevoegingen in het oude testament aangegeven, waardoor één en ander niet geheel helder meer is, zoals bijvoorbeelde de datum van het testament. Het lijkt erop dat van "7" of "17" (februari) "22" (maart) is gemaakt. Echter, boven de tweede bladzijde van het testament staat: "Testament van Andries Vospoel op 27 meert 1649". Toen was hij echter al twee dagen dood! Hoe dan ook: de akte is ondertekend door "Andries Vorspoel" (of er echt een "r" staat is niet duidelijk), "Maria Mesaus", "Anthoen Vospoel" (doorgestreept, want hij was alleen getuige van het eerste, geannuleerde testament), "Abram P(i)eters"" en "Pauwels van Sande". (bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3802 (notaris Hendrick Marchant te Vilvoorde)).
Gehuwd voor de kerk (3) op 47-jarige leeftijd op 24-12-1650 te Vilvoorde, België (RK). Volgens de klapper bevindt de akte zich op blz. 119 van het trouwboek, doch op de film van de Mormonen (het originele trouwboek wordt niet meer ter inzage gegeven) houdt het trouwboek op bij pagina 117. Mogelijk zijn de laatste pagina's verloren gegaan nadat de klapper was gemaakt (de klapper dateert uit de 19de eeuw), maar het kan natuurlijk ook zijn dat de Mormonen verzuimd hebben de laatste pagina's te verfilmen... Echtgenoot is Sieur Jan de HELDT, schepen van Vilvoorde (1654-1655). Overleden na 14-02-1667. Als schepen van Vilvoorde tekende hij met "Jan de Heldt". (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7353, folio 293v, akte d.d. 17-10-1655), zoon van Jaspar (Jasper) de HELT, landbouwer (1629), schepen van Vilvoorde (1624-1625), rentmeester van Vilvoorde (1627-1630) en proviseur van de Tafel van de Heilige Geest te Vilvoorde (1630), en Marie de BECKERE. Op 12-11-1650 sluiten zij een huwelijkscontract (getekend door "Jan de Helt" en "Maria Mesaus") voor notaris (en pastoor) Heer en Meester Henricus Marchant te Vilvoorde. Jan de Helt wordt geassisteerd door zijn zwager Sieur Pauwel van Vuttum, en Maria Mesaus door haar schoonzus ("swagerinne") Anneken Marchant, hoewel in de akte eerst stond "Jan Vospoel, haeren schoenvader". De aanstaande echtelieden laten vastleggen dat indien zij als eerste overlijdt, hij zijn stiefdochter Cathalijnken Vospoel bij het bereiken van "eenen geapprobeerden staet" een bedrag van f600 moet uitkeren boven de f1.000 die haar uit hoofde van het testament van haar vader toekomt, en daarboven nog eens f100 voor haar uitzet. Tevens heeft zij recht op de goederen die haar moeder heeft geërfd van dier heerbroer Eustachius Mesaus, wijlen pastoor van Boekhoute in Vlaanderen. Mocht Maria Mesaus uit haar huwelijk met Jan de Helt nog kinderen nalaten (wat, gezien de leeftijd van Maria (47), niet waarschijnlijk mag worden geacht), dan krijgen die de helft van de voornoemde f1.000 en f600 en van de goederen die hun moeder van haar heerbroer heeft geërfd. Op 18-12-1651 laten de inmiddels echtelieden in hun huis op de Markt te Vilvoorde door dezelfde notaris Marchant twee veranderingen in hun huwelijkscontract aanbrengen: de f600, die Cathalijnken/Cathelijncken moet krijgen als haar moeder als eerste overlijdt wordt verlaagd tot f500, eventueel te "betalen" in de vorm van een jaarlijkse rente tegen de penning 16, en de f100 voor haar uitzet komt te vervallen. (bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 3802 (notaris Hendrick Marchant te Vilvoorde), akten van 12-11-1650 en 19-12-1651)

In een lijst van parochianen van Vilvoorde van 1681 (het kan echter ook de lijst van 1672 zijn; de lijsten van 1634, 1672 en 1681 staan door elkaar en de handschriften van 1672 en 1681 zijn vrijwel identiek), zich bevindende in het doodboek van Vilvoorde (het staat althans op de door de Mormonen vervaardigde film van dat doodboek), betaat hun gezin uit henzelf en:
Anna van Lint, 24 jaar, neptis
Jacobus van den Berghen, 7 jaar, nepos
Anna van den Branden, 24 jaar, familia (huispersoneel)
Of Anna van Lint en Jacobus van den Berghen kleinkinderen zijn (de oorspronkelijke betekenis van neptis/nepos) of nicht en neef (oom-/tantezeggers) vind ik moeilijk te zeggen. Als ze kleinkinderen zijn, zullen ze kinderen zijn van Cathelijnken Vospoel, het enige kind van Maria Mesaus (ik neem niet aan dat ze met Jan de Helt nog kinderen had, want ze was al 47 toen ze met hem trouwde). Jan de Helt was "jongman" toen hij met Maria trouwde, hoewel hij eventueel wel buitenechtelijke kinderen zou kunnen hebben gehad. Als Anna van Lint een kind is van Cathelijnken Mesaus, moet laatstgenoemd erg jong zijn geweest toen ze Anna kreeg (niet ouder dan 16 of 17).
(bron: doodboek parochie Vilvoorde (film 622134), folio 104)

Ze verkrijgen op 15-09-1654, middels een Vilvoordse schepenbrief, van Maria's neef en nicht Heer Eustachius en Agneete Messeaux (Messaus) (kinderen van Maria's overleden broer Peeter) een tegen de penning 18 losbare rente van f22 rinsguldens per jaar, elk jaar vallende met kerstmis, bepand op een huis met grond, hof, achterhuis en verder toebehoren, gestaan op de Grote Markt te Vilvoorde, tussen de goederen van de kinderen en erfgenamen van het echtpaar Sebastiaen Keldermans en Anna Hoff en de hoek van de straat die naar "den Keijser" (een herberg?) loopt. Met de achterkant grenst het perceel aan de Langemolenstraat. Eustachius en Agnes hadden de rente middels een schepenbrief van 30-12-1643 verkregen (via hun voogd Andries Vorspoel) van Jan van Beneden en diens vrouw Maria Willems. Op 19-12-1659 bekent Agneete (Agnes) Mesaus bij monde van Sieur Jan de Heldt het kapitaal van de rente en de verlopen ontvangen te hebben. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7348, folio 118v en inv.nr. 7353, folio 181v).
Uit het tweede huwelijk:
   1.  Catharina (Cathelijne, Cathelijnken). Overleden na 18-12-1651. Meestal wordt haar naam gespeld "Vorspoel", maar haar vader schreef "Vospoel", dus neem ik aan dat dat de correcte vorm is...

Op 27-11-1651 wordt voor schepenen van Vilvoorde ten behoeve van haar aan haar moeder Maria Mesaus een losselijke rente (tegen de penning 16) van f31:5 per jaar wettelijk overgedragen door Jonkvrouw Marie van Vuijtthum, dochter van wijlen Pauwels (moet waarschijnlijk "Jaspar" zijn) en wijlen Jonkvrouw Susanna van der Stricht. Deze rente (met een kapitale waarde van f500) wordt in mindering gebracht op de f1.000 die haar moeder haar verschuldigd is uit hoofde van het testament van wijlen Cathelijnes vader Andries Vospoel d.d. 22-03-1649. De rente was destijds ingesteld door wijlen Jan van der Elst en Anna van Ghijsel volgens een schepenbrief d.d. 14-06-1633 en wordt nu gehouden door Jan Buelens. Zij is bepand op een hofstede met een huis, grond, hoven en schuren erop, gelegen te Vilvoorde bij de Leuvensepoort. Belendingen: goederen die eertijds van Gielis Wants waren en nu toebehoren aan de weduwe van Gielis de Pauw, de goederen die waren van Huijberecht Bosbeke en nu toebehoren aan de weduwe en erfgenamen van wijlen Heer Melchior van den Cruijce, ridder, en de stadsvesten. Marie van Vuijtthum heeft deze rente verkregen door de scheiding van de nalatenschap van haar ouders d.d. 13-??-1644 (waarschijnlijk moet dit 13-06-1644 zijn), nadat haar moeder die op 30-07-1640 had verkregen als weduwe van haar tweede man Jan van Candriessche. Verder is de rente nader bezet op het "kindsgedeelte" van goederen gelegen te Eppegem, die verstorven zijn op wijlen Jan van der Elst en Anna van Ghijsel.
(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7352 (Vilvoorde), folio 308)

Op 22-03-1654 wordt voor schepenen van Vilvoorde ten behoeve van haar aan haar stiefvader Sieur Jan de Heldt een losselijke rente (tegen de penning 16) van f25 jaar, telkens vallende op 22 maart, te beginnen in 1655, wettelijk overgedragen door Jan Michiels, zoon van wijlen Andries en wijlen Jonkvrouw Clara van den Zande. De kapitale waarde van deze rente komt weer in mindering op de f1.000 die haar moeder en stiefvader haar verschuldigd zijn uit hoofde van het testament van wijlen Cathelijnes vader Andries Vospoel d.d. 22-03-1649. De rente is bepand op een rente van f35 per jaar, die weer bepand zijn op goederen van wijlen Meester Adam Michiels en Juffrouw Maria Paeps en in het bijzonder op twee huizen (met grond, hof, stallingen, schuren en kelders), respectievelijk genaamd "den Molencamme" en "den Ingel", naast elkaar staande op de Grote Markt te Vilvoorde. Belendingen: de kinderen en erfgenamen van wijlen Jaspar de Heldt aan de ene kant en een straatje gaande naar de Koestraat aan de andere kant. De achterzijde paalt aan datzelfde straatje. Jan Michiels heeft deze rente op 05-02-1643 verkregen volgens een Vilvoordse schepenbrief en op diezelfde datum zijn de twee genoemde huizen door wijlen Meester Adam Michiels verkregen.

Op 14-02-1667 verklaart Jan de Helt (Heldt) dat hij de kapitale waarde van de rente heeft ontvangen uit de penningen van een rente van f41, die Jan Michiels toekwam.

(bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7353 (Vilvoorde), folio 143v).

 
Vd    Meester Petrus (Peeter) MESAUS, chirurgijn (1629-1644). Overleden tussen 08-03-1644 en 09-11-1649. Op 08-07-1626 compareert (als "mr. Peeter Meseaus") met zijn vader voor notaris Japsar Spijsken te Vilvoorde om de verkoop vast te leggen van een huis op de Meer (de tegenwoordige Leuvensestraat) te Vilvoorde aan Merten van Oudenhoven (zoon van Jeronimus en Jacquelijne van Bouchout, beiden op 25-05-1629 wijlen, en echtgenoot van Cathelijne van de Vinne), ingezetene van Vilvoorde. Het huis (met grond, hof en bakhuis) staat tussen de goederen van de erven Pauwels de Meijer en die van Philips Gootens en grenst achter aan het Moninkhof. De koopsom bedraagt, boven diverse lasten die erop rusten, f86, te betalen binnen een jaar in vier termijnen (om de drie maanden een kwart). Het wettelijke transport vindt plaats op 12-01-1627 voor schepenen van Vilvoorde, met autorisatie van Wethouders van Vilvoorde als "Overmomboiren" van de wezen, aangezien de helft van het huis toekomt aan de kinderen van Peeter uit zijn eerste huwelijk met wijlen Clara de Riddere. Als zekerheid voor de betaling van een jaarlijkse rente van f6:5 aan de Tafel van de Heilige Geest te Vilvoorde, die op het huis rust, verbindt de koper tevens zijn huis genaamd "de Croone" op de Grote Markt en een half bunder land op "Coxum" (ofwel "Copsemveld" of "Copsum"). Als Van Oudenhoven in 1629 een vijfde van dat halve bunder land wil verkopen (aan Aert Willems ten behoeve van diens moeder Helena Stooters, (laatst) weduwe van Godevaert Francken), moet Eustaes Meseaus namens zijn zoon Peeter op 16-05-1629 verklaren dat hij geen recht pretendeert aan de goederen van Van Oudenhoven. Niettemin wordt in een Vilvoordse schepenbrief van 25-05-1629 vastgelegd tussen Eustaes en Aert Willems dat indien Van Oudenhoven niet binnen een jaar de kapitale som van de rente, zijnde f100, heeft betaald aan de Heilige Geest, Willems pro rato zal meebetalen (voor de f28 die hij voor het stuk land heeft moeten betalen). (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7340 (Vilvoorde), folio 258 ev, en inv.nr. 7339, folio 162), zoon van Eustachius (Eustaes, Eustaus, Stacen) MESAUS (zie IVa) en Margareta (Margriete, Margariet) TERWAERTS.
Gehuwd voor de kerk (1) op 06-10-1619 te Vilvoorde, België (RK) (getuige(n): Meester Petrus van de Vinne en Eustatius Meseaux) met Clara de RIDDERE. Overleden vóór 21-11-1625. De twee nog levende kinderen uit dit huwelijk (Eustachius (13 jaar) en Agnes (10 jaar)) wonen volgens de lijst van parochianen van Vilvoorde van 1634 bij hun grootouders Eustachius Mesaus en Magareta Terwewaerts.

Op 18-01-1624 (datum van de transportbrief) kopen zij van Elizabeth van Ghindertaelen, weduwe van Guilliamme Melis (in hun testament d.d. 29-08-1613, gepasseerd voor notaris Jan Spijsken te Vilvoorde, had Guilliamme zijn vrouw gemachtigd om na zijn dood vrijelijk over het huis te beschikken), een huis met grond, hof, bakhuis en verdere toebehoren, gestaan op de Meer (de tegenwoordige Leuvensestraat) te Vilvoorde. Het huis (met grond, hof en bakhuis) staat tussen de goederen van de erven Pauwels de Maijere en die van Philips Gootens en grenst achter aan "het Moninckhoff". De jaarlijkse lasten die erop rusten zijn: 10 stuivers aan de Hertog van Brabant, 20 stuivers aan Peeter Mergo d'oude, f14:10 aan kuiper Guilliamme de Smeth en f12:10 aan de weduwe van Sieur Jaspar de Libaert. Tevens zullen ze aan de verkoopster een jaarlijkse rente schuldig zijn van f6:5, kwijtbaar tegen de penning 16. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7337 (Vilvoorde), folio 342)

Op 30-12-1643 verkrijgen hun kinderen Eustachius en Agnes (via Andries Vorspoel) een rente van f22 per jaar van Jan van Benede(n) en diens vrouw Maria Willems, bezet op een huis op de Grote Markt te Vilvoorde. In 1654 verkopen ze de rente aan hun oom en tante Sieur Jan de Heldt en Maria Mesaus (zie verder de opmerkingen bij dat echtpaar). (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7348, folio 118v)

Op 07-01-1644 verkrijgen hun kinderen Eustachius en Agnes (via Andries Vo(r)spoel) een rente van f12 per jaar van het echtpaar Hendrick van Horenbeke en Margriete van der Elst, bezet op een huis (met grond, hof, schuur en stallingen) in de Lange Molenstraat te Vilvoorde, dat eertijds uit twee erven heeft bestaan (belendingen: de goederen van Jan van der Meulen, de goederen van Commissaris Reijmboudts (eertijds van wijlen Hans Swimmers alias Van Balen), en achter de goederen van de kinderen en erfgenamen van Jan Schoenaerts met de goederen van Eustaes Meseaus en de leibeek aan één zijde ervan lopende), welk huis en toebehoren ze (Hendrick en Margriete) per Vilvoordse schepenbrief van 29-03-1635 verkregen hebben. Dit huis is onder meer belast met een jaarlijkse rente van f31:5 aan de weduwe van Jan van Candriessche. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7348, folio 124v)

Op 22-06-1644 verkrijgen hun kinderen Meester Eustachius en Agnes (via Andries Vo(r)spoel) een rente van f37:10 per jaar van Cornelis Huijge, wonende binnen de jurisdictie van Vilvoorde, bezet op een huis (met grond, hof, schuur en stallingen), groot een "derdendeel", en een beemd van 10 dagwanden genaamd "den Natten Bempt", beide gelegen in het gehucht Ten Bossche in de jurisdictie van Vilvoorde. In het schepenregister is op 25-06-1648 aangetekend dat Cornelis Huijge de rente heeft afgelost, waarvan de helft aan Agneete ("Agnes" volgens de handtekening) Mesaus (die inmiddels 25+ is, blijkende uit een attestatie van pastoor Marchant van Vilvoorde waarin deze verklaart dat zij op 16-02-1623 is geboren) en de andere helft aan Andries Vorspoel ("Vospoel" volgens de handtekening) namens Meester Eustatius Meseaus, priester, die (Andries) nog wel een akte van procuratie moet overleggen. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7348 (Vilvoorde), folio 255).
Gehuwd voor de kerk (2) op 21-11-1625 te Vilvoorde, België (RK) (getuige(n): Henricus Correa en Eustachius Mesaus) met Beatrix HAEGERS.
Uit het eerste huwelijk:
   1.  Heer en Meester Eustachius, priester, onderpastoor van Evergem (1648-1660) en pastoor van Ertvelde (1660-1667), gedoopt (RK) op 13-08-1620 te Vilvoorde, België (getuige(n): Eustatius Meseaux en Catharina de Donckere), overleden op 04-12-1667 op 47-jarige leeftijd. Op 08-03-1644, hij draagt dan al de titel "Meester", verkrijgt hij van zijn zus Agneete (Agnes) Meseaus (Mesaus) middels een Vilvoordse schepenbrief haar helft van een drietal renten, waarvan hij de wederhelft al bezit, te weten:

1. F22 per jaar, bepand op een huis en achterhof op de Grote Markt te Vilvoorde (naast de goederen van de kinderen en erfgenamen van Sebastiaen Keldermans en de hoek van de straat gaande naar "den Keijser", en met de achterkant aan de Lange Molenstraat), welke rente Eustachius en Agnes middels een schepenbrief van 30-12-1643 hebben verkregen
2. F12 per jaar, bepand op een huis etc. in de Lange Molenstraat te Vilvoorde, tussen de goederen (huizen) van Jan van der Meulen en Commissaris Reijmboudts (het laatstgenoemde eertijds toebehoord hebbende aan wijlen Hans Swimmers alias Van Balen) en met de achterkant aan de goederen van de erven Jan Schoennaerts(?), met de goederen van Eustatius Meseaus en de leibeek aan één zijde lopende, welke rente Eustachius en Agnes middels een schepenbrief van 07-01-1644 hebben verkregen
3. F26:11 per jaar, bepand op het huis met hofstede genaamd "Antwerpen" in de straat gaande naar de Mechelsepoort (bedoeld wordt het huis van Eustachius' grootouders Eustachius Mesaus en Margriete Terwaerts in de Mosselpoortstraat, de tegenwoordige Vlaanderenstraat), tussen de goederen (huizen) van Peeter Marchant (over de erven Joos Spruijt) en Jaspar de Smeth aan de ene kant, de leibeek aan de andere zijde en aan de achterzijde en de straat aan de voorkant. Deze rente hebben Eustachius en Agnes verkregen via een Vilvoordse schepenbrief d.d. 12-09-1634

Namens zijn zus (krachtens een procuratiebrief, gepasseerd op 04-03-1644 voor notaris Philips van den Kerckhove te Brussel) en namens zijn oom Heer en Meester Eustatius Meseaus, zoon van Eustatius, pastoor van de parochie van Boekhoute in Vlaanderen (denkelijk de voogd van "deze" Eustachius) (krachtens een procuratiebrief, gepasseerd op 22-02-1643 voor notaris Laureijs Cockuijt te Boekhoute in Vlaanderen) compareert ter zake van het wettelijke transport ene Arnoud Nerincx in het bijzijn van vrienden en magen van Agnes, te weten: Eustatius Meseaus (denkelijk wordt haar grootvader bedoeld), Albert de Doncker, Anthoen van Volcxem en Sieur Geeraert Carlaij).

(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7348, folio 161)
Hij was onderpastoor van Evergem 18-07-1648 tot 1660 en pastoor van Ertvelde van 14-10-1660 tot zijn dood op 04-12-1667. Hij was baccalaurus in de godsgeleerdheid (S.T.B.: scientiae theologicae baccalaurus). Hij was een neef (oomzegger) van Eustaas Mesaus, die van 1631 tot 1649 pastoor was was van Boekhoute. (bron: Appeltjes v/h Meetjesland, jaargang 1980, pagina 230, 233).
   2.  Petronella, gedoopt (RK) op 01-02-1622 te Vilvoorde, België (getuige(n): Petrus van de Vinne en Margarita Terwaert), overleden vóór 1634.
   3.  Agnes (Agneet, Agneete), gedoopt (RK) op 16-02-1623 te Vilvoorde, België (getuige(n): Gisbertus Targon en Agnes van Oudenhoven). Overleden na 19-12-1659. Op 29-11-1649 compareert Dierick van de Plas (handtekening) voor notaris Joannes van der Guchte te Vilvoorde en bekent uit handen van "Jo.e Agneet Messaus dochter Peeters, daer moeder aff was Clara de Ridder" een bedrag van f300 (rinsguldens) ontvangen te hebben, waarvoor hij haar jaarlijks, te beginnen op 29-11-1650, een rente van f15 zal betalen. In de marge van de akte in het protocol van notaris Van der Guchte citeert deze het door Agnes Mesaus eigenhandig geschreven, doch ongedateerde, briefje, ten teken dat "Dierick Plasman" de schulden geheel heeft voldaan. Op het originele briefje (dat bij de akte zit) staat:
"IJck kenne voldaen te sijn van die
obbelegasen van Dierick Plasman van
van (sic) het verlop ende princepael
bij mij Agnes Mesaus"
(bron: RA Leuven, Notariaat, inv.nr. 134 (notaris Joannes van der Guchte), jaar 1649, akte 134)

Ze was op 13-02-1650 nog niet getrouwd.

Wellicht (na 1650) getrouwd met Hendrik Verheijlewegen, die eerst getrouwd was (op 11-09-1645 te Anderlecht) met Joanna van Cutsem. (bron: Kwartierstaten Brabant, internet).

 
IVb    Petrus (Peeter) MESAUS, overleden op 19-07-1632 te Wolvertem, België. Ook wel: Mesious, Messaux en Mesouws. Zoon van Sieur Judocus (Joos) MESOUS (zie IIIa) en Maria (Marie) de BRUECKERE.
Gehuwd vóór 1602 met Maria (Marie) van OVERSTRAETEN. Overleden na 18-02-1634. Ook wel: Van Overstraten en Van Overstraete.

Niet zeker of zij de moeder is van Joannes en Anna...

In een ongedateerd, doch 17de eeuws (hoewel de inventaris van het RA Beveren vermeldt dat het uit de 16de eeuw dateert), cijnsboek van het Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, wordt zij als "Maria van Overstraeten, weduwe van wijlen Peeter Mesaus", genoemd met drie bezittingen waarvoor zij cijnsplichtig is aan de abdij (de folionummers verwijzen (denkelijk) naar een landboek van de abdij):
1. Een hofstede met een huis erop, groot omtrent een half bunder, gelegen binnen de parochie van Wolvertem. Belendingen: a. en b. het goed van Jan van Buggenhoudt, c. de goederen van Joos Croonens (verder in het cijnsboek heet hij "Cruenen") den Jonghen, en d. de Grote Dries. De cijns bedraagt 2 kapoenen. Verwijzing naar folio 10
2. Een "eussel" (dit is een door bossen ingesloten weide, of gewoon "weide") van 1½ dagwand in de Veldstraat te Wolvertem. Belendingen: a. de Windmolenkouter, b. de goederen van Henderick Herbosch, c. Gillis Willocx, en d. de Veldstraat. De cijns bedraagt 2 penningen Leuvens. Verwijzing naar folio 31v
3. Een half bunder bos aan het eind van de Polnackstraat (denkelijk ook binnen de parochie van Wolvertem). Belendingen: a. de goederen van Jan de Hertoch, b. de goederen van Jan Vereijcken, c. de goederen van Michiel Diertijns, en d. de goederen van het godshuis van Dielegem. De cijns bedraagt 1 penning Leuvens. Verwijzing naar folio 32
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, inv.nr. 8005/1), dochter van Anthonis van OVERSTRAETEN en Anna van ZUENE. Op 13-01-1616 (datum van de transportbrief) dragen zij voor het laathof te Impde (de akte is ingeschreven in het schepenregister van Wolvertem) drie dagwanden "eussel" (weide), die Marie van haar ouders heeft geërfd en zijn gelegen onder Wolvertem tegen de Heistraat ("Heijstraete"), tussen de goederen van Meester Jasper van Overbeke en die van de erven Willem Jacops, komende met één eind aan "sheeren straete", over aan Jan van Overstraeten (mogelijk een broer van Marie) en diens vrouw Cathelijne van den Dale. N.B. Eén van de aanwezige gezworen erflaten van het laathof is ene Eustacius Mesious. Mogelijk is hij een zoon van Eustacius en een kozijn van Peeter? (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7750 (Wolvertem), folio 14)

Op 04-07-1616 (datum van de transportbrief) verkrijgen zij van Joos de Brueckere, zoon van wijlen Joos de Brueckere en Adriane Geerts, die hiertoe afstand doet van het vruchtgebruik (de "tocht") ten profijte van haar zoon, een stuk "eussel" (weide) genaamd "het Peerteussele", groot omtrent een half bunder, denkelijk gelegen in de parochie van Wolvertem, die de "opdrager" heeft geërfd van zijn vader, en tevens alle andere "actie, paert & gedeelte" die Joos de Brueckere van zijn vader heeft geërfd en waarvan ene Merten Cranaert het vruchtgebruik heeft.
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7750 (Wolvertem), folio 30)

Op 21-08-1617 beloven zij voor schepenen van Wolvertem en laten van het laathof te Wolvertem van de abdij van Groot-Bijgaarden een erfelijke rente van f25 jaarlijks, te beginnen op 10-07-1618, te zullen betalen aan Meester Henrick Esdeueren ten behoeve van Willem de Wageneer x Marie Heijmans voor driekwart en voor de voornoemde Willem de Wagenaar, Gielis IJdens en Huijbrecht van Hamme samen voor het resterende kwart. Ze verbinden hieraan de hofstede en landen die Peeter van zijn ouders heeft geërfd, te weten:
1. Een hofstede, groot omtrent een half bunder, gelegen aan de Grote Dries ("Grooten Driesch") in de parochie van Wolvertem. Belendingen: a. Jan van Buggenhoudt, b. Machiel de Raijmaecker, en c. (achter) Jan van Buggenhoudt voornoemd. De hofstede is belast met een jaarlijkse cijns van twee kapoenen aan de abdij van Groot-Bijgaarden
2. Een weide van omtrent 1½ dagwand, ook in de parochie van Wolvertem gelegen. Belendingen: a. de Windmolenkouter, b. Jan de Bock, c. de Veldstraat, en d. Eustache Mesauws. Belast met een jaarlijkse cijns van twee penningen Leuvens aan de abdij van (Groot-)Bijgaarden
3. Een derde van een stuk, wezende deels weide en deels bos, ook in Wolvertem gelegen, tussen de Cokaerts aldaar en de goederen van Jan Matens, en palende achter aan de goederen van het godshuis van Dielegem
4. Een stuk land van 1½ dagwand op de Ophemkouter (te Wolvertem). Belendingen: a. de goederen van Jan Berlijes en de kerk van Wolvertem, b. de goederen van Niclaes van Vianen, c. het "Puthoff", d. de goederen van Meester Jasper van Nieuwenhuijse. Belast met een jaarlijkse cijns van 12½ stuiver aan het begijnhof van Brussel
Als extra zekerheid voor de ontvangers beloven Peeter en Marie deze gelofte ook te laten passeren voor wethouders van Brussel. Zij benoemen Jan Michiels en Niclaes de Smeth om in hun naam deze gelofte voor wethouders van Brussel te doen.
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7750 (Wolvertem), folio 140v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Laurentia, gedoopt (RK) op 19-10-1594 te Rossem, België (getuige(n): Benedictus van Beveren en Adriana Peetermans).
   2.  Joannes, gedoopt (RK) op 13-05-1598 te Vilvoorde, België (getuige(n): Joannes Vekemans en Anna Bosbe (afkorting voor "Bosbeke"?)). Volgens de akte heet de vader "Petrus Messant" (of: "Messaut"). De moeder wordt niet genoemd. Overleden na 28-07-1637.
   3.  Anna, gedoopt (RK) op 30-09-1602 te Vilvoorde, België (getuige(n): Ma...(?) Willems en Gertrudis de Mertermans). De naam van de vader is in de akte "Petrus Messans" (of: "Messaus"?). De moeder wordt niet genoemd.
   4.  Nicolaus (zie Ve).
   5.  Judocus, gedoopt (RK) 1610 te Rossem, België (getuige(n): Judocus Mesaus en Cornelia van Vossem). Gedoopt op de "vierde dag van palmzondag". Overleden op 12-03-1668 te Wolvertem, België.
   6.  Gertrudis. Filiatie niet zeker.
Gehuwd voor de kerk op 28-07-1637 te Wolvertem, België (RK) (getuige(n): Joannes Misous, Petrus van Malderen en Joannes van Beveren) met Nicolaes CROCKAER.

 
Ve    Nicolaus MESAUS, gedoopt (RK) op 23-02-1607 te Rossem, België (getuige(n): Arnoldus van den Broecke en Martina van der Haeghen), overleden op 31-03-1668 te Wolvertem, België op 61-jarige leeftijd. Ook wel: Misoulx. Zoon van Petrus (Peeter) MESAUS (zie IVb) en Maria (Marie) van OVERSTRAETEN.
Gehuwd met Amelberga ZANDERS, overleden op 25-03-1670 te Wolvertem, België. Ook wel: Sanders. Op 03-07-1669 overleed een naamloos (of naam onbekend) kleinkind van hen te Wolvertem. (bron: Medard Moerenhout in "De Familie Mesaus te Wolvertem, Rossem, Meusegem en Impde van 1590 tot 1800", 1984, verwijzing naar aktenummer 5/526v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Maria, gedoopt (RK) op 18-02-1634 te Wolvertem, België (getuige(n): Egidius Verbricke(?) en Maria van Overstraten, weduwe van Petrus Mesous, in plaats van haar dochter Gertrudis Mesous).
Gehuwd voor de kerk op 24-jarige leeftijd op 16-06-1658 te Wolvertem, België (RK) (getuige(n): Nicolaes Messaus en Joannes van Bever) met Adrianus van INGELGOM.
   2.  Judocus, gedoopt (RK) op 13-06-1639 te Wolvertem, België (getuige(n): Judocus Mesous en Maria van den Dale).
   3.  Eustachius, gedoopt (RK) op 01-08-1640 te Wolvertem, België (getuige(n): Eustachius Misous in plaats van Egidius de Vleeschhouwer en Joanna Pellementiers).

 
IVc    Jacobus (Jaecques) MESAUS, overleden vóór 1617. Op 03-01-1617 worden voor schepenen van Wolvertem onder zijn drie kinderen (de nog minderjarige, doch reeds tot redelijke ouderdom en verstand gekomen zijnde, Michielken en Corneliken, wier voogd is Peeter Misious (Mesaus; in de scheidingsbrief is de achternaam steeds "Misious" gespeld), en Beijken Misious, die getrouwd is met Gillis de Pauw) de gronden van erven en de renten verdeeld, die Jaecques heeft nagelaten en die afkomstig zijn uit de nalatenschap van zijn ouders Jois Misious (Joos Mesous) en Marie de Breuckere. Helaas vermeldt de akte in het schepenregister van Wolvertem alleen wat Michielken krijgt. Dit zijn:
1. De helft (de wederhelft is van Eustatius Misious (Mesaus)) van drie dagwanden weide tegen de Windmolenkouter (te Wolvertem)
2. Een half dagwand land op de Windmolenkouter, boven de Doelstraat, tussen de goederen van Roelant Thielmans en die van Meester Jesper van Nieuwenhuijse
3. Tweederde (het resterende derde is voor Beijken) van een rente van f3 per jaar, bezet op de goederen van Mattheeus de Cock, zijnde een stede te Eversem onder Meise
4. De helft van een erfelijke rente van f3 per jaar, bezet op een weide onder Meise aan "'T Root Valleken", toebehorende aan de erven Cornelis Willaems
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7752 (Wolvertem), folio 19v), zoon van Sieur Judocus (Joos) MESOUS (zie IIIa) en Maria (Marie) de BRUECKERE.
Gehuwd (1) vóór 1591 met Anna SACRAIAS, overleden vóór 1598. De achternaam wordt zo vermeld in een transportbrief d.d. 02-08-1617, gepasseerd voor erflaten van het laathof van Impde (zoals opgenomen in het schepenregister van Wolvertem), waarin haar dochter Barbara Mesaus (in die akte "Mesoius" genoemd) land in Meise overdraagt aan haar voormalige voogd (en aangetrouwde oom) Benedictus van Bevere en diens tweede vrouw Martijne Verhaghen. Wellicht is de achternaam een verbastering (of verhaspeling?) van Zacharias (Sacarias?).
Gehuwd (2) met Anna van den DALE.
Uit het eerste huwelijk:
   1.  Judocus, gedoopt (RK) op 18-08-1591 te Rossem, België. Vermoedelijk overleden vóór 03-01-1617.
   2.  Barbara (Beijken) (zie Vf).

Uit het tweede huwelijk:
   3.  Michael (Michielken), gedoopt (RK) op 04-10-1598 te Rossem, België (getuige(n): Judocus Mesaus en Gertrudis Mesaus). Overleden na 03-01-1617. Zijn voogd was op 03-01-1617 zijn oom Peeter Misious (Mesaus).
   4.  Cornelia (Corneliken), gedoopt (RK) op 25-06-1600 te Rossem, België (getuige(n): Adrianus Droeshout en Cornelia van Vossem). Overleden na 03-01-1617. Haar voogd was op 03-01-1617 haar oom Peeter Misious (Mesaus).

 
Vf    Barbara (Beijken) MESAUS, gedoopt (RK) op 22-10-1595 te Rossem, België (getuige(n): Henricus Schoris en Barbara van Beveren), overleden op 01-11-1678 te Vilvoorde, België op 83-jarige leeftijd. N.B. Dit is de overlijdensdatum van "een" Barbara Mesauxs. In de lijst van parochianen van Vilvoorde van (naar ik aanneem) 1672 woont zij ("Barbara Mesauws, vidua Egidii de Pauw") samen met haar kleindochter ("neptis", zou ook nicht kunnen betekenen) Anna Divoije, 28 jaar oud. Na haar wordt genoemd het echtpaar Hubertus Divoije en Cornelia de Pauw. (bron: doodboek parochie Vilvoorde (film 622134), folio 111)

Op 02-08-1617 (datum van de transportbrief) draagt ze (als Barbara Mesoius (sic!), dochter van wijlen Jacques en wijlen Anna Sacraias) met haar man Gielis de Pauw voor erflaten van het laathof van Impde (de akte is ingeschreven in het schepenregister van Wolvertem) aan Benedictus van Bevere (haar gewezen voogd), zoon van wijlen Marcus, en diens vrouw Martijne Verhaghen, een stuk land over van 1½ dagwand op het Heijenbekeveld in de parochie van Meise. Belendingen: a. (de goederen van) Peeter Huijghe, b: Joos Usselincx, c. en het voetweggetje van Rode naar Impde. Belast met een jaarlijkse cijns van twee penningen Leuvens aan de "heer van de grond", zijnde de heer van Impde, Hamme, Wolvertem, etc. Loijs Verreijcken Ridder. Barbara heeft dit land verkregen bij de verloting van de nalatenschap van haar paternele grootouders Joos Mesous en Marie de Brueckere op 13-01-1616 voor de schepenbank van Wolvertem. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7750 (Wolvertem), folio 56v)

Op 13-05-1624 draagt zij, geassisteerd door haar oom Eustaes Meseaus (Mesaus), rentmeester van Vilvoorde, een erfrente van f7 per jaar, kwijtbaar tegen de penning 16, telkens vallend op 10 mei, op aan het echtpaar Sieur Jan Gheerts en Juffrouw Philippote van Bourgoignen, bepand op het huis waarin zij woont (waarvan zij de helft in eigendom bezit en de wederhelft in vruchtgebruik heeft) bij de Leuvensepoort te Vilvoorde, palende aan de goederen van Peeter Verheijden, achter aan de goederen die eertijds waren van de erven Aert van Obbergen en nu zijn van Huijbrecht van Bosbeke, en aan de Herenstraat aan de twee resterende zijden. Het huis is belast met 5 schellingen 74 penningen Leuvens, 7 kapoenen en nog 15 penningen Leuvens per jaar aan de Hertog van Brabant. Barbara vrijwaart de ontvangers van de rente van enige belasting "te lothe en te schothe" of anderszins. Op 09-05-1636 verklaart Juffrouw Philippote van Bourgoignen, inmiddels weduwe, dat ze van Barbara de kapitale som voor f4 heeft ontvangen en dat de rente verderloopt voor f3 per jaar. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7337 (Vilvoorde), folio 399)

Zij bezat als weduwe van Gielis de Pauw op 27-11-1651 goederen bij de Leuvensepoort te Vilvoorde, palende aan een hofstede van Jan Buelens, die daarvóór van Gielis Wants waren. (bron: Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7352 (Vilvoorde), folio 308), dochter van Jacobus (Jaecques) MESAUS (zie IVc) en Anna SACRAIAS.
Gehuwd voor de kerk op 20-jarige leeftijd op 19-06-1616 te Vilvoorde, België (RK) (getuige(n): Wuilhelmus de Pauw en Eustatius Meseaux) met Egidius (Gillis, Gielis) de PAUW, overleden ±1623. Overleden vóór 13-05-1624. Zoon van Hendrick de PAUW en Jenneken COREMANS. In de lijst van parochianen van Vilvoorde van 1634 worden zij genoemd met drie kinderen:
Cornelia, 14 jaar
Elizabeth, 13 jaar
Anna, 12 jaar
(bron: doodboek parochie Vilvoorde (film 622134), folio 134).
Uit dit huwelijk:
   1.  Cornelia, geboren ±1620, overleden na 1672.
Gehuwd vóór 1672 met Hubertus DIVOIJE, overleden na 1672.
   2.  Elizabeth, geboren ±1621, overleden na 1634.
   3.  Anna, geboren ±1622, overleden na 1634.

 
IIIb    Merten MASOUWEN, meier van Meise (1556-1558), stadhouder (substituut) te Meise van de meier van de Prins van Oranje (1545-1562), gezworen erflaat van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof te Meise en daaromtrent (1542-1563), gezworen erflaat van Jan van der Heijden van diens laathof te Meise en daaromtrent (1544-1545), meier van de heer Ferry van Glymes, Baron en Heer van Grimbergen (1562-1563) en meier van Jonkheer Peeter van der Beken, drossaard van het Land van Grimbergen, van zijn laathof en heerlijkheid te Meise, Sint-Brixius-Rode en daaromtrent (algemeen bekend als "de Heerlijcheijt van Spaengnien") (1551-1562). Overleden tussen 22-05-1563 en 13-10-1573.

Zijn kinderen Eustase en Heijlweghe (x Peeter van den Coutere) Messouws dragen op 13-01-1574 (oude "Brabantse" stijl, dus 13-01-1575 n.s.) hun deel van een korenrente van 14 "veertelen" rogge per jaar, dat ze van hun vader hadden geërfd, over aan Merten van Rode x Mertijne van der Schueren, op wier land in Meise (op het veld geheten "den Papenmoertere"; belendingen: 1. en 2. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, 3. de Mechelsestraat, en 4. de goederen van de erven Machiel IJsermans) de rente is bezet. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5704 (Meise), folio 252). Ook wel: (Van) Massouwen, Mesaux, Masouws en Messouws.

Op 11-12-1544 ontvangt ene Merten Mesaws ten behoeve van priester Joos Schockaert, zoon van wijlen Roelant, voor het laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, een erfelijke rente van 2 karolusguldens per jaar, bezet op een hofstede op de Grote Dries te Wolvertem, van Clara Meskens, dochter van wijlen Merten Meskens en wijlen Margriete van der Beelen, en haar (Clara's) man Jan van der Schueren. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 8495 (Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, geen folionummer, akte d.d. 11-12-1544)

Op 01-06-1545 treedt Merten Masouwen op namens Gielijs de Beckere, meier van Mevrouw van Bouchout. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5700 (Meise), folio 109)

Op 05-09-1555 verkrijgt hij (als "Merten Masouwen sone Eustatij Masouwen") voor schepenen van Meise van Barbara van der Cammen, weduwe van Henrick de Briedere, als tochthoudster, en van Gielijs de Briedere, zoon van wijlen Laureijs de Briedere, in naam van hemzelf en met Jan van der Cammen als voogd van Jan, Merten, Roelant en Margriete Sbrieders, de kinderen van voornoemde Henrick de Briedere, de helft van een stuk land (heer van de grond is de Prins van Oranje) van ongeveer 3 dagwanden, gelegen in de parochie van Meise, op het veld genaamd de Heide, tussen: 1. de Mechelsestraat, 2. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, 3. de Heistraat, en 4. de goederen van de Heer van Immerseel. Het land is onbelast. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5702 (Meise), folio 130)

Op 11-03-1556 ("Brabantse stijl", dus 11-03-1557 n.s.) verkrijgt hij (als "Merten Masouwen sone Eustatij Masouwen") voor schepenen van Meise van Machtielt van den Broecke, dochter van wijlen Merten van den Broecke, weduwe van van Michiel de Notere en "tegenwoordig" getrouwd met Henrick Smet (die haar vergezelt), als vruchtgebruikster, en haar dochter Marie Tsnoters als erfgename van voornoemde Michiel de Notere, haar (Marie's) vader, een hofstede met huis, groot een half bunder, gelegen in de parochie van Meise. Belendingen: 1. de Nauwstraat, 2. de goederen van de erven Jan van der Straten, en 3. het Meijsscherveld. Heren van de grond zijn de Prins van Oranje en Jonkheer Jan van der Ee, Heer van Immerseel. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5702 (Meise), folio 22v), zoon van Eustatius (Eustache, Eustaes, Eustasie, Staes) MASOUWEN (zie IIa) en Heijlwijge VITS.
Gehuwd. Getrouwd vóór 14-05-1541. Partner is Elizabeth MESKEN. Overleden na 28-05-1550. Ook wel: Meskens en Meijsken. Dochter van Merten MESKEN. Op 14-05-1541 (datum van de transportbrief, gepasseerd voor gezworen erflaten (onder wie Eustatius Masouwen) van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof te Meise en daaromtrent) kopen Merten Masouwen, zoon van Eustatius, en zijn vrouw Elisabeth Mesken, dochter van wijlen Merten, van Juffrouw Geertruijt ts'Roovers, weduwe van wijlen Jan Waleijn alias de Casseleere, een dagwand land op de Molenkouter te Meise. Belendingen: 1. de goederen van de verkoopster, 2. het "Banaerts"-weggetje, 3. de goederen van de piëtantiën van de abdij van Grimbergen, en 4. de goederen van Willem de Donckere. Belast met 2 penningen Leuvens per jaar aan de heren van de grond (het kapittel van Sint-Gummarus te Lier) en 2½ veertel rogge per jaar aan Franchoijs Beijdaele. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5700 (Meise), folio 75v)

Op 28-12-1545 verkrijgen Merten Masouwen, zoon van Eustatius, en zijn vrouw Elizabeth Meijsken van Machtielt van den Broecke, dochter van wijlen Merten vanden Broecke, en dier man Henrick Smet een erfelijke rente van f2:10 per jaar, telkens verschijnende met Sint-Jansmis, vanaf 1546, bezet op een hofstede in de Naustraat te Meise (op grond van de Prins van Oranje en de Heer van Immerseel), groot ongeveer 1½ dagwand, tussen: 1. de Naustraat, 2. de goederen van Jan van der Straten, en 3. het Meiseveld ("Meijsvelt"). (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5700 (Meise), folio 118v)

Op 28-05-1550 (datum van de transportbrief, gepasseerd voor gezworen erflaten (onder wie Eustacius Masouwen) van Jonkheer Peeter van der Beken, drossaard van het Land van Grimbergen, van zijn laathof te Meise, Sint-Brixius-Rode en daaromtrent, algemeen bekend als de Heerlijkheid van Spanje, van welke brief een kopie opgenomen is in het schepenregister van Meise) kopen Merten Masouwen, zoon van Eustatius, en zijn vrouw Elizabeth Meskens van de kinderen van wijlen Marie van der Beken (te weten: Henrick en Gielis de Briedere uit haar huwelijk met wijlen Laureijs de Briedere en Anna en Johanna Teestaerts uit haar huwelijk met wijlen Jan Teestaerts):
1. Anderhalf dagwand "winnents" land te Meise op het veld geheten "de Heijde". Belendingen: a. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, b. de goederen van de abdij van de Kartuizers te Scheut bij Brussel, en c. de Steenbergeusel ("Steenberch Eeussele"). Belast met 6 penningen 1 helling Leuvens en een kapoen in één partij en twee penningen Leuvens in een andere partij, jaarlijks te betalen aan de heer van de grond
2. Een half dagwand "winnents" land te Meise op het veld geheten de Kleine Wouwer. Belendingen: a. de Grote Wouwer, b. de goederen van Jan Matens, en c. de goederen van Peeter van Rode. Belast met 4 penningen 1 helling Leuvens per jaar aan de heer van de grond
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5701 (Meise), folio 154v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Eustachius (Eustatius, Staes, Eustace) MESAUX (zie IVd).
   2.  Heijlweghe (Heijlken) MESSOUWS (zie IVe).

 
IVd    Eustachius (Eustatius, Staes, Eustace) MESAUX. Overleden tussen 24-03-1597 en 21-06-1605. Ook wel: Masouwen, Massouwen, Messous, Messaux, Mesaulx en Van Massouwen.

Hij verkrijgt op 08-04-1579 van Hendrick Jacobs x Anna Messouws (Messaus) (dochter van wijlen Jan en Joozijne van Cloot (van den Cloote)) een erfelijke rente van 3 karolusguldens per jaar, bezet op een weide in Meise en een hofstede te Hasselt (parochie van Meise). Zie verder de opmerkingen bij Henrdrick Jacobs en Anna Messaus. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5705 (Meise), folio 28v), zoon van Merten MASOUWEN (zie IIIb) en Elizabeth MESKEN.
Ondertrouwd 04-1572 te Brussel, België. Onder de maand april 1572 ingeschreven in het (onder)trouwboek van de kerk van OLV ter Kapelle als Eustachius Messous en Jenneken Ostens (de laatste "ex Dillebecke"). Het trouwboek vermeldt dat ze op 20-05-1572 zijn getrouwd. Gehuwd voor de kerk op 20-05-1572 te Brussel, België (RK) met Joanna (Johanna) OSTENS, geboren te Dilbeek. Volgens haar trouwakte kwam zij "ex Dillebecke". Ook wel: Oost.
Uit dit huwelijk:
   1.  Petrus MESAULX, gedoopt (RK) op 30-05-1578 te Brussel, België (getuige(n): Petrus Grimberchis en Catarina Crispoels). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle. Van de moeder wordt in de doopakte enkel de voornaam (Joanna) genoemd. De vader heet in de doopakte "Eustachius Mesaulx".
   2.  Eustatius (Eustace, Eustaes) MESSAUWS (zie Vg).
   3.  Gillis MESAUS (zie Vh).

 
Vg    Eustatius (Eustace, Eustaes) MESSAUWS, bakker te Brussel (1637). Overleden na 15-06-1637. Ook wel: Mesouwsen, Mesaulx en Misious.

Hij werd op 21-06-1605 meisenier van Grimbergen (dat wil zeggen: op die datum passeerde zijn meiseniersbrief voor de schepenbank van Grimbergen). Hij woonde toen te Brussel. Stavers waren Eustace Mesaux, zoon van Joos, en Joos van den Driessche. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3485, blz. 1-83)

Mogelijk is hij identiek aan Eustacius Mesious, die op 13-01-1616 in een transportakte (betreffende de overdracht van drie dagwanden "eussel" (weide) door Marie van Overstraeten x Peeter Mesious aan Jan van Overstraeten x Cathelijne van den Dale), die passeert voor het laathof te Impde (ingeschreven in het schepenregister van Wolvertem), optreedt als gezworen erflaat van datzelfde laathof. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7750 (Wolvertem), folio 14)

Op 31-03-1637 verklaren de pastoor en de Heilige Geestmeesters van Wolvertem, dat Eustatius Misious ("Messauws" in het schepenregister van Meise) een erfelijke rente van f4 aan de Heilige Geest van Wolvertem heeft afgelost, die bezet was op een hofstede in het dorp van Meise, die door Eustatius (en zijn vrouw) in 1633 was gekocht van Jan Lambrechts. Laatstgenoemde had de rente met zijn toen nog in leven zijnde vrouw Livijne de Dondere per schepenbrief van Meise d.d. 30-03-1627 bezet op de voornoemde hofstede (inclusief huis, boomgaard en "blok", samen groot ongeveer een half bunder), die toen als belendingen had: 1. de Nieuwstraat, 2. de goederen van Mertten Tielmans (eertijds toebehorende aan Joos van der Borght), 3. het Meiseveld ("Meisschevelt"), en 4. de goederen van Jan de Vos. Op de hofstede rustte toen (in 1627) onder meer een last van f30 per jaar ten profijte van Elizebeth, Anna, Johanne en Cathelijne de Dondere, zusters van voornoemde Livijne. Jan Lambrechts en zijn vrouw hebben de hofstede gekocht van Daniel Penninx en consorten, volgens de schepenbrief d.d. 10-03-1626. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5713 (Meise), folio 304 en losse brief in het register)

Op 15-06-1637 verklaart Hendrick Willaems (indirect) namens grootmeesteressen van het begijnhof te Brussel, voor schepenen van Meise, dat Eustacius Messauws, bakker binnen de stad van Brussel, door betaling aan Marie Wouters, huismeesteres van het huis "den Moerboen" in het voornoemde begijnhof, een erfelijke rente van f6 per jaar ten gunste van het begijnhof, telkens vallende op 16 juli, heeft afgelost. De rente was bezet op een hofstede te Meise, groot een half bunder, niet ver van de kerk, die door Eustacius per schepenbrief van 02-05-1633 (en zijn vrouw) was verkregen van Jan Lambrechts. Belendingen van de hofstede zijn (anno 1637): 1. de weg of "coutergat" lopende naar het Meiseveld ("Meisschevelt" of "Meijsvelt"), 2. en 3. de goederen van Mertten Tielmans, en 4. de goederen van Heer Jan Franchois van der Ee, liggende op het Meiseveld. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5714 (Meise), folio 234), zoon van Eustachius (Eustatius, Staes, Eustace) MESAUX (zie IVd) en Joanna (Johanna) OSTENS.
Gehuwd. Getrouwd vóór 25-06-1600. Partner is Cornelia van VOSSUM. Overleden na 02-05-1633. Ook wel: Van Vossem. Op 10-04-1617 (datum van de rentebrief gepasseerd voor de schepenbank van Wolvertem) verkrijgen zij van de echtelieden Hans Jacops en Willemijne van Steenacker een erfelijke rente van f9:7½ per jaar (te betalen aan Benedictus van Bevere ten behoeve van Eustace en Cornelia), telkens vallende op 29 april (te beginnen op 29-04-1617; het originele contract was op 29-04-1616 gepasseerd voor notaris Jan van Vossum te Brussel), bezet op de helft van een stuk weide van 6 dagwanden in de "boschcant" onder Wolvertem. Belendingen: 1. Joos Vusselincx, 2. Adriaen de Veldere (of: De Voldere?) met de wederhelft, 3. Bernaert Segers, en d. "s'heeren straet". In de brief wordt de familienaam van Eustace een keer "Mesaulx" en een keer "Mesouws" gespeld. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7750 (Wolvertem), folio 66v)

Op 30-09-1630 draagt Nicolaus Misoulx (Mesaus) Peeterssoene met procuratie van Sijmon Heijns, gepasseerd voor notaris Jeronimo Lievens te Brussel op 14-09-1630, aan Eustatius Mesoulx of Mesaulx en diens vrouw Cornelia van Vossum voor het laathof te Impde (ingeschreven in het schepenregister van Wolvertem) een erfelijke rente over van 6 viertelen rogge en 16 stuivers per jaar, bezet op een hofstede (waarschijnlijk te Impde) die eertijds van Heijndrick van der Belen was en nu toebehoort aan Heijndrick Jacobs. Belendingen: de goederen van het godshuis van Dielegem en de goederen van voornoemde Heijndrick Jacobs. Sijmon Heijns had deze rente (waarvan hij al 1/6 van 1/5 bezat) op 22-11-1629 voor de voornoemde notaris Lievens te Brussel gekocht voor f90 van de volgende personen (per staak):
1. Peeter van Hersele en Luijcas Heijns, mede namens Jan Goossens en Guillam Palmaert; Guillam van Loijs, zoon van wijlen Jacob en wijlen Maijken Heijns, mede namens Jacob van Loijs, Jan de Smeth en Quintin Crabbe. Tot deze staak behoorde ook Sijmon Heijns zelf voor 1/6
2. Juffrouw Eva van den Bossche voor haar zelf en haar kinderen. In de transportbrief staat dat de vader wijlen Meester Jeronimo Lievens was, maar ik vermoed dat de schrijver van deze akte in het schepenregister van Wolvertem even de draad kwijt was, want dit is de naam van de notaris!
3. Anneken Smits (x Joos de Greve), dochter van wijlen Vranck Smits en wijlen Elizabeth van Cotthem, mede namens Gillis Matthijs, Marie Clevers en het echtpaar (van wie de achternamen niet vermeld worden) Andries x Lijsbette
4. Marie Schelckens (x Heijndrick de Roij), dochter van wijlen Servaes Schelckens en wijlen Anna van Cotthem, mede namens haar zus Anneken Schelckens
5. Jan van Cotthem, zoon van wijlen Heijndrick, met zijn moeder Anna van der Biest, mede namens de overige kinderen van wijlen Heijndrick van Cotthem en Anna van der Biest: Jooris, Heijndrick, Anneken, Clerken, Maijken en Jenneken van Cotthem
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 7754 (Wolvertem), folio 21v)

Op 04-04-1633 kopen Eustacius Messauws, zoon van Eustacius, en zijn vrouw Cornelia van Vossum in het openbaar voor f650 eens van Jan Lambrechts, weduwnaar van Livijne de Dondere, een hofstede met huizingen en grond in Meise, niet ver van de kerk (groot: ½ bunder. Belendingen: 1. de weg of "coutergaete" naar het Meiseveld ("Meisschevelt"), 2. en 3. de goederen van Mertten Tielmans, en 4. de goederen van Heer Jan Franchois van der Ee. De hofstede is belast met een jaarlijkse cijns van 8 kapoenen en 8 2/3 schelling Leuvens aan de Graaf van Nassau, één obolus Leuvens aan voornoemde Heer Jan Franchois van der Ee als heer van Immerseel en als heer van de grond en ongeveer f34 aan diverse kwijtbare renten waarvan de kapitale sommen zullen worden gekort op de koopsom. De verkoper en wijlen zijn vrouw hebben 5/6 van de hofstede verkregen per schepenbrief van Meise d.d. 10-03-1626. Het resterende zesde deel was al van zijn vrouw Livijne de Dondere. De wettelijke overdracht vindt plaats voor de schepenbank van Meise op 02-05-1633. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5714 (Meise), folio 58v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Joannes MESAUX, gedoopt (RK) op 01-06-1597 te Brussel, België (getuige(n): Jan van Vossem en Lijsken Tax). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle. In de doopakte heten zijn ouders "Statius Mesaux" en "Cornelia van Vossem".

 
Vh    Gillis MESAUS. Filiatie zeer onzeker. Wel is hij vrijwel zeker nakomeling van Eustatius Masouwen filius Hendricx. Zoon van Eustachius (Eustatius, Staes, Eustace) MESAUX (zie IVd) en Joanna (Johanna) OSTENS.
Gehuwd met Catharina (Cathelijne) ADOLST. Ik ben niet helemaal zeker van de achternaam. In de doopakte van haar zoon Eustatius zou ook "Adolff" kunnen staan. Volgens Jan Lindemans in zijn "Van Meiseniersbloed" heet zij Cathelijne Adaert. Voor hun zonen Merten, Eustatius en Jaspar Mesaux, wonende te Elsene (Ixelles) passeert op 03-08-1626 voor schepenen van Grimbergen een meiseniersbrief. Stavers zijn Eustaes Mesaux filius Joos en Eustaes Mesaux filius Eustatius. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 3485 (Grimbergen), blz. 1-83).
Uit dit huwelijk:
   1.  Martinus (Merten) (zie VId).
   2.  Eustatius, gedoopt (RK) op 26-06-1611 te Brussel, België (getuige(n): Eustatius Meesaus (sic) en Laurentia Coremans). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle. Overleden na 03-08-1626. Ook wel: Mesaux.
   3.  Jaspar MESAUX. Overleden na 03-08-1626.
   4.  Michael (zie VIe).

 
VId    Martinus (Merten) MESAUS, geboren vóór 1611. Overleden na 03-08-1626. Ook wel: Mesaux. Zoon van Gillis MESAUS (zie Vh) en Catharina (Cathelijne) ADOLST.
Gehuwd met Anna van der LEIJEN.
Uit dit huwelijk:
   1.  Eustachius, gedoopt (RK) op 30-04-1637 te Brussel, België (getuige(n): Eustachius Mesaus en Elijsabeth van Ooteghem). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle.
   2.  Egidius MESSEAU (zie VIId).

 
VIId    Egidius MESSEAU. Filiatie niet zeker! Zoon van Martinus (Merten) MESAUS (zie VId) en Anna van der LEIJEN.
Gehuwd met Beatrix VIJVERMANS.
Uit dit huwelijk:
   1.  Anna, gedoopt (RK) op 01-05-1669 te Brussel, België (getuige(n): Cornelius Vijvermans en Anna van der Leijen). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle.

 
VIe    Michael MESAUS. Filiatie onzeker!

Ook wel: Mesaulx, Messaux en Messaus. Zoon van Gillis MESAUS (zie Vh) en Catharina (Cathelijne) ADOLST.
Gehuwd (1) ±1639 met Catharina GEUS, overleden vóór 1648.
Gehuwd (2) ±1647 met Maria van MINSEL.
Uit het eerste huwelijk:
   1.  Margarita, gedoopt (RK) op 18-11-1640 te Brussel, België (getuige(n): Egidius Mesaulx en Margarita Pieron). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle. In de doopakte is haar achternaam "Mesaulx" geschreven.
   2.  Anna, gedoopt (RK) op 03-07-1642 te Brussel, België (getuige(n): Ba(l)thasar van Boechout en Anna Mesaus). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle.
   3.  Catharina, gedoopt (RK) op 27-02-1644 te Brussel, België (getuige(n): Joos Mathijs en Margarita Peeron). De doopdatum kan ook de 28ste zijn; in de akte is niet uit te maken of de "7" in een "8" is veranderd of andersom.

Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle.
   4.  Egidius, gedoopt (RK) op 25-06-1645 te Brussel, België (getuige(n): Egidius de Beijser en Anna van de Cauter). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle. In de doopakte is de achternaam "Messaux" geschreven.

Uit het tweede huwelijk:
   5.  Joannes, gedoopt (RK) op 06-03-1648 te Brussel, België (getuige(n): Joannes van Minsel en Maria Laurijs). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle. In de doopakte is de achternaam "Messaus" geschreven.
   6.  Gaspar, gedoopt (RK) op 06-02-1650 te Brussel, België (getuige(n): Gaspar Messaux en Catharina van Minsel). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle. In de doopakte is de achternaam "Messaux" geschreven.
   7.  Anna, gedoopt (RK) op 04-05-1652 te Brussel, België (getuige(n): Petrus Godefroij (met puntjes op de "y"!) en Anna van der Leijden). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle.
   8.  Anna Maria, gedoopt (RK) op 09-04-1654 te Brussel, België (getuige(n): Pancratius van Minsel en Maria Collet). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle.
   9.  Martinus, gedoopt (RK) op 13-07-1655 te Brussel, België (getuige(n): Martinus van Minsel en Barbara van de Nieuwstadt). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle.
   10.  Elisabeth, gedoopt (RK) op 05-12-1657 te Brussel, België (getuige(n): Stephanius van Minselle en Elisabeth van Minselle). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle. In de doopakte is de achternaam van de moeder "van Minselle" geschreven.
   11.  Maria Teresa, gedoopt (RK) op 15-12-1661 te Brussel, België (getuige(n): Philippus Hoffhuijs en Maria Teresa van Haerenberch). Gedoopt in de kerk van OLV ter Kapelle.

 
IVe    Heijlweghe (Heijlken) MESSOUWS. Overleden na 13-01-1575. Ook wel: Messaux. Dochter van Merten MASOUWEN (zie IIIb) en Elizabeth MESKEN.
Gehuwd. Getrouwd vóór 13-01-1575. Partner is Peeter van den COUTERE. Overleden na 13-01-1575. Ook wel: Van de Coutere. Hun kinderen Elisabeth en Marie van de Coutere worden op 21-06-1605 meisenier van Grimbergen (dat wil zeggen: op die dag passeert de meiseniersbrief voor schepenen van Grimbergen). Stavers zijn Eustaes Messaux, zoon van Joos, en Joos van den Driessche. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3485, blz. 1-83).
Uit dit huwelijk:
   1.  Elisabeth van de COUTERE. Overleden na 21-06-1605.
Gehuwd. Getrouwd vóór 21-06-1605. Partner is Balthasar de DONDERE. Overleden na 21-06-1605. Ze woonden op 21-06-1605 te Meise.
   2.  Marie van de COUTERE (zie Vi).

 
Vi    Marie van de COUTERE. Overleden na 21-06-1605. Ook wel: Van de Cauter. Dochter van Peeter van den COUTERE en Heijlweghe (Heijlken) MESSOUWS (zie IVe).
Gehuwd. Getrouwd vóór 21-06-1605. Partner is Daniel (Daneel) PENNINCK. Overleden na 21-06-1605. Ook wel: Pennincx. Ze woonden op 21-06-1605 te Brussel.

Hun kinderen Jan, Daniel, Anna en Petronella Penninck worden op 03-08-1626 meisenier van Grimbergen (dat wil zeggen: op die dag passeert de meiseniersbrief voor schepenen van Grimbergen). Stavers zijn Eustaes Mesaux, zoon van Joos, en Eustace Mesaux, zoon van Eustatius. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3485, blz. 1-83).
Uit dit huwelijk:
   1.  Jan. Overleden na 03-08-1626. Hij woonde op 03-08-1626 in Sint-Joost-ten-Node.
   2.  Daniel. Overleden na 03-08-1626. Hij woonde op 03-08-1626 in Brussel.
   3.  Anna. Overleden na 03-08-1626. Zij woonde op 03-08-1626 in Sint-Joost-ten-Node.
   4.  Petronella. Overleden na 03-08-1626. Zij woonde op 03-08-1626 in Sint-Joost-ten-Node.

 
IIIc    Jan MASOUWEN. Overleden tussen 10-05-1564 en 12-02-1575. Ook wel: Messaus en Messouws. Zoon van Eustatius (Eustache, Eustaes, Eustasie, Staes) MASOUWEN (zie IIa) en Heijlwijge VITS.
Gehuwd. Getrouwd vóór 25-10-1550. Partner is Joozijne van den CLOOTE. Overleden tussen 10-05-1564 en 08-04-1579. Ook wel: Van Cloot. Op 25-10-1550 (datum van de transportbrief, gepasseerd voor schepenen van Meise) kopen Jan Masouwen, zoon van Eustatius, en zijn vrouw Joozijne van den Cloote van Johanna Sclercx, dochter van wijlen Michiel de Clerck, weduwe van Jan van der Elst en hertrouwd met Steven van den Steene, als "tochteresse", en de kinderen die zij van haar eerste man had (te weten: Michiel, Henrick, Robbrecht, Jan, Margriete (x Jan Verhofstadt), Johanna (x Gielijs Beeckman), Katherijne (x Jan van der Elst), Barbara en Anna van der Elst (de laatste twee laten zich vervangen door hun broers en zussen)) als erfgenamen betreffende het verkochte, een dagwand "winnents" land in Sint-Brixius-Rode (in de parochie van Meise), op het veld geheten "den Scriecoutere". Belendingen: 1. de goederen van de erven Meester Jacob van Meldert, 2. de goederen van de kerk van Sint-Brixius-Rode, en 3. de weg die van Rode naar Impde loopt. Het land is onbelast en valt onder de heerlijkheid van de Prins van Oranje, voor wie Merten Masouwen als substituut van de meier optreedt. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5701 (Meise), folio 62v)

Op 10-05-1564 (datum van de transportbrief, gepasseerd voor schepenen van Meise) kopen zij van Anthonijs Vitse, zoon van wijlen Henrick, en zijn neefjes Chaerle, Niclaes en Hendrick Wouters (kinderen van wijlen Peeter wijlen en wijlen Catherijne Vitse, zus van Anthonijs), met goedkeuring van Henrick Wouters (denkelijk de voogd van de drie "neefjes"), een hofstede met huis "ter Hasselt" in de parochie van Meise, belend door: 1. de Dorp(?)straat (niet zeker of er "Dorp" staat; van de "D" en de "p" ben ik wel zeker), 2. de Lindenkouter, en 3. 's herenstraat. De hofstede is belast met 2 kapoenen en 15 stuivers per jaar aan de heer van de grond (in casu de Prins van Oranje) en 2 zakken (maat van Meise) rogge per jaar, waarvan een veertel aan de pastoor en de koster en de rest aan de Heilige Geest van Brussegem. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5703 (Meise), folio 64).
Uit dit huwelijk:
   1.  Jan MESSOUWS, geboren vóór 1555. Overleden na 08-04-1579.
   2.  Olivier MESSOUWS, geboren vóór 1555. Overleden na 08-04-1579. Op 30-05-1578 transporteert hij voor schepenen van Meise aan Anthonijs van Hemelrijck, zoon van wijlen Philips, en diens vrouw Anna van der Schueren zijn kwart (denkelijk geërfd van zijn ouders) van een hofstede met huis te Hasselt in de parochie van Meise. Belendingen van de gehele hofstede zijn: 1. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, 2. de goederen van de abdij van Ouwergem, 3. en 4. 's herenstraat (heer is de Prins van Oranje). (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5705 (Meise), folio 46).
   3.  Nicolaes (Niclaes, Claes) MESSAUS (zie IVf).
   4.  Anna (Anneken) MESSAUS. Overleden, kennelijk zonder nageslacht, vóór 14-10-1622. Haar broer Niclaes Messaus te Antwerpen erfde van haar een (deel van een) hofstede gelegen bij de put te Hasselt onder Meise (bij Grimbergen). Niclaes Messaus laat op 14-10-1622 voor schepenen van Antwerpen een procuratiebrief passeren, waarin hij Joos van den Broecke, koster te Meise, opdracht geeft namens hem voor "here en wette" van Meise zijn recht in voornoemde hofstede wettelijk over te dragen aan Adriaen van den Eijnde en diens vrouw Maeijken Foquet, aan wie hij de hofstede (of althans zijn deel ervan) heeft verkocht voor £5 vlaams. Eerst op 27-01-1625 passeert de wettelijke overdracht voor de schepenbank van Meise. (bron: SA Antwerpen, SR-552, folio 122 en RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5713 (Meise), folio 196v). Mogelijk is Joozijne van den Cloote niet haar moeder, maar stiefmoeder.

Ook wel: Mesaux, Mesouws en Messouws.
Gehuwd. Getrouwd vóór 12-02-1574. Partner is Hendrick (Henrick) JACOBS. Overleden na 15-06-1580. Zoon van Joos JACOBS. Op 12-02-1574 (oude Brabantse stijl, dus 12-02-1575 n.s.) beloven zij voor schepenen van Meise aan Peeter van Rode wijlen Peeterszoon een erfelijke rente van f2:10 per jaar, bepand op een kwart van een hofstede met huis te Hasselt in de parochie van Meise (dat Lauwerijne Mesouws wijlen Jansdochter diezelfde dag aan hen getransporteerd heeft), groot (in het geheel) ongeveer een half bunder. Belendingen van de gehele hofstede zijn: 1. de goederen van de abdij van Ouwergem, 2. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, 3. en 4. 's herenstraat (heer is de Koning van Spanje over de geconfisqueerde goederen van de Prins van Oranje). Henricks vader Joos Jacobs levert ter meerdere zekerheid nog de volgende onderpanden:
1. Een hofstede met huis aan de Meisschemolen ("Meisschemuelen") te Meise, tussen de goederen van Aerdt van den Driessche en de Molenbeek
2. 1½ Dagwand land op het Beverland, gelegen aan de voornoemde hofstede
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5704 (Meise), folio 248v)

Op 08-04-1579 verkrijgen ze voor schepenen van Meise van Anna's broers Jan, Olivier en Claes Messouws (laatstgenoemde wordt door zijn broers vertegenwoordigd) hun deel van een (kennelijk uit de nalatenschap van hun ouders komende) weide van ongeveer een dagwand in de parochie van Meise, tussen de goederen van de Kartuizers van Gratiën te Scheut (bij Brussel) aan beide zijden en met de Sint-Mertens Lindenweg aan één einde. Op dezelfde dag beloven ze aan Staes Messouws, zoon van wijlen Merten Messouws, een erfelijke rente van 3 karolusguldens te zullen betalen (kwijtbaar tegen de penning 16), bezet op de voornoemde weide en op een hofstede met huis te Hasselt in de parochie van Meise, tussen de goederen van Willem van den Moirtere en die van Peeter van Rode en aan één einde komende aan 's herenstraat (de heer van de grond is trouwens de Prins van Oranje, aan wie jaarlijks een blauwe kroon en een kapoen verschuldigd is). (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5705 (Meise), folio 28 en 28v)

Op 15-06-1580 verkrijgen ze voor schepenen van Meise van Jan van den Moirtere, zoon van wijlen Rombout, de helft van een hofstede met huis (het geheel is groot ongeveer één dagwand) te Hasselt in de parochie van Meise, die de verkoper geërfd heeft van wijlen Margarite van den Moirtere, dochter van wijlen Willem van den Moirtere en wijlen Peetrijne Vrijdachs, gelegen tussen de goederen van Peeter van Rode aan twee zijden en 's herenstraat (heer is de Prins van Oranje) aan de andere twee zijden. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5705 (Meise), folio 54).
   5.  Lauwerijne MESOUWS. Overleden na 12-02-1575. Op 12-02-1574 (oude Brabantse stijl, dus eigenlijk 12-02-1575 n.s.) transporteert zij, vergezeld van haar man Pauwel Guericx, voor schepenen van Meise, aan Henrijck Jacobs filius Joos en diens vrouw Anna Mesouws (Lauwerijnes zus of halfzus) haar kwart van een hofstede met huis te Hasselt in de parochie van Meise, groot (in het geheel) een half bunder. Belendingen van de gehele hofstede zijn: 1. de goederen van de abdij van Ouwergem, 2. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, 3. en 4. 's herenstraat (heer is de Koning van Spanje over de geconfisqueerde goederen van de Prins van Oranje). De hofstede is belast met 2 zakken (maat van Meise) rogge per jaar, waarvan een veertel aan de pastoor en de koster (van Brussegem?) en de rest aan de Heilige Geest van Brussegem. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5704 (Meise), folio 247v).
Gehuwd. Getrouwd vóór 12-02-1575. Partner is Pauwel GUERICX. Overleden na 12-02-1575.

 
IVf    Nicolaes (Niclaes, Claes) MESSAUS, bakker te Antwerpen (vanaf ±1585) en deken van de bakkers te Antwerpen, geboren ±1561 te Grimbergen, België, overleden op 16-03-1627 te Antwerpen, België, begraven te Antwerpen, België. Begraven met zijn vrouw in de abdij van Sint-Michiel. Op de grafsteen staat (stond) (komma's zijn door mij toegevoegd):

"Sepulture van den eersamen Niclaes Messaus, Aut Deken van de Backers, sterf den 16 Meert 1627, aet. suae 66, ende de eerbaere Margreta Aerts sijn huijsvrou, sterf den 6 April A.° 1622 Bidt voor de sielen."

(bron: "Graf- en Gedenkschriften Antwerpen", deel IV, blz. 119) Op 10-04-1581 transporteert hij voor schepenen van Meise aan Anthonijs van Hemelrijck, zoon van wijlen Philips, en diens vrouw Anna van der Schueren zijn kwart (alsmede "de tocht") van een hofstede met huis te Hasselt in de parochie van Meise. Belendingen van de gehele hofstede zijn: 1. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, 2. de goederen van de abdij van Ouwergem, 3. en 4. 's herenstraat (heer is de Prins van Oranje). (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5705 (Meise), folio 48)

Op 10-04-1587 wordt hij ingeschreven als poorter van Antwerpen. In het certificatieboek van 1587 (nr. 48) van Antwerpen staat op folio 387 dat op verzoek van Nicolaes Messaus Janssone wijlen, bakker, geboren te Grimbergen, Hans Coens (29 jaar, bakker, wonende op de Lombardenvest te Antwerpen) en Henrick Wubocx (28 jaar, oud-schoenmaker, wonende (bij het) oude stadhuis te Antwerpen) verklaren hem (Nicolaes) al geruime tijd te kennen, door conversatie en anderszins, als man van eer en goede naam en faam, en dat hij reeds ongeveer twee jaar in Antwerpen woont en machtig genoeg is om met zijn ambacht de kost te verdienen. Na deze verklaring volgt een soortgelijke verklaring met betrekking tot Bertholomeus Roeck (ook: Roecx) Bertholomeussone wijlen, geboortig van Maastricht, die ook al twee jaar in Antwerpen woont en eveneens op 10-04-1587 wordt ingeschreven als poorter. Laatstgenoemde is peetoom van Niclaes' zoon Nicolaus, die op 04-03-1587 inde OLV-Kerk werd gedoopt. Beide verklaringen in het certificatieboek zijn niet gedateerd. De akte ervóór is van 09-04-1587 en die erna van 04-06-1587. (bron: SA Antwerpen, CERT-48, folio 387 en bewerking poorterboeken)

Hij werd rond 1627 deken van de bakkers te Antwerpen. (bron: SA Antwerpen, PK-3263 (genealogische nota's Bisschop))

In 1584 verdedigt hij met Hans Cluijsens (Cluijssen) als momboiren van de kinderen van wijlen Reijnier Moons en wijlen Naentken Flaes(?), de zaak die tegen hen is ingesteld door Dierijck de Coninck en consorten, zijnde de crediteuren van wijlen Gielis de Roij. Niclaes en Hans ontkennen dat de eisers crediteuren zijn van het sterfhuis van Gielis de Roij, dat is gerepudieerd. (bron: SA Antwerpen, PROC-D4348)

Op 22-03-1590 laten Jeronimus de Roij Swertvaegher en diens vrouw Marie van Belle voor schepenen van Antwerpen een schuldbrief passeren jegens Niclaes "Meseuxs" en Hans Cluijssen als momboren en ten behoeve van Catlijne Moons, dochter van Reijnier, voor de som van f300, ter zake van geleend geld. De comparanten dienen de helft te betalen binnen drie maanden na vermaning(?) en de andere helft binnen drie maanden daarna. Tot de aflossing zullen ze jaarlijks rente moeten betalen volgens de penning 16 (6¼%). Als zekerheid verbinden ze hieraan het huis "den Griffoen" in de Lange Ridderstraat te Antwerpen (maar hierover loopt nog een proces met de (vorige) eigenaar) en het huis "den Fortuijne" in de Reijnderstraat te Antwerpen, waar de comparanten in wonen en dat Marie van Belle van haar moeder Catlijne Flers heeft geërfd. (bron: SA Antwerpen, SR-400, folio 190) Zoon van Jan MASOUWEN (zie IIIc) en Joozijne van den CLOOTE.
Gehuwd vóór 1587 met Margareta (Margreta, Margriet) AERTS, overleden op 06-04-1622 te Antwerpen, België, begraven te Antwerpen, België.
Uit dit huwelijk:
   1.  Nicolaus, gedoopt (RK) op 04-03-1587 te Antwerpen, België (getuige(n): Bartholomeus Roecx en Margriet van Steenwinckel). Gedoopt in de OLV-Kerk.
   2.  Guilielmus (Guilliame) (zie Vj).
   3.  Petrus, gedoopt (RK) op 03-06-1591 te Antwerpen, België (getuige(n): Christiaen Peemans en Tanneken van de Kerckhoven). Gedoopt in de OLV-Kerk.
   4.  Judoca, gedoopt (RK) op 19-09-1593 te Antwerpen, België (getuige(n): Joos van Zubroen(??) en Maeijken Wemmers). Gedoopt in de OLV-Kerk.
   5.  Magdalena, gedoopt (RK) op 29-06-1597 te Antwerpen, België (getuige(n): Peeter Aelbrechts en Magdalena Speeckx(?)). Gedoopt in de OLV-Kerk.
   6.  Joannes, gedoopt (RK) op 04-05-1600 te Antwerpen, België (getuige(n): Niclaes Schellinck en Tanneken Francken). Gedoopt in de OLV-Kerk.
   7.  Margareta, gedoopt (RK) op 21-03-1602 te Antwerpen, België (getuige(n): Jeuris de Hondt de Ouden en Margriet Speeckx). Gedoopt in de OLV-Kerk.

 
Vj    Guilielmus (Guilliame) MESSAUS, koster van de parochiekerk van Sint-Joris te Antwerpen (1610), zangmeester van de Burchtkerk (Sint-Walburgis) te Antwerpen en componist, gedoopt (RK) op 02-07-1589 te Antwerpen, België (getuige(n): Guilliam Moons en Catalijn van der Cassijen). Gedoopt in de OLV-Kerk. Overleden op 08-03-1640 te Antwerpen, België op 50-jarige leeftijd. Zijn staat van goed is gedateerd 20-06-1640. Hij laat een echtgenote (Clara Loocx) en een zoon (Guilliame Messeaux (Messaus) den Jonghen) na.

Bij zijn dood behoren tot de goederengemeenschap met zijn (tweede) vrouw:
1. F 41 aan contante penningen
2. De opbrengst van de openbare verkoop der meubele goederen, belopende f 334:7½
3. Diverse muziekboeken met missen, die door zijn zoon aan de kerkmeesters van de Burchtkerk zijn verkocht voor f 15:10
4. Nog andere muziekmissen, met name een mis genaamd "Victorius Fernandus", die volgens de momboiren een merkelijke waarde hebben en door deskundigen zullen moeten worden getaxeerd
5. Zes "nieuwe" hemden, die zijn zoon al tijdens het leven van zijn vader heeft gedragen en tot zich heeft genomen
6. Een klavecimbel, die omtrent 20 gulden waard is. Volgens Gillis de Mazareth (één der momboiren) heeft hij voor Guilliame junior deze klavecimbel betaald met geld dat Guilliame junior heeft geërfd van zijn tante Magdalena van Gorle, zodat de kalvecimbel hem (Guilliame junior) toekomt
7. Een ring met een bloedsteentje ter waarde van 5 gulden. Zal nog worden verkocht
8. Een tegoed van f 12, te ontvangen van de kerkmeesters en de priester van de Burchtkerk voor kerkrechten, die de koster ontvangen heeft

Tot de gemene lasten behoort onder meer een bedrag van f 53:13 dat Guilliame nog moet krijgen voor zijn moederlijke staat van goed (gepasserd te Antwerpen op 27-01-1640). Verder is het sterfhuijs nog f 15 schuldig aan de zangers van de Burchtkerk voor de periode Kerst 1639 tot medio maart 1640. Verder een bedrag van f 25:10, zijnde de helft van f 51 die men nog aan een niet met name genoemde kleermaker schuldig is en waarvan de andere helft voor rekening komt van Guilliame junior, aangezien de schuld al tijdens het leven van zijn moeder was ontstaan, maar abusievelijk niet in haar staat van goed was opgenomen. Ook is men nog f 15 schuldig aan Henrick Vincq voor drie maanden huishuur.

(bron: SA Antwerpen, WK-716, folio 296). Als zangmeester van de Burchtkerk (Sint-Walburgis) te Antwerpen veroorzaakt hij op 04-09-1620 een schandaal door de koormeester van de kapittelkerk van OLV (priester Adrien Hercq) tot bloedens toe te slaan en te schoppen tijdens een uitvaartmis voor een zeker kind in de Burchtkerk. Guilliame had geweigerd aan de wens van de vader van het kind om in plaats van een "de angelis"-mis een "requiem" te doen, gehoor te geven, waarop genoemde vader zich tot het bestuur van de OLV-Kerk had gewend. Aangezien Guilliame bleef weigeren, stuurde de OLV-Kerk haar eigen koor met priester Adrien Hercq als dirigent. Ten tijde van de uitvaartmis, stelt Guilliame zich met zijn eigen koor op in de jubé. Als vader Hercq zijn arm opheft om het "kyrie" in te zetten, stoot Guilliame hem tegen de arm. Dit herhaalt zich enige malen. Vader Hercq blijft kalm en probeert het steeds opnieuw, doch Guilliame wordt steeds woester en smijt een lessenaar naar hem toe, waarop vader Hercq begint te bloeden. Vervolgens gaat hij de priester met zijn vuisten te lijf en schopt hij hem de diverse malen in de onderbuik. Niettemin geeft vader Hercq niet op en poogt wederom het "kyrie" van het requiem in te zetten. Guilliame laat zijn koor dan het "kyrie" van de "de angelis"-mis inzetten. De rest van de dienst blijven beide koren tegen elkaar inzingen. Naar aanleiding van dit incident wordt Guilliame geschorst en zelfs met gevangenisstraf bedreigd. Later wordt hij echter weer als zangmeester aangesteld. Hij moet dit echter onbezoldigd doen, zo blijkt uit een notitie van koster Balthasar van 1630: "Anno 1630 is door het gedurig versoek van Meester Guilliam (Messaus), musicant, toegestaen, dat den selven sal mogen alle de donderdagen de misse en het lof doen in het musiek sonder daer iets voor te trekken, het welk hij zijn leven lank uijt devotie heeft gedaen."
(bron: SA Antwerpen, PK-3263 (genealogische nota's Bisschops) en Alphonse Goovaerts in "Biographie Nationale", 1897, deel 14, kolom 608), zoon van Nicolaes (Niclaes, Claes) MESSAUS (zie IVf) en Margareta (Margreta, Margriet) AERTS.
Gehuwd voor de kerk (1) op 28-jarige leeftijd op 23-03-1618 te Antwerpen, België (RK). Volgens de aantekeningen van oud-stadsarchivaris Bisschops (SA Antwerpen, PK-3263) zouden zij op 23-03-1619 getrouwd zijn in de Sint-Walburgiskerk van Antwerpen, maar die trouwakte heb ik niet kunnen vinden. Waarschijnlijk moet het jaartal 1618 zijn (zoals vermeld door Alphonse Goovaerts in de Biographie Nationale, deel 14, kolom 608). Nog op te zoeken! Echtgenote is Magdalena de MAZARETH, overleden op 31-12-1636 te Antwerpen, België. Haar staat van goed is gedateerd 27-01-1640. Tot haar (in gemeenschap met haar man) nagelaten goederen behoren enkel roerende goederen, die op 13-09-1639 door Niclaes de Bot en Augustijn Thijssens, gezworen schatters en oudeklerenkopers van Antwepen, zijn getaxeerd op f147:4. Er zijn geen noemenswaardige lasten. Uiteindelijk rest er een positief saldo van f117:6 waarvan de helft de wees Guillam (Guilliame) Messaus toekomt. Later (tijdens het opstellen van de staat van goed van Magadalena's weduwnaar) blijkt evenwel dat men een schuld van f51 aan een kleermaker is vergeten...
(bron: SA Antwerpen, WK-345, folio 345). Ook wel: De Masereth. Dochter van ? de MAZARETH. Volgens Alphonse Goovaerts in "Biographie Nationale" (1897) zouden zij ook een jonggestorven tweeling hebben gehad.

Eind 1636 woonden ze in een huurhuis. De huurprijs bedroeg toen f10 per 3 maanden.
Gehuwd voor de kerk (2) op 50-jarige leeftijd op 23-09-1639 te Antwerpen, België (RK) (getuige(n): Aegidius de Masereth en Joannes Janssens). Getrouwd in de Sint-Walburgiskerk (Burchtkerk). Echtgenote is Clara LOIJCX. Overleden na 20-06-1640. Ook wel: Loicx en Loocx.

Op 23-12-1639 (datum van de wettelijke passering voor schepenen van Antwerpen) verkoopt zij, met haar man Meester Guilliame Messaux (Messaus) als momboir, het huis genaamd "het Schilt van Arthois" in de Grote Goddaard te Antwerpen, dat zij op 06-03-1638 heeft gekocht van haar vader Hans Loijcx, aan Hans Gilleberts, knopmaker te Antwerpen (voor £28:3:0 brabants?). Het huis is gelegen tussen die van Jacob van Brecht en Henrick Aertssens en is belast met een erfelijke rente van f15 per jaar, aankomende Catharina en Jasperijne van Nederhoven Hansdochters. Op dezelfde dag laat voornoemde Hans Gilleberts een rentebrief van 10 karolusguldens per jaar passeren ten gunste van Catharina van Nederhoven Hansdr. voornoemd, bezet op hetzelfde huis. (bron: SA Antwerpen, SR-657, folio 317v en 318), dochter van Hans LOIJCX.
Uit het eerste huwelijk:
   1.  Guilliame (zie VIf).
   2.  Abraham, gedoopt (RK) op 09-05-1623 te Antwerpen, België. Gedoopt in de parochie van de OLV-Kerk (Noord) (moet ik nog opzoeken!). Jong overleden.
   3.  Sara, gedoopt (RK) op 09-05-1623 te Antwerpen, België. Gedoopt in de parochie van de OLV-Kerk (Noord) (moet ik nog opzoeken!). Jong overleden.
   4.  Nicolaus, gedoopt (RK) op 23-01-1628 te Antwerpen, België (getuige(n): Nicolaus Verivijen(?) en Catharina Deijrlinckx). Gedoopt in de Sint-Walburgiskerk (Burchtkerk). Overleden vóór 1637.

 
VIf    Guilliame MESSAUS, geboren ±1620. Hij was op 20-06-1640 nog minderjarig, maar wel zo oud om mede te compareren voor schepenen van Antwerpen voor het passeren van de staat van goed van zijn ouders. Zijn momboiren waren (op 27-01-1640 en 20-06-1640) Gillis de Mazareth en Peeter de Carpentier. Overleden na 20-06-1640. Zoon van Guilielmus (Guilliame) MESSAUS (zie Vj) en Magdalena de MAZARETH.
Gehuwd voor de kerk op 03-08-1641 te Antwerpen, België (RK). Volgens de aantekeningen van oud-stadsarchivaris Bisschops zouden zij op 03-08-1641 zijn getrouwd in de Sint-Walburgiskerk te Antwerpen. Evenwel heb ik hun trouwakte niet kunnen vinden. Echtgenote is Abigael KERSTENS.
Uit dit huwelijk:
   1.  Niclaes.

 
IIId    Margriete MASOUWEN. Overleden na 29-01-1578. Ook: Messouws. Dochter van Eustatius (Eustache, Eustaes, Eustasie, Staes) MASOUWEN (zie IIa) en Heijlwijge VITS.
Gehuwd. Getrouwd vóór 01-12-1545. Partner is Olivier van den DRIESSCHE. Overleden na 29-01-1578. Hij krijgt op 25-04-1562 van schepenen van Grimbergen een meiseniersbrief (waarschijnlijk woont hij ook te Grimbergen). Stavers zijn Henrick Hensman en Jan Raspoet. Op dezelfde dag krijgt, met dezelfde stavers, ook Aert van den Driessche, zoon van wijlen Joos, wonende te Meise, een meiseniersbrief. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3475/2), zoon van Rombout van den DRIESSCHE. Op 29-01-1578 verkrijgen zij voor schepenen van Meise van Oost Roels en Jaspar van Schelle als voogden van de minderjarige kinderen van wijlen Jooris van Ghent en Beatrix van Schelle (die afstand doet van "de tocht") een dagwand land in de parochie van Meise, tussen: 1. de goederen van de abdij van OLV van Gratiën te Scheut bij Brussel, 2. de goederen van de erven Laureijs van Ghent, en 3. 's herenstraat (heer is de Prins van Oranje), algemeen bekend als de Sint-Mertensstraat. Het land is belast met 3 veertelen rogge per jaar aan de kerk en de Heilige Geest van Meise. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5705 (Meise), folio 44v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Joos. Overleden na 10-02-1582. Filiatie niet helemaal zeker.

Op 10-02-1582 krijgt Joos van den Driessche, zoon van Olivier, van schepenen van Grimbergen een meiseniersbrief (waarschijnlijk woont hij ook te Grimbergen). Stavers zijn Olivier van den Driessche en Gijsbrecht van den Bossche. Op dezelfde dag krijgt ook Robbrecht van den Driessche, zoon van wijlen Anthonijs, wonende te Beigem, een meiseniersbrief. Zijn stavers zijn Olivier en Joos van den Driessche. En op 26-01-1610 zijn Joos van den Driessche en Joos Mesaus stavers voor Geeraert van den Driessche, zoon van Rombout en Catharina Willems. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3475/4 en 3485, blz. 1-83).

 
IIb    Bertram MASOUWEN, kerkmeester van de kerk van Meise (1545) en gezworen erflaat van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof te Meise en daaromtrent (1551-1557), overleden ±1557. Overleden tussen 15-06-1557 en 05-07-1558. Ook wel: Masouws en Messauws. De voornaam verschijnt ook als "Beertram".

Op 27-04-1545 geven Bertram Masouws en Gielijs de Beckere als kerkmeesters van de kerk van Meise een erfelijke rente aan Margriete van Oudenhove, weduwe van Marcharis Honsiau. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5700 (Meise), folio 101v)

In een aantal transportbrieven in het schepenregister van Meise wordt hij samen met zijn broer Eustatius Masouwen en zijn neef (oomzegger) Merten Masouwen genoemd als erflaat van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof te Meise en daaromtrent, bijvoorbeeld in een transportbrief van 08-05-1551, die als volgt aanvangt: "Wij Eustatius, Bertram ende Merten Masouwen erfflathe der cap.len van Sinte Gommaerts tot Liere van hunnen Laethove tot Meijsse ende daeromtrent, vervaende hierinne Peeteren van Rode den Jongen onsen medelaeth..." (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5701 (Meise), folio 94), zoon van Henrick MASOUWEN (zie I).
Gehuwd met Margriete BRUIJLANTS. Overleden na 05-07-1558. Filiatie niet geheel zeker.

Ook wel: Brulants.

Op 15-02-1542 (Brabantse stijl, dus 15-02-1543 n.s.) transporteert Elizabeth Moncornets, dochter van wijlen Henrick Moncornets en weduwe van wijlen Willem Jacobs, als "tochtersse", en haar kinderen Anthonijs, Geeraert en Joos Jacobs (van wie voornoemde wijlen Willem Jacobs de vader was), als erfgenamen, aan Margriete Bruijlants, dochter van wijlen Daneel Bruijlant, de helft van een blok "winnents" land in de parochie van Meise. Belendingen: 1. de goederen van Merten van Gent en Bertram Masouwen, 2. en 3. de goederen van de erven Geertruijt Moncornets, en 4. de goederen van de abdij van de Kartuizers te Scheut bij Brussel. Hoewel de transportakte (gepasseerd voor erflaten van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof te Meise en daaromtrent, als "heer" van de grond) zulks niet vermeldt vermoed ik dat deze Margriete Bruijlants identiek is aan de vrouw van Bertram Masouwen. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5700 (Meise), folio 35v), dochter van Daneel BRUIJLANT. Op 03-01-1544 en 04-02-1544 (Brabantse stijl, dus 03-01-1545 en 04-02-1545 n.s.) verkrijgen Beertram Masouwen, zoon van wijlen Henrick Masouwen, en zijn vrouw Margriete Brulants voor schepenen van Meise van Anthonijs, Geerart en Joos Jacops, kinderen van wijlen Willem Jacops en wijlen Elizabeth Monkernets, respectievelijk een stuk boomgaard en (hun actie, part en deel van) een hofstede met huizen erop, gelegen te Meise in de Naustraat. Belendingen (van zowel boomgaard als hofstede): 1. de goederen van Eustatius Masouwen en Nicolaes van den Berge, 2. de goederen van de erven Jan Boots, 3. de Naustraat, en 4. (alleen genoemd in akte van 04-02-1544) een klein straatje lopende van de kerk naar het Meiseveld (Meijsvelt"). Eén en ander staat op grond van de Vrouwe van Bouchout. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5700 (Meise), folio 127v en 128).
Uit dit huwelijk:
   1.  Jan MESAUS (zie IIIe).
   2.  Heer Peeter, priester (1558). Overleden na 05-07-1558. Op 05-07-1558 transporteert, voor schepenen van Meise, de priester Heer Peeter Masouwen, zoon van wijlen Eustatius (sic!, denkelijk wordt "Bertram" bedoeld) aan zijn broer Jan Masouwen en diens vrouw Joozijne Timmermans, de helft van een hofstede met huis te Meise, die hij deels reeds geërfd heeft van zijn vader en deels nog zal erven van zijn moeder Margriete Bruijlants. De hofstede is 1½ dagwand groot en heeft als belendingen: 1. de goederen van het godshuis van de Kartuizers te Scheut bij Brussel, 2. de goederen van Daneel van Gendt, en 3. het kerkhof van Meise. Heer van de grond is de Prins van Oranje (namens wiens meier Merten Masouwen, wel zoon van Eustatius!, optreedt als stadhouder). (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5702 (Meise), folio 142).

 
IIIe    Jan MESAUS, schepen van Meise (1580-1582), gezworen erflaat van de heer van Merode van diens laathof te Impde en daaromtrent (1580), gezworen erflaat van de heren van Heetvelde van hun laathof te Meise en daaromtrent (1580) en gezworen erflaat van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof en heerlijke bedrijf te Meise, Oppem en daaromtrent (1581-1582) (N.B. schepen/erflaat kan evt. een andere Jan Messouws/Mesaus zijn!). Overleden tussen 17-10-1569 en 17-02-1594.

N.B. Als hij inderdaad dezelfde is als de schepen Jan Messouws van Meise, is hij overleden na 11-06-1582. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5705 (Meise), folio 103). Ook wel: Messaux, Mesouws, Messouws, Masouwen en Massouwen.

Op 04-01-1545 (Brabantse stijl) verkrijgt Jan Mesaus voor het laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem van Philips van Hemelrijck (zoon van wijlen Hendrick en Geertruijt van Muertere) en diens vrouw Margriete Sprincen een erfelijke rente van drie zisteren rogge, maat van Meise, per jaar, bezet op een hofstede met daarop huizen, een boomgaard en een "blok", groot in het geheel een half bunder en toebehorende aan Rombout van den Driessche. De hofstede is gelegen in de parochie van Meise, op de plaats geheten "Ter Hasselt" en heeft als belendingen: 1. goederen van "de kinderen Machiels" (mij niet duidelijk of Machiels de familienaam is, of dat hun vader "Machiel" heet), 2. goederen van Henrick Vidts, 3. goederen van de erven Jan van den Moortere, 4. 's herenstraat. Philips en Margriete hebben de rente verkregen per brief van hetzelfde laathof d.d. 09-05-1539. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 8495 (Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, geen folionummer, akte d.d. 04-01-1545)

Op 17-10-1569 cedeert Jan Messouws, zoon van wijlen Bertram Messauws (sic), voor het laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, aan de echtelieden Bartholomeeus van Zuene en Ursule Buelens een losbare korenrente van drie zisteren rogge, maat van Meise, bezet op een hofstede met toebehoorten, toebehorend aan Olivier van den Driessche en gelegen te Hasselt in de parochie van Meise, volgens een transportbrief van 04-01-1545 (Brabantse stijl). Op 11-12-1598 bekennen de erfgenamen van Bartholomeeus en Ursule (waaronder de erfgenamen van Anthonis van Overstraten en Anna van Zuene) de hoofdpenningen van deze rente ontvangen te hebben van Joos en Rombout van den Driessche, de zonen van voornoemde Olivier van den Driessche, die inmiddels ook wijlen is. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 8496 (Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, folio 77v)

Zijn kinderen Joos Mesouws, Kathelijne Mesouws (x Peeter van Eeckhout) en Heer Gielis Mesouws, priester en parochiaan (pastoor) van Ossel, voor wie zijn voornoemde broer en zwager zich sterkmaken, compareren op 17-02-1594 voor erflaten (onder wie ene Joos Mesiaus of Messouws!) van de abdij van Groot-Bijgaarden, om aan het echtpaar Laureijs Meskens x Adriane van Impde alias Van Wemmele een hofstede te Wolvertem, gelegen aan de brug (belendingen: 1. de beek, 2. de Steenweg, en 3. de goederen van Jan Verhuerst (in het register: Verhorst)), over te dragen. De hofstede is belast met een jaarlijkse cijns van 2 penningen Leuvens en 1 kapoen, te betalen aan de abdis van Groot-Bijgaarden. In de (losse) akte was hun achternaam aanvankelijk "Mesiaus" gespeld (in overeenstemming met de spelling van de naam van erflaat Joos Mesiaus) doch de naam is later op alle plaatsen doorgehaald en vervangen door "Mesouws". De spelling van de naam van erflaat Joos Mesiaus is wel gehandhaafd. In het register van contracten (nummer 8496) is de achternaam, ook van die van de erflaat Joos, gespeld "Messouws". (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 8745 (Laathof van de abdij van Groot-Bijgaarden te Wolvertem, te registreren akten 1570-1625), en inv.nr. 8496, folio 62), zoon van Bertram MASOUWEN (zie IIb) en Margriete BRUIJLANTS.
Gehuwd. Getrouwd vóór 04-09-1555. Partner is Joozijne TIMMERMANS. Overleden vóór 04-12-1585. Denkelijk identiek aan Josijne Timmermans, dochter van wijlen Henrick, voor wie op 02-06-1551 een meiseniersbrief wordt gepasseerd voor schepenen van Grimbergen. Stavers zijn Geeraert van Campenhout en Jan van Gent. En Willem Timmermans, zoon van wijlen Hendrick, van wie de meiseniersbrief is gedateerd 15-05-1557, zal wel haar broer zijn. Willems stavers zijn Peeter de Koster en Philips Ophalffens. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen, inv.nr. 3485, blz. 84-94, en inv.nr. 3475/2)

Op 04-09-1555 krijgt zij voor schepenen van Meise en erflaten van het laathof te Meise van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier, in het bijzijn en met goedkeuring van haar man Jan Masouwen, van de kinderen en kleinkinderen van wijlen Adam Verbeke en wijlen Martijne van Rode, te weten (per kind):

1. Margriete Verbeke x Willem van Mollem
2. Alijse Verbeke x Henrick van Linthout
3. Anna Verbeke x Geert Jacobs
4. Kinderen van wijlen Elizabeth Verbeke x wijlen Gielijs van der Sproct alias Van Ecxele: a. Peeter van der Sproct alias Van Ecxele, b. Katherijne van der Sproct x Bartholomeeus Coppens, en c. Margriete van der Sproct
5. Het kind van wijlen Katherijne Verbeke x wijlen Andries de Raijemaekere: Katherijne ts'Raijemaekers,

de helft van de volgende goederen:
1. 2½ Dagwand "winnents" land op de Hasseltberg ("'t velt geheeten den Hasselenberch") in de parochie van Meise. Belendingen: 1. (goederen van) de erven Jan & Robbrecht Michiels, 2. Merten van Hemelrijck, 3. de abdij van Leliëndaal te Mechelen, en 4. Margriete van den Moirtere. Onbelast
2. Een blok "winnents" van één dagwand in de parochie van Meise. Belendingen: 1. de Crockstraat, 2. Katherijne t'Sas, 3. Jonkheer Jan van der Ee, en 4. Katherijne Verstraten. Belast met de helft van: een penning Leuvens aan het kapittel van Sint-Gummarus te Lier (als "heren van de grond") en 5 stuivers per jaar aan Katherijne ts'Raijemaekers
3. Een half dagwand land in de parochie van Wolvertem. Belendingen: 1. Cornelijs van der Straten, en 2. het godshuis van ... (niet gegeven). Belast met de helft van een penning Leuvens aan het kapittel van Sint-Gummarus te Lier (als "heren" van de grond)

De "verkopers" beloven tevens aan Joozijne de helft van 3 dagwanden land te Oppem (binnen de parochie van Meise) op het veld geheten "den Moerssele" (belendingen: 1. de weduwe en erfgenamen van Meester Aert van Bakerem, 2. Jan Matens, 3. Philips van der Valct, en 4. de Moersselstraat), die van de voornoemde weduwe van Meester Aert van Bakerem te leen worden gehouden, te laten volgen.

(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5702 (Meise), folio 121), dochter van Henrick TIMMERMAN en Geertruijt CAPUIJNS. Op 17-02-1555 (Brabantse stijl, dus 17-02-1556 n.s.) verkrijgen zij voor schepenen van Meise van Goerick Timmerman, zoon van Henrick Timmerman, de helft van 5 dagwanden bos op de Bierbeek (denkelijk identiek aan de tegenwoordige Birrebeek) te Sint-Brixius-Rode in de parochie van Meise. Belendingen: 1. de goederen van de abdij van Ter Kameren, 2. de goederen van de erven Meester Willem van Overbeke, en 3. de goederen van Jan van Rode. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5702 (Meise), folio 130v)

Op 05-07-1558 dragen zij voor schepenen van Meise een rente van f6 per jaar, deel uitmakende van een meerdere rente van f12 per jaar (op grond van een constitutiebrief d.d. 14-11-1553, gepasseerd voor schepenen van Meise, die verloren lijkt te zijn gegaan; ik vond althans geen afschrift in de schepenregisters van Meise), die zij heffen op onder meer 1/6 van het winhof (pachtgoed) "Hof ter Hasselt" in de parochie van Meise (aan drie zijden belend door 's herenstraat en aan de vierde door de goederen van Peeter de Rode, over aan Heer Franchois Roelants, pastoor van Ossel. Zie verder ook de opmerkingen bij hun zoon Heer Gielis Mesaux. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5702 (Meise), folio 148).
Uit dit huwelijk:
   1.  Joos MESAUX. Overleden na 11-03-1630. Ook: Mesouws, Messouws, Messaux en Messauws.
   2.  Catarina (Katherijne, Kathelijne, Cathelijne) MESAUX (zie IVg).
   3.  Heer Gielis MESAUX, priester, pastoor van Ossel (1593-1623) en van Brussegem en Hamme (bij Wemmel) (1593). Overleden na 23-01-1623. Ook wel: Messaux, Messaulx, Mesouws en Messouws.

Op 04-12-1585 was hij nog geen "Heer".

Voor schepenen van Meise draagt hij op 25-06-1593 als parochiaan (pastooor) van de kerken en parochies van Brussegem, Ossel en Hamme, vergezeld van koster en kerkmeesters, aan Wouter Creijten, zoon van wijlen Wouter, een rente van vier karolusguldens per jaar over, die deel uitmaakt van een meerdere rente van f12 per jaar, die op 14-11-1553 door Adriaen van Streethem en Adriana van der Hoffstadt, dochter van wijlen Jan van der Hoffstadt, werd geconstitueerd ten behoeve van Philips van Gendt, de natuurlijke zoon van Jan van Gendt. Onder meer via Gielis' vader Jan Massouwen/Mesaus (zie opmerkingen bij hem) kwam de rente terecht bij Heer Franchois Roelandts, pastoor van Ossel, die haar bij testament d.d. 15-05-1572 legateerde aan de kerk van Ossel. De rente is bezet op een zesde van het winhof "Hof ter Hasselt" (gelegen in de parochie van Meise op door de Koning van Spanje geconfisqueerde grond van de Prins van Oranje, aan drie zijden belend door "'s herenstraat" en aan de vierde door de goederen van Peeter van Rhode) en op "54 andere items". De rente van f4 draagt Gielis nu qualitate qua over om een klok te kunnen kopen voor de kerk van Ossel. Hiervoor verklaren hij en zijn voornoemde medecomparanten toestemming te hebben gekregen van de inmiddels overleden aartsbisschop van Mechelen, Heer Jan Hansenius. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5706 (Meise), folio 143).

 
IVg    Catarina (Katherijne, Kathelijne, Cathelijne) MESAUX. Overleden tussen 05-12-1611 en 03-11-1625. Ook wel: Messaux, Mesouws en Messauws. Dochter van Jan MESAUS (zie IIIe) en Joozijne TIMMERMANS.
Gehuwd. Getrouwd tussen 04-12-1585 en 17-10-1590. Partner is Peeter van EECKHOUT, schepen van Meise (1598) en gezworen erflaat van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van zijn laathof en heerlijke bedrijf te Meise, Hasselt, Oppem en daaromtrent (1593-1598). Overleden tussen 05-12-1611 en 06-03-1623. Ook wel: Van Eeckhoudt, Van Eeckhoute en Van den Eechoute. Zoon van ? van EECKHOUT. Op 03-10-1595 beloven zij, met toestemming van Catelijnes broers Joos en Heer Gielis Mesaux, voor erflaten van de heer van Fontis en van het kapittel van Sint-Gummarus te Lier van hun bedrijven te Meise en omstreken (de constitutiebrief is bezegeld door schepenen van Meise) een erfelijke rente van f10 per jaar aan Franchois en Geerdijne Bauwens (ook wel: Bouwens), bezet op:
1. Een hofstede met huizen en een boomgaard erop, groot omtrent een half bunder, gelegen in de parochie van Meise op grond van de heer van Fontis (aan wie jaarlijks één penning Leuvens verschuldigd is). Belendingen: 1. de goederen van het klooster van Scheut, 2. de goederen van de erven Danneel van Gendt, en 3. 's herenstraat tegenover het kerkhof
2. Een blok (land) van ongeveer een dagwand, ook in de parochie van Meise, op grond van het kapittel van Sint-Gommaars te Lier (ook voor één penning Leuvens per jaar). Belendingen: 1. de Cro(e)ckstraat, 2. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, 3. de goederen van Joos van der Beurcht, en 4. de goederen van de erven Antheunis van der Schueren
3. Een stuk land van omtrent 3 dagwanden, gelegen te Meise op het veld genaamd de "Hasselerberch" (Hasseltberg). Belendingen: 1. de goederen van Jan Jacobs, 2. de weg lopende naar het ziekenhuis van Oppem, 3. de goederen van de abdij van Leliëndaal en de goederen van Peeter de Bouwe. Belast met f2 per jaar aan de kerk of Heilige Geest te Meise
Op 23-01-1623 verklaart Franchois Bouwens dat hij de kapitale penningen van deze rente uit handen van Heer Gillis Mesaux, priester en pastoor te Ossel, ontvangen heeft. Op 31-05-1631 wordt de akte in het schepenregister van Meisse gecasseerd.
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5707 (Meise), folio 64)

Op 15-06-1601 draagt Jan van Meere (ook wel: "Van Mera"), meier van de schepenbank van Meise, voor schepenen van Meise drie dagwanden land op de Molenkouter te Meise (belendingen: 1. het "Banaerts Weechsken" of het "Groen Paijken (of: "Paisken"?)" (het Banaartsweggetje of het Groene Paadje), 2. de goederen van Jonkheer Jan van der Ee, 3. goederen van de Heilige Geest te Meise en van voornoemde Jan van der Ee) aan hen over. Het land is bezwaard met 6 veertelkens rogge erfpacht per jaar aan de Prins van Oranje. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5708 (Meise), folio 134v)

Op 27-08-1607 ontvangen zij voor schepenen van Meise (die tevens optreden namens de gezworen laten van de weduwe en erfgenamen van Heer Jan van Bourgoigne, heer van Fontis, van zijn laathof te Meise, Beigem en omstreken) en erflaten van het laathof van kapittel van Sint-Gummarus te Lier in Meise, Ophem en omstreken, van Catarina's broer Joos Messaux zijn deel van de volgende partijen van goederen, die komen uit de nalatenschap van de ouders van Joos en Catarina, en deels ook hun en hun broer Heer Gielis Messaux ten deel zijn gevallen in de boedelscheiding tussen de erfgenamen van Peeter Jacobs en Jozijne Timmermans, gepasseerd voor schepenen van Meise op 04-12-1585 (moet ik nog opzoeken):
1. Een hofstede met huizingen, schuren en stallen erop, gelegen in de parochie van Meise tegenover het kerkhof, tussen 's herenstraat en de goederen van Jan de Costere
2. Een blokje, zijnde een boomgaard, van één dagwand, gelegen te Meise tussen: a. de Crockstraat, b. de goederen van de erven Antheunis van der Schueren, c. de goederen van de erven Heer Jan van der Ee, en d. de goederen van Joos van der Borcht (voordien toebehorende aan de erven Jan van den Bossche)
3. Drie dagwanden land op de Hasseltberg in de parochie van Meise, tussen: a. de goederen van de erven Jan Jacobs, b. de weg naar het ziekenhuis van Oppem, c. de goederen van de abdij van Leliëndaal, en d. de goederen van Hendrick van den Broecke of diens erfgenamen
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5709 (Meise), folio 52)

Op 05-12-1611 verkrijgen zij van Cathelijnes broer Joos Mesaux (zoon van wijlen Jan Mesaux) een derde van vijf dagwanden heesterbos in Sint-Brixius-Rode in de parochie van Meise (belendingen: 1. de kerk van Rode, 2. de goederen van de abdij Ter Kameren, 3. de goederen van de erven Meester Willhem van Overbeecke, en 4. de goederen van Jan de Roo. Het bos is belast met f2 erfelijk per jaar aan de abdij van Onze Lieve Vrouwe ten Troost binnen Vilvoorde. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5709 (Meise), folio 165)

Op 06-03-1623 ontvangen hun kinderen (vertegenwoordigd door Mertten Tielman) voor de schepenbank van Meise van Meester Nicolaes Quisthoudt, griffier van Meise en rentmeester van de abdij van Grimbergen, een ijdele hofstede met de fruitbomen die erop staan te Hasselt in de parochie van Meise, groot omtrent 1½ dagwand, en met als belendingen: 1. het straatje gaande naar de Hasseltberg, 2. de goederen van Jan Berlijns (Berlijs), meier van Wolvertem, 3. (vóór) de straat des heren. en 4. (achter) de goederen van Marie van Buggenhoudt. De hofstede is belast met 19 stuivers per jaar aan "zijne Majesteit". De erfelijke rente van 20 stuivers per jaar aan Juffrouw Cristina Huioel, die Joos van den Broecke per brief van 15-02-1611 bezet had op de hofstede, is door voornoemde Quisthoudt afgelost, evenals de erfelijke rente van f4 aan Thomaes de Broijere, bezet door voornoemde Joos van den Broecke per brief van 31-01-1614. Quisthoudt heeft de hofstede gekocht van Geeraerdt van Hemelrijck, schepen van Meise, die haar op 05-12-1622 gekocht had bij de executieverkoop van de goederen van voornoemde Joos van den Broecke. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5713 (Meise), folio 99).
Uit dit huwelijk:
   1.  Meester Cornelis, geboren ±1600. Volgens de hierboven genoemde schepenbrief van 03-11-1625 zou hij toen "bat dan" 25 jaar oud zijn geweest. Op 03-11-1625 verschijnt namens hem (met procuratie diezelfde dag gepasserd voor notaris Meester Nicolaes Quisthoudt, die ook griffier is van Meise) voor schepenen van Meise Henric Willems, om aan Juffrouw Franchoise Quisthoudt, wonende te Mechelen, dochter van wijlen Meester Nicolaes Quisthoudt (een ander dus dan de voornoemde notaris!) een erfelijke rente van f9:7½ per jaar te beloven, ingaande op 03-11-1626 en kwijtbaar tegen de penning 16, ter compensatie van een bedrag van f150 dat Cornelis ontvangen heeft ten behoeve van zijn studie in Leuven. De rente wordt bezet op:
1. Een boomgaard van omtrent 1½ dagwand te Hasselt binnen de parochie van Meise. Belendingen: a. en b. 's herenstraat, en c. de goederen van Jan Berlijns, meier van Wolvertem
2. De helft van 5 dagwanden bos te Meise, waarvan zijn zus Adriana van Eeckhoute (x Mertten Tielmans) de andere helft competeert. Belendingen van zijn helft: a. de Plaststraat, b. de goederen van Geeraerdt van Hemelrijck, c. de helft van Adriana, en d. de goederen van Jan Caluwaerts
In de schepenbrief wordt ook vermeld (wat ik niet zo goed begrijp) dat het kapitaal van deze rente is geprocedeerd over een gelijke rente die gekweten is door de erfgenamen van Steven van der Linden te Brussegem.
(bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5713 (Meise), folio 214).
   2.  Adriana (Naencken), geboren vóór 1605. Overleden na 16-07-1639. Ook wel: Van Eeckhoute en Van Eeckhoudt.
Gehuwd. Getrouwd vóór 06-03-1623. Partner is Mertten TIELMAN. Overleden na 16-07-1639. Hij bezat (op 11-03-1630) 2½ dagwand bos in Meise, genoemd het "Corttenbosch". Zoon van Guilliam TIELMAN. Op 09-05-1639 verkrijgen zij voor schepenen van Meise van Jan van Laere, mede namens diens broers en zussen (met procuratie gepasseerd voor notaris Jan van Humbeke d.d. 05-04-1639 en met autorisatie van wethouders van Brussel d.d. 09-04-1639), een half dagwand "winnents" land binnen de parochie van Meise op de Grote Loonloge(??). Belendingen: 1. de "hoplochtinck" van Hendrick van Bevere, 2. Jan Verpoel, 3. de goederen van Heer Baron van Bouchoudt, en 4. de weduwe en erfgenamen van Pieter van der Schueren. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5714 (Meise), folio 357)

Op 09-07-1639 dragen zij voor schepenen van Meise aan Rombout Verhaegen x Anna van den Cruijce een hofstede over met een huis, schuur, stallingen, boomgrond, grond en verder toebehoren, gelegen achter de kerk te Meise. Belendingen: 1. 's herenstraat, 2. Geeraerdt van Hemelrijck, 3. de hofstede en goederen van de opdragers zelf, 4. Eustacius Messauws. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5714 (Meise), folio 355v)

Op 16-07-1639 verkrijgen zij van Naenckens broer Heer Gielis van Eeckhoute, priester, kapelaan van Ossel, voor schepenen van Meise een half bunder bos in de Kortenbossen binnen de parohie van Meise (aanvankelijk was dit door Jan Halleman, meier van Brussegem, gekocht, maar Naencken en haar man hebben het genaast). Belendingen: 1. de goederen van Nicolaes van Campenhoudt, 2. de erven Jan Bruijnlants, in zijn leven conciërge van het huis van de Heer Graaf van Hoogstraten te Brussel, 3. de goederen van Aert van de Vekene, en 4. Mertten en Naencken zelf. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5714 (Meise), folio 356v).
   3.  Elizabeth, geboren vóór 1605. Overleden na 11-03-1630.
Gehuwd. Getrouwd vóór 15-03-1626. Partner is Lauwereijs JACOBS. Overleden na 11-03-1630. Zoon van Lauwereijs JACOBS. Op 15-03-1626 ontvangen zij voor schepenen van Meise van Mertten Tielmans (zoon van Guilliam) x Naencken van Eeckhoute bij wijze van "mangeling" een dagwand 53 roeden "winnents" land op de Hasseltberg in de parochie van Meise. Belendingen: oost en zuid: de goederen van het Godshuis van de Apostelen binnen Brussel, west: het "Buijtenbosch" ofwel "Repenblock", en noord: de goederen van Gielis van Campenhout. De opdragers hebben het land destijds per schepenbrief van Meise d.d. 20-01-1625 gekocht van Leonaert Rogge x Juffrouw Margarite Caers. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5713 (Meise), folio 231)

Op 27-04-1626 dragen zij voor schepenen van Meise 1½ dagwand land op de Molenkouter te Meise over aan Pieter van der Schueren x Laurentia Jacobs. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5713 (Meise), folio 245v).
   4.  Heer Gielis, priester, kapelaan van Ossel (1630-1639), geboren vóór 1605. Overleden na 16-07-1639. Ook wel: Van Eeckhoute en Van Eeckhoudt.
   5.  Jan, geboren na 1605. Hij was op 11-03-1630 nog minderjarig. Zijn voogden waren Nicolaes van Eeckhoudt en Joos Messauws. Overleden na 11-03-1630.
   6.  Gommaert, geboren na 1605. Hij was op 11-03-1630 nog minderjarig. Zijn voogden waren Nicolaes van Eeckhoudt en Joos Messauws. Overleden na 11-03-1630. De voornaam verschijnt ook als "Gomaert".
   7.  Peeter, overleden ±1629. Overleden zonder nageslacht tussen 05-04-1629 en 25-02-1630. Hij liet een heesterbos ("eesterbosch") van 6 dagwanden na te Rode (Sint-Brixius-Rode) in de parochie van Meise (belendingen: 1. de goederen van de abdij Ter Kameren, 2. de goederen of het bos van Ingel Hanssens, 3. de goederen van de erven Jan van Nieuwenhuijse, en 4. het veld genaamd "de Lindecoutere" en de Bierbeek. Belast met f2 erfelijk per jaar, kwijtbaar tegen de penning 18, aan de abdij van Onze Lieve Vrouwe van de Troost binnen Vilvoorde), dat hem bij loting ten deel was gevallen bij de boedelscheiding (van zijn ouders) gepasseerd voor schepenen van Brussegem op 05-04-1629 (die akte moet ik nog opzoeken!). Op 25-02-1630 verkopen zijn broers en zussen het bos in het openbaar voor f1.306 eens aan Jan van Humbeke ten behoeve van Meester Hendrick van den Hove, licentiaat in beide rechten en advocaat postulerende (eisende) in de Raad van Brabant, en diens vrouw Juffrouw Anna Sosius. Op 11-03-1630 vindt de wettelijke overdracht plaats voor de schepenbank van Meise. Hierbij treden Nicolaes van Eeckhoudt en Joos Messouws (laatstgenoemde bekent bij die gelegenheid voldaan te zijn van het kapitaal van een erfelijke rente van f21 en een lijfrente van f15 per jaar, die bezet waren op het verkochte bos) op als de voogden van de nog minderjarige Jan en Gom(m)aert van Eeckhoudt. Zwager Mertten Tielmans staat garant voor betaling van het de voornoemde Jan en Gommaert toekomende deel van de kooppeningen en verbindt hieraan 2½ dagwand bos, geheten het "Corttenbosch", in de parochie van Meise. (bron: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant, inv.nr. 5713 (Meise), folio 428).

 
IIc    IJda MASOUWEN. Overleden vóór 10-05-1533. Dochter van Henrick MASOUWEN (zie I).
Gehuwd met Laureijs LABUS. Overleden vóór 10-05-1533. Mogelijk zoon van Joos Labus?
Uit dit huwelijk:
   1.  Henrick (zie IIIf).

 
IIIf    Henrick LABUS, geboren vóór 1510. Hij was op 10-05-1533 reeds volwassen. Overleden tussen 10-05-1533 en 25-09-1571. Zoon van Laureijs LABUS en IJda MASOUWEN (zie IIc).
Kind:
   1.  Machiel. Overleden na 25-09-1571. Op 25-09-1571 passeert voor schepenen van Grimbergen de meiseniersbrief van Machiel Labus, zoon van wijlen Henric, uit Grimbergen. Stavers zijn Adam van Mespelteren en Jan van Messauwen. (bron: Jan Lindemans, "Van Meiseniersbloed", verwijzing naar ARA, SGB, Grimbergen (nu: RA Beveren, Schepengriffies Vlaams-Brabant), inv.nr. 3475/3).

 

Homepage | E-mail


gemaakt met PRO-GEN 'Genealogie à la Carte' software