Genealogie van Willem Gherrijtsz. CASTELEIJN


I    Willem Gherrijtsz. CASTELEIJN. In het door landmeter Sijmon Meeuszoon van Eedam in augustus 1543 opgestelde morgenboek van Leimuiden, bezat hij in het gebied lopende van de ban van Aalsmeer westwaarts tot het (Haarlemmer)meer ten oosten van de Drecht en van het meer tot de Noockweg (in de ban van Leimuiden):
1. Een "huisweer", ter grootte van 16 morgen 221 roeden
2. 3 Morgen 38 roeden

(bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, inv.nr. 5551a, Morgenboek Leimuiden 1543)

In het kohier van de 10de penning (Staten van Holland) van 1543 wordt hij waarschijnlijk bedoeld met "Willem Gherijtsz.", die in het ambacht van Leimuiden een huis met 10 morgen land bezit, geëstimeerd op 6 gulden (denkelijk de huurwaarde), zodat hij 12 stuivers belasting moet betalen, maar er komt nog een verhoging bij van f 1:4:0 (10de penning: f 0:2:3) en een korentiende (10% van f 24 maakt f 2:8:0). Direct na hem wordt ene Dirck Dircxz, genoemd (waarschijnlijk Dirck Dircxsz. Boelhouwer) ook met een huis met tien morgen land, geëstimeerd op 6 gulden (maar zonder de verhogingen!). (bron: NA, Staten van Holland, Kohier 10de penning 1543, op microfiche, folio 5, 5v))

In het kohier van de 10de penning van Leimuiden van 1553 wordt hij genoemd (als "Willem Gerijtsz.") als eigenaar en gebruiker van een huis met 11 morgen land, getaxeerd op f 9½:7½:0. Na hem wordt Mees Willemsz. genoemd met zijn huis en 3½ morgen land, getaxeerd op f 2:12½:0. (bron: NA, Staten van Holland, inv.nr. 684, Kohier 10de penning 1553, folio 3v)

In het kohier van de 10de penning van Leimuiden van 1556 (opgesteld in 1558) wordt hij genoemd (als "Wijllem Gherrijtz. Casteleijn") als eigenaar en gebruiker van 11 morgen land, getaxeerd op 17 gulden, en een huis, getaxeerd op 3 gulden. (bron: NA, Staten van Holland, inv.nr. 1013, Kohier 10de penning 1556, folio 7v)

In het kohier van de 10de penning van Leimuiden (Staten van Holland) van 1561 (de lijst is gedateerd 07-06-1562) wordt hij diverse keren (als "Willem Gherrijtsz. Casteleijn") genoemd:
1. Als verhuurder van een huis en erf aan Jan Sijmenz. Snijder. (wordt genoemd onder het gebied, strekkende van over de Heerweg tot aan de Oude Leimuiden). De huurprijs bedraagt 4 gulden. Willem verklaart de huur ontvangen te hebben, hoewel de huurder uitlandig is.
2. Onder de woningen met landen, die liggen over de Noeckeweg tot het Griet, als eigenaar en gebruiker van een huis met 11 morgen land, waarvan omtrent 2 morgen toegemaakt is. De rest is dor maai- of weiland. Het geheel is getaxeerd op f 22:10:0. Vóór hem wordt genoemd Dirck Dircxz. Boelhouwer met zijn huis en 8½ morgen "dorre arren weijlant", getaxeerd op f 10. En na Willem wordt zijn vermoedelijke zoon Mees Willemsz. genoemd.
3. Onder de landen liggende "over 't Griet" wordt hij genoemd als verhuurder van 1½ morgen goed maailand. De huurder is Arrijs Neel Arrijsz. en de huurprijs bedraagt f 10.
4. Onder de landen liggende "over 't Griet" wordt hij nog genoemd als huurder van 1½ morgen goed maailand van het weeskind van Arrijaen Claesz. De huurprijs bedraagt f 9.
(bron: NA, Staten van Holland, inv.nr. 1332, Kohier 10de penning 1561, folio 3, 11, 15 en 15v)

In het morgenboek van 1565 is sprake van een Willem Gerrijtsz., die 11 morgen land aan de Oockweg te Leimuiden bezit en nog eens 1½ morgen gebruikt van het weeskind van Arriaen Claesz. Direct na hem in het morgenboek worden genoemd als landbezitters aan de Oockweg: Dirck Willemsz. (3 morgen) en Mees Willemsz. (3½ morgen), en verderop nog de volgende "Willemszonen": Pieter Willemsz. (2½ morgen en een halve morgen van Eman(?) Roellofsz.), Ghijs Willemsz. Thol (1 morgen), Gherrit Willemsz. (7 morgen), Jan Willemsz. (2 morgen; Gherrit en Jan worden direct na elkaar genoemd), Cristoffel Willemsz. (2½ morgen) en Jacop Willemsz. (3½ morgen). Niet alle Willemszonen zullen zonen van Willem Gerrrijtsz. zijn, maar Dirck en Mees lijken zeker in aanmerking te komen. (bron: Hoogheemraaschap van Rijnland, inv.nr. 5551b, morgenboeken van Leimuiden, jaar 1565).
Kinderen:
   1.  Neeltgen Willemsdr. Overleden ±1602. Haar staat van goed en de akte van boedelscheiding zijn opgenomen in het eerste weesboek van Rijnsaterwoude, folio 36v t/m 38. De akte wordt enigszins abrupt afgebroken (vlak voordat de datum moet worden gegeven). De akte ervóór is van januari 1603.

De nagelaten kinderen van Marritgen zijn volgens die weesakte: Baert Ewoutsz., Leentgen Ewoutsdr., Aeltgen Ewoutsdr., Willem Ewoutsz. (13), Annetgen Ewoutsdr. (11) en Maritgen Ewoutsdr. (8). Voogden van de kinderen zijn hun neven (waarschijnlijk bedoelt men neven van hun ouders) Baert Meesz. en Claes Dircxsz. Buijs. De drie oudste kinderen compareren met hun vader voor schout en weesmannen. De drie jongste worden vertegenwoordigd door hun voogden. Ewout Jansz. Rijcken van Casteleijn als vader en nagelaten echtgenoot zal alle goederen behouden, zijn drie jongste kinderen tot de leeftijd van 21 jaar behoorlijk opvoeden en hun dan een bedrag van f 135 per kind uitkeren voor hun moederlijke erfenis. Hij mag die betaling een jaar uitstellen tegen rente volgens de 16de penning (6,25% per jaar), maar niet langer. De drie oudste kinderen moeten nog een jaar bij hun vader blijven wonen en hem helpen met het werk, mits hun vader hen behoorlijk kleedt, en na dat jaar moet hun vader de f 135 uitkeren, wat hij weer een jaar mag uitstellen tegen intrest als boven. De kinderen mogen na dat jaar nog tot de eerste mei daaropvolgend bij hun vader blijven, als ze dat willen. Aan zijn verplichtingen verbindt Ewout Jansz. de volgende onroerende goederen (komende uit de gemene boedel):

1. Een woning bestaande uit huis, hof, "potinge en plantinge" en drie morgen land erachteraan gelegen. Oost: Willem Meertsz. Blomenhorn en Ewout zelf, zuid: de Oockweg, west: Cornelis Dircxsz. Loos (ook wel: Cornelis Dirck Loosz.), en noord: Mees Willemsz. en Wouter Joosten
2. 600 Roeden (in de inventaris staat 300 roeden) land genaamd "die Oude Werff van Casteleijn" of "de woning van Casteleijn", gelegen aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden. Oost: Mees Willemsz., zuid: de Oockweg, west: Willem Meertsz. Blomenhorn, en noord: Cornelis Dircxsz. Loos
3. 300 Roeden land (in de akte van deling wordt dit perceel "het land van Claes Droechten" genoemd), belend door: oost: Cornelis Dirck Loosz., zuid: Willem Meertsz., west: Ewout Jansz. zelf, en noord: Claes Lenertsz.

In de inventaris wordt ook gewag gemaakt van "sekere ackers", te verongelden voor 1 morgen, maar deze worden niet gehypothekeerd.

Als Ewout de twee stukken land (nummers 2. en 3.) wil verkopen moet hij eerst f 300 van de renten die op zijn woning rusten aflossen. Verkoopt hij alleen nummer 2. ("de woning van Casteleijn"), dan moet hij f 200 aflosen en als hij alleen "het land van Claes Droechten" (kennelijk nummer 3.) verkoopt, f 100.

De inschulden en uitschulden die door Marritgen zijn achtergelaten, zijn de volgende:

Inschulden (debiteuren):
1. Maerten Danielsz.van der Gouts voor de koop van een schip: f 350

Uitschulden (crediteuren):
1. Jan Ghijbertsz., korenkoper te Leiden, ter zake van geleend geld: f 250
2. Anna Lenerts of haar kinderen, ter zake van geleend geld: f 300
3. Ploech Setters voor een koe: f 30
4. Clement Ouwe Pietersz. voor een koe: f 22
5. Dirck Dircksz. voor vuilnis(??): f 35
6. De smid op de Oude Wetering: f 44
7. Comen (koopman?) Heijndrick ter zake van geleend geld: f 45
8. De brouwer te Haarlem: f 12
9. Jannetgen Jans ter zake van geleend geld: f 25

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 1, folio 36v ev). Filiatie onzeker!
Gehuwd vóór 1580 met Ewout Jansz. RIJCKEN van CASTELEIJN (Rijcken), overleden ±1605. Overleden tussen 1603 en 05-01-1606.

Zijn staat van goed en de scheidingsbrief zijn gedateerd 05-01-1606 en opgenomen in het eerste weesboek van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop. Hij laat 6 kinderen na (in volgorde van ouderdom):
1. Baert Ewoutsz., meerderjarig
2. Leentgen Ewoutsdr., meerderjarig
3. Aeltgen Ewoutsdr., minderjarig (maar compareert wel voor schout en buurtuigen van Rijnsaterwoude). Voogden: Cornelis Dircksz. Loos en Antonis Florisz.
4. Willem Ewoutsz., ±15 jaar
5. Annetgen Ewouts, ±13 jaar
6. Martgen Ewouts, ±10 jaar
Voogden van jongste drie kinderen: Gerrit Jansz. Drincwt, Baert Meesz., Claes Dircksz. en Claes Dircksz. Buijs.

Hij laat aan onroerende goederen na:
1. Een huis, erf en landen aan de Oockweg (ambacht Leimuiden) met land erachter gelegen, samen te verongelden voor 2 morgen 500 roeden (in de scheidingsbrief staat 2 morgen 400 roeden). Belendingen: oost: Baert Meessen c.s., zuid: de Oockweg, west: Cornelis Dircksz., en noord: Mees Willemsz. c.s.
2. Zekere akkers (niet nader omschreven)

De twee percelen land aan de Oockweg die hij ten tijde van het overlijden van zijn vrouw Neeltgen Willemsdr. nog had ("die Oude Werff van Casteleijn" en "'t lant van Claes Droechten") heeft hij kennelijk verkocht (zie opmerkingen bij het overlijden van Neeltgen), denkelijk aan Baert Meesz., aangezien die als belender ten oosten van zijn woning wordt genoemd, terwijl hij dat voor een deel zelf was met "'t lant van Claes Droechten".

De nagelaten roerende goederen zijn huisraad, 3 koeien, een schuit, een praam en verder roerende goederen in het huis. Wat betreft inschulden zijn de belangrijkste: f 264 te ontvangen van Dirck Jansz. te Delft en f 80 van Jan Gijsen opten Dam. Nagelaten uitschulden zijn onder meer: f 100 aan Baert Meesz., f 106 en f 78 aan Anna Leenderts, f 100 aan Jan Ghijsbertsz. te Leiden en f 90 aan Claes aenden Wech.

De verdeling is als volgt:

Baert Ewoutsz. krijgt:
1. De woning: huis, erf, boomgaard, "potinge en plantinge" en twee toegemaakte kampjes land daarachter gelegen en nog een akker aan het einde daarvan. Belendingen: oost: Baert Meessoon c.s., zuid: de Oockweg, west: Leentgen en Aeltgen Ewouts, en noord: Mees Willemsz.
2. Nog een kampje land met als belendingen: noord en oost: Leentgen en Aeltgen Ewouts, zuid: de Oockweg, west: Cornelis Dircksz.
3. De akkers over de dijk

Leentgen en Aeltgen Ewouts krijgen:
1. "'t Voorhoofgen" aan de oostzijde van de grote akker aan de Oockweg
2. Het toegemaakte kamp met het grote kamp daarachter gelegen en met een akker daarachter aan de westzijde van de woning. Oost: Baert Ewoutsz., zuid: de Oockweg, west: Cornelis Dirck Loosen en Baert Ewoutsz. c.s., en noord: Mees Willemsz. c.s.
3. Het "voorhoofgen" over de Oockweg.

Voor de woning en de eraan gelegen landen zal Baert de helft van de ongelden moeten dragen en zijn zussen Leentgen en Aeltgen Ewouts samen de wederhelft. De ongelden voor de akkers over de Oockweg zal Baert alleen moeten dragen.

De kinderen zullen de roerende goederen in gemeenschap behouden, maar voor de uitschulden en andere bezwaringen des boedels moeten de drie oudere kinderen de drie jongere vrijwaren. Bovendien beloven de drie oudere kinderen de jongere tot hun 18de verjaardag behoorlijk te onderhouden en en hun f 672 te betalen (2/3 te betalen door Baert en 1/3 door Leentgen en Aeltgen samen), dat wil zeggen: de eerste 4 jaar mogen ze het geld houden en vanaf Allerheiligen 1609 betalen zij jaarlijks 1/6. Ze verbinden hieraan de hun toebedeelde onroerende goederen. Daarbij mogen zij de drie toegemaakte kampen "niet roeren of trekken" en op het kamp aan de westzijde naast het land van Cornelis Dircksz. met op het noordeinde Wouter Joosten, mogen zij wel de "heijnsloten" trekken, maar geen nieuwe sloten maken.

Tot slot vrijwaart Baert zijn twee oudste zussen van alle schulden, renten, lasten en andere zwarigheden, in ruil voor alle inschulden des boedels.

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 1, folio 63v ev).
   2.  Mees Willemsz. (zie II).

 
II    Mees Willemsz. Overleden vóór 1622. Genoemd in het kohier van de 10de penning van Leimuiden van 1553. Hij is eigenaar en gebruiker van een huis en 3½ morgen land, getaxeerd op f 2:12½:0. (bron: NA, Staten van Holland, inv.nr. 684, Kohier 10de penning 1553, folio 3v)

Genoemd in het kohier van de 10de penning van Leimuiden van 1556 (lijst opgesteld in 1558). Hij is eigenaar en gebruiker van een huis (getaxeerd op 1 gulden) en 3½ morgen land (getaxeerd op 4 gulden). (bron: NA, Staten van Holland, inv.nr. 1013, Kohier 10de penning 1556, folio 10v)

Genoemd in het kohier van de 10de penning (Staten van Holland, inv.nr. 1332) onder de bewoners tussen de "Noeckwech" en 't Griet in het ambacht van Leimuiden. Hij is eigenaar en gebruiker van een huis met 3½ morgen land, waarvan 100 roeden zijn toegemaakt en de rest dor weiland is. Het geheel is getaxeerd op 6 gulden. (bron: NA, Staten van Holland, inv.nr. 1332, Kohier 10de penning 1561, folio 11)

Op 22-07-1582 (datum van de transportakte voor schout en schepenen van Aalsmeer) verkoopt hij als man van Barber Ariaensdr., die weduwe was van Jan Broer, een stuk land met een huisje erop in het Westeinde van Aalsmeer voor f 240 (te betalen op 6 Allerheiligendagen, te beginnen in 1580, kennelijk met terugwerkende kracht?) aan Pieter Jacopsz., wonende te Vriezekoop. Belendingen: west en noord: Claes Cornelisz., oost: Aeltgen, de weduwe van Willem Jan Florisz., en zuid: Maritgen Jan Snijers. Te verongelden in het morgengeld voor een halve morgen en in het schottengeld voor een vierendeel. Met recht van overpad over de werf van Claes Cornelisz., volgens de inhoud van de oude kwijtschelding (brief). (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 718, folio 479)

In een Aalsmeerse transportakte van 21-07-1596 worden Theus en Mees Willemsz. genoemd als belenders ten oosten van een perceel land aan de Rijsdrecht in de ban van Aalsmeer, dat Cornelis Theusz. Luijtrost, wonende aan de Rijsdrecht in de ban van Leimuiden, heeft verkocht aan Pieter Cornelisz. Zijb. Overige belendingen: west: Boijn Pietersz., zuid: Cornelis Theusz., en noord: de Rijsdrecht. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 724, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Hij woonde in 1600 te Leimuiden. Voor de "capitale leninge" van dat jaar werd hij aangeslagen voor f 40, wat een vermogen impliceert van f 4.000 à 5.000. (bron: Kohier van de Capitale Leninge van het jaar 1600 voor de dorpen in het ressort Leiden; getranscribeerd door de Werkgroep Oud Schrift), zoon van Willem Gherrijtsz. CASTELEIJN (zie I).
Gehuwd (1) vóór 1578 met ? Dit huwelijk is (nog) hypothetisch.
Gehuwd (2) ±1580. Getrouwd tussen 08-03-1579 en 10-07-1582. Echtgenote is Barbar Adriaensdr. Overleden ±1621. In de scheidingsbrief van 13-04-1622, gepasseerd voor schout en schepenen van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, verklaren haar zoon Willem Meesz. en haar schoondochter Weijntgen Claesdr. (geassisteerd door haar vader Claes Aelbertsz. Decker), weduwe van Jan Meesz., Barbars andere zoon, dat Jan Meesz. nog tijdens zijn leven met zijn broer Willem Meesz. tot een vriendschappelijke scheiding van hun moeders erfenis was gekomen, die erop neerkwam dat Jan "alle landen en alle onroerende goederen" zou krijgen en Willem hier financieel voor gecompenseerd zou worden. Willem verklaart dat hij die financiële compensatie inderdaad heeft ontvangen en dat zijn schoonzus Weijntgen Claesdr. aldus alle door Barbar nagelaten landen en onroerende goederen toekomen. (bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 3, folio 162v). Het patroniem verschijnt ook als "Arijensdr", "Ariaensdr.", etc. De voornaam verschijnt ook als "Barber". Dochter van Adriaen. Ze woonden aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden. Op 10-07-1582 worden ze vermeld als inwoners van Leimuiden.
Uit het eerste huwelijk:
   1.  Aechgen (Aechte) Meeusdr. Geboren vóór 1564, overleden ±1643. De scheidingsbrief betreffende haar nalatenschap is gedateerd 21-10-1643. Er zijn vijf staken:
1. Cornelis Lenaertsz. Loos (zoon)
2. Paulus Gerritsz. Drinckwt x Leentgen Len(a)ertsdr. (dochter)
3. Cornelis Fransz. van Zijl x Ermpgen Lenaertsdr. (dochter)
4. De kinderen van Eijmbert Lenaertsz. Loos (overleden zoon) x Baertgen Gerritsdr. (te weten: Gerrit Eijmbertsz. Loos, Willem Eijmbertsz. Loos en Maritgen Eijmbertsdr.; de zonen zijn mondig, de dochter wellicht niet)
5. De kinderen van Dirck Lenaertsz. Loos (overleden zoon) x Rijckgen Claesdr. (te weten: Lenaert, Claes en Willem Dircxzonen Loos (alledrie mondig), en de onmondige Eijmbert & Cornelis Dircxzonen en Engeltgen & Grietgen Dircxdochters; voogden der onmondige kinderen is hun neef Lenaert Cornelisz. Loos; tevens worden zij geassisteerd door Pancraes Cornelisz., weesman van Alkemade)

Cornelis Lenaertsz. Loos krijgt door middel van uitkoop van de andere erfgenamen (elke staak ontvangt een kwart van f 2.880, waarvan 1/6 gereed en de rest op vijf opeenvolgende 1 meidagen, vanaf 01-05-1645 moet worden betaald) de door Aechgen nagelaten onroerende goederen, te weten:

1. De gehele woning, bestaande uit huis, hooihuis, werf, boomgaard, etc. en de landen eraan responderende, gelegen aan de Oockweg in de Grietpolder van Leimuiden. Belendingen: oost: Cornelis Cornelisz. Smalkees, zuid: de Oockweg, west: Jacob Cornelisz., de kinderen van Henrick Lucasz. Cuijper en Cornelis Cornelisz. Smalkees voornoemd, en noord: 't Griet
2. Een teelakker, ook aan de Oockweg gelegen. Oost: de kinderen van wijlen Cornelis Fransz., zuid: de Oockweg, west: Lenaert Cornelisz. Loos, en noord: Cornelis Baertsz. Casteleijn

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 3, folio 165). Het patroniem verschijnt ook als "Meesdr.".

Ze is een zus van Baert Meesz., die op 19-01-1615 haar gekozen voogd was.

In 1623 woont ze aan de Oockweg te Leimuiden met haar zoon Cornelis Lenaertsz. Loos. (bron: Hoofdgeld van Leimuiden van 1623, bewerking door F.J.A.M. van der Helm)

Ze woonde in 1625 aan de Oockweg te Leimuiden. (bron: Rinsepenningen, bewerking door P.W.C. van Kessel)

In de morgenboeken van Leimuiden van 1636 en 1640 wordt zij nog genoemd (als de weduwe van Lenaert Dircxsz. Loos) aan de Oockweg, met op haar naam 2 morgen 775 roeden land. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571a).

Als "Aechgen Meeusdr., weduwe van Lenert Dircxsz. Loos", wordt ze in de scheidingsbrief d.d. 26-12-1628 betreffende de nalatenschap van Cornelis Cornelisz. genoemd als belendster ten oosten (met Trijntgen en Willempgen Cornelisdochters, erfgenamen van voornoemde Cornelis Cornelisdr.) van een stuk land genaamd "de Grietcamp". De overige belendingen zijn: zuid: Heijndrick Lucasz. Cuijper, en Trijntgen en Willempgen Cornelisdochters met hun deling, west: Bouwen Cornelisz. Scheepmaker, en noord: 't Griet. Tevens is Aechgen belendster ten zuiden en westen van een eveneens door Cornelis Cornelisz. nagelaten stuk rietland, dat verder belend is door: oost: Cornelis Vreericxsz. en noord: 't Griet. (bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 2, folio 167).
Gehuwd vóór 1580 met Lenaert (Lenert) Dircxsz. LOOS, overleden ±1614. De scheidingsbrief betreffende zijn nagelaten boedel, waarvan een afschrift opgenomen is in het eerste weesboek van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, is gedateerd 19-01-1615. De verdeling is als volgt:

Aechte Meesdr., zijn weduwe, geassisteerd door haar broer Baert Meesz., krijgt:
1. Een huis, erf, boomgaard, alle potinge en plantinge, en het land erachter, gelegen aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 2 morgen 700 roeden. Belendingen: oost en west: Cornelis Cornelisz. den Ouden Smal Kees en de weduwe van Pieter Martsz., zuid: de Oockweg, en noord: 't Griet
2. Een henneptuin, te verongelden voor 75 roeden. Oost: Jan Meesz., zuid: de Oockweg, west: Erm(p)gen Lenertsdr. met haar deel, en noord: Baert Meesz.
3. Zekere akkertjes veenland in Aalsmeer, te verongelden volgens het morgenboek
4. De gehele inboedel met het schip, praam en de twee schuiten, waarvoor ze aan haar kinderen f 212:10:0 moet betalen (te betalen op 5 Allerheiligendagen, te beginnen in 1615)

Aechte zal daarnaast haar jongste dochter (Ermpgen) behoorlijk moeten onderhouden en haar als ze 22 wordt of trouwt, alsmede haar jongste zoon Cornelis als die trouwt, elk nog een bedrag van f 150 (boven de voornoemde f 212:10:0) moeten uitkeren (die de drie oudere kinderen, denkelijk bij hun huwelijk, al hebben gehad).

Zoon Dirck Lenertsz. krijgt alleen:
1. Een stuk land op 't Griet (ambacht van Leimuiden), te verongelden voor 1 morgen 250 roeden: Oost: Cornelis Cornelisz., zuid: Cornelis Cornelisz., zoon van de belender ten oosten!, west: Baert Meesz. en noord: 't Griet

Dirck Lenertsz. krijgt daarnaast nog met zijn broer Cornelis Lenertsz.:
1. Een stuk land te Burggraverveen. Oost: Dirck Dircxsz., zuid: Jacob Cornelisz., west: de kinderen van Cornelis Dirck Loosz. (sic), en noord: de Rijsdrecht
2. Een kampje land te Burggraverveen. Oost: Cornelis Arentsz., zuid: Pouwels Gerritsz., west: Gerrit Dircxsz., en noord: Willem Willemsz.
3. Een akkertje land te Burggraverveen. Oost: Grietgen Dircxsdr., zuid en west: Dirck Dircxsz., en noord: Cornelis Gerritsz.
4. Nog een akkertje te Burggraverveen. Oost: Cornelis Arentsz., zuid: Jacob Rieuwertsz. Stelt, west en noord: de kinderen van Cornelis Dirck Loosz.

Dirck, Cornelis en hun zwager Pouwels Gerritsz. (Drinckuijt) nomine uxoris krijgen nog samen (Pouwels de ene helft en Dirck en Cornelis samen de andere):
1. Een kampje land te Burggraverveen, te verongelden voor 600 roeden (ten laste van Dirck en Cornelis). Oost: Jacob Cornelisz., zuid en west: de kinderen van Cornelis Dirck Loosz., en noord: de voornoemde broers Dirck en Cornelis

Pouwels Gerritsz. alleen krijgt, nomine uxoris, nog:
1. Drie teeltuintjes te Burggraverveen, te verongelden voor 350 roeden. Oost: Corstiaen Ariensz., zuid: de kinderen van Cornelis Dirck Loosz., west: Gerrit Dircxsz., en noord: Dirck en Cornelis Leendertsz. voornoemd

Ermpgen Lenertsdr. krijgt:
1. Twee stukjes land aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden, samen te verongelden voor 425 roeden. Belendingen van het eerste: oost: Anthonis Huijgen, zuid: Jan Meesz., west: de kinderen van Cornelis Dirck Loosz., en noord: Baert Meesz.. Het tweede: oost: Baert Meesz. en de weduwe (Aechte Meesdr.), zuid: de Oockweg, en noord: Jan Meesz.

Dirck Lenertsz. moet op zijn erfdeel nog toegeven een bedrag van f 350 aan zijn broer Eijmert Lenertsz. (te betalen op 6 Allerheiligendagen, vanaf 1615) en f 210 aan zijn zwager Pouwels Gerritsz. (te betalen op 4 Allerheiligendagen, vanaf 1615)

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 1, folio 113)

Zijn erfgenamen worden in een transportakte van 09-04-1618, gepasseerd voor schout en schepenen van Aalsmeer, genoemd als belenders ten westen van een stuk land aan een werf in Aalsmeer, dat Jan Jacobsz., wonende te Vriezekoop, heeft verkocht aan Gijs Cornelisz., wonende in de Rijshorn. De overige belendingen zijn: oost: de dijk, zuid: de kinderen van Aechte Claes, en noord: Maritgen Dircxs en Cornelis Cornelisz.
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 733, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk). Hij woonde aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden.

Op 22-02-1580 bekent hij (hij woont dan al te Leimuiden) voor schout en schepenen van Aalsmeer zijn schoonvader Mees Willemsz. een bedrag van f 250 schuldig te zijn ter zake van de koop van een stuk land in de ban van Aalsmeer, belend door: zuid en oost: Jaep (Jacop) Willemsz., noord: Cornelis Jansz. en Dirck Adriaensz.(?), en west: de weeskinderen van Jaep Jansz. Lenaert zal de schuld afbetalen op 8 opeenvolgende St. Jacobsdagen, te beginnen in het lopende jaar 1580. (bron: ORA Aalsmeeer, inv.nr. 716 (folio's ongenummerd)), zoon van Dirck LOOS. Ze woonden aan de Oockweg in de Grietpolder van Leimuiden.

Van de vijf nagelaten kinderen was op 19-01-1615 alleen Ermpgen (18 jaar) nog niet meerderjarig.
   2.  Baert Meesz. (zie IIIa).

Uit het tweede huwelijk:
   3.  Willem Meesz. CASTELAIN (zie IIIb).
   4.  Jan Meessen (zie IIIc).

 
IIIa    Baert Meesz. Geboren vóór 1580. Waarschijnlijk is hij reeds omstreeks 1560 geboren... Overleden ±1621. Overleden tussen 19-01-1615 en 10-12-1621.

Zijn staat van goed en de scheidingsbrief, zoals opgenomen in het eerste weesboek van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, zijn gedateerd 10-12-1621. Zijn erfgenamen zijn (ieder voor een kwart):
1. Krijn Baertsz.
2. Ouwe Cornelis Baertsz. en Dirck Cornelisz. Backer als voogd over de kinderen van Ouwe Cornelis gewonnen bij wijlen Neeltgen Pietersdr. (die kennelijk na haar schoonvader is overleden), samen voor een kwart
3. Jonge Cornelis Baertsz.
4. Anna Baertsdr., weduwe van Adrijaen Reijersz., geassisteerd door haar oom en voogd Jan Meeusz.

Zijn weduwe Dingnum Crijnendr. behoudt alle onroerende goederen (waarvoor zij de de erfgenamen f 1.600 in gereden gelde moet betalen), te weten:
1. Een woning, bestaande uit huis, erf, boomgaard, alle potinge en plantinge en het land daarachter gelegen, groot omtrent 890 roeden. Oost: Cornelis Cornelisz. Smal Kees c.s., zuid: de Oockweg, west: Baert Euwoutsz., en noord: Jan Mee(u)sz.
2. Omtrent twee morgen land. Oost: Bouwen Cornelisz. c.s., zuid: de Oockweg, west: Jan Gerritsz. en Baert Euwoutsz., en noord: 't Griet
3. Omtrent 1.100 roeden land. Oost: Jan Meesz. en Jan Wieringsz. (in de inventaris wordt alleen Jan Meesz. genoemd), zuid: de Oockweg, west: Cornelis Cornelisz. Smal (Kees), en noord: Cornelis Jansz. Quan(d)t
4. Omtrent 500 roeden land. Oost: Jan Gerritsz., zuid: Krijn Jansz., west: Cornelis Jansz. Quandt, en noord: Jan Meesz.
5. 675 Roeden land. Oost: Jan Meesz. en Krijn Jansz., zuid: de Oockweg, west: Cornelis Cornelisz., en noord: Cornelis Jansz. Quan(d)t
6. Een hennepakker, groot 65 roeden. Oost en noord: Jan Meesz., zuid: de weduwe van Lenert Dircxsz. Loos, en west: Krijn Jansz.
Alle partijen liggen in het ambacht van Leimuiden en zijn samen te verongelden voor 7 morgen 200 roeden, volgens het morgenboek.

De roerende goederen (waaronder twee koeien, een praam en twee roeischuiten), inschulden en uitschulden (waaronder een bedrag van f 200, dat geleend is van Jan Meesz.) houden de weduwe en de kinderen/erfgenamen in het gemeen.

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 1, folio 260). Filiatie niet helemaal zeker! Is in ieder geval broer van Aechte.

Hij had twee zoons die Cornelis heetten. De één overleed kinderloos (vóór 28-04-1657). De ander liet wel kinderen na en leefde nog op 28-04-1657. Het is moelijk ze uit elkaar te houden, omdat in de akten die ik ben tegengekomen ze de adjectieven "jonge" of "oude" ontberen.

Ene Baert Meesz. wordt in een transportakte van 25-02-1578 genoemd als belender ten westen van een stuk land in Aalsmeer, dat door Jacop Dircxsz. is verkocht aan Pieter Jansz. Overige belendingen zijn: oost: Cornelis Arijsz., west: (naast Baert Meesz.) Jacob Jansz., zuid: de erfgenamen van Jacop Baertsz., en noord: Garbrant Thaemsz. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 716, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 26-12-1583 draagt Jacop Jansz. aan Baert Meesz., beiden wonende te Burgerveen, een bezegelde kwijtschelding (d.d. 09-08-1581, met het transport d.d. 12-11-1581) over, betreffende een "madt" land in Aalsmeer. Dit land was destijds verkocht door Gerrit Cornelisz. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 718, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 17-01-1593 (datum van de transportakte) verkoopt Garbrant Taemsz. aan de Uiterweg te Aalsmeer aan Baert Meesz. te Burgerveen (Grootburgerveen) voor f 404 een stuk land (denkelijk in de ban van Aalsmeer). Oost: Jacop Dirck Guesz., west: Baert Allartsz. en Jan Lubbertsz., zuid: Jaep Dirck Willemsz., en noord: Jan Pietersz. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 723, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Ene Baert Meesz. wordt in een transportakte van 23-04-1597 genoemd als belender ten noorden van een huis en werf met een akker land, denkelijk in Burggraverveen, die door Jonge Jan Jansz. Schuijt te Burgerveen zijn verkocht aan Abraham Sijmonsz. op de Ruigenhoek. Overige belendingen zijn: oost: Jonge Jan Schuijt zelf(?), west: Cornelis Dircxsz., en zuid: de dijk. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 724, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Ene Baert Meesz. wordt in een transportakte van 09-11-1597 genoemd als belender ten westen van "een stuk treckland" te Burggraverveen, dat door Dirck Thijsz. te Burggraverveen is verkocht aan Sijmon Joosten, wonende in het Schrevelsgerecht. Overige belendingen zijn: oost: Joost Sijmonsz., zuid: Pieter Thijsz., en noord: Willem Mantges. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 724, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Ene Baert Meesz. wordt in een transportakte van 04-11-1605 genoemd als belender ten westen van een teelakker in Aalsmeer, die door Pieter Jansz. van Schrevelrecht is verkocht aan Ouwe Cornelis Vrericxsz. Overige belendingen zijn: oost: Joost Sijmonsz. en Jan Vreecxsz., west: (naast Baert Meesz.) Jacob Dircxsz., zuid: Jan Vreecxsz., en noord: Joost Sijmonsz. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 726, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Ene Baert Meesz. wordt in een transportakte van 24-01-1612 genoemd als belender ten noorden (met Jan Lubbertsz.) van een kamp land in Burggraverveen (Ambacht van Aalsmeer), dat door Griet Cornelis, weduwe van Cornelis Arenden te Burggraverveen, is verkocht aan Jonge Dirck Dircxsz. Docht op de Rijsdrecht (ambacht Leimuiden). Overige belendingen zijn: oost: Henrick Jansz., west: Jan Jansz. Schuijt, en zuid: de Broekweg. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 729, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Ene Baert Meesz. wordt in een transportakte van 07-03-1613 genoemd als belender ten noorden van een akker land in Burgerveen (Ambacht van Aalsmeer), dat door Jan Dircxsz. is verkocht aan zijn broer Dirck Dircxsz. Overige belendingen zijn: oost: Dirck Dircxsz., west: Jan Cornelisz. en Gerrit Cornelisz. Schuijt, en zuid: de Broekweg. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 730, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk), zoon van Mees Willemsz. (zie II) en ?
Gehuwd vóór 1600 met Dingnum Crijnendr. Overleden ±1629. Haar staat van goed en de scheidingsbrief, zoals opgenomen in het tweede weesboek van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, zijn gedateerd 24-11-1629. Haar erfgenamen zijn:
1. Crijn Baertsz. te Aalsmeer
2. Ouwe Cornelis Baertsz. in het ambacht van Leimuiden
3. Jonge Cornelis Baertsz. in het ambacht van Leimuiden
4. Cornelis Reijnoutsz. op de Oude Wetering als oom en voogd van de nagelaten kinderen (Sebastiaen Adriaensz. en Jacob Adriaensz.) van Anna Baertsdr. uit haar eerste huwelijk met Adriaen Reijnoutsz.
5. Cors Jan Matheusz. te Aalsmeer als vader en voogd van Barbartgen Corssen, gewonnen bij voornoemde Anna Baertsdr.

Crijn Baertsz. krijgt als oudste zoon:
1. Een partij land in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 2 morgen 400 roeden. Oost: Dirck Cornelisz. Verdrecht, zuid: de Oockweg, west: Damas Bouwensz., Jacob Bouwensz. en Doctor Gerit van Hoogeveen, en noord: het Grote Meer
2. Een stuk land te Haarlem buiten de Schalkwijkerpoort, te verongelden volgens het morgenboek aldaar. Oost: de erfgenamen van Dirck Claesz. Moll, zuid: de erfgenamen van Meester Lambregt te Haarlem, west: de Schalkwijkerdijk, en noord: de erfgenamen van Jacob Dircxz. Geus c.s.

Oude Cornelis Baertsz. krijgt (in het ambacht Leimuiden):
1. Een huis, schuren, werf, boomgaard, alle potinge en plantinge en het perceel land daarachter gelegen, strekkende van de Oockweg noordwaarts tot 't Griet. Oost: Cornelis Jansz. Quant en Gerrit Jan Vreedricxz. c.s., en west: Baert Ewoutsz. Rijcken
2. Een stuk hooiland. Oost: Willem Meeusz. van Toll en Crijn Jansz., zuid: de Oockweg, west: Crijn Jansz. voornoemd en Cornelis Vreedricxz., en noord: Cornelis Jansz. Quant
3. Een halve teelakker, zijnde hennepland. Oost en noord: Willem Meeusz. van Toll, zuid: de weduwe van Lenert Dircxz. Loos, en west: Crijn Jansz. voornoemd
4. Een partij land. Oost: Cornelis Jansz. Quant en Jan Geritsz. Drinckwt, zuid: Crijn Jansz. voornoemd, west: Cornelis Jansz. Quandt, en noord: 't Griet
De vier partijen zijn samen te verongelden voor 4 morgen 400 roeden.

Jonge Cornelis Baertsz. krijgt:
1. Een zekere hofstede met landen daaraan, staande en gelegen in de Bezworen Kerf (ten zuiden van Kudelstaart) in het gerecht van Uithoorn, te verongelden volgens het morgenboek aldaar. Belendingen: oost: de Drecht, zuid: Dieuwertgen Fransdr. en Maritgen Fransdr., jongedochters, Willem Cornelisz. en Jacob Thijmonsz., west: Maritgen Fransdr. voornoemd, en noord: Claes Jansz. en de kinderen van Anna Baertsdr. voornoemd met hun deling
2. Een partij land in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 1 morgen 500 roeden. Oost: Jan Vredricxsz. en Willem Meeusz. van Toll voornoemd, zuid: de Oockweg, west: Trijntgen en Willempgen Cornelisdr. met Jan Geritsz. Drinckwt, en noord: Cornelis Jansz. Quant

De weeskinderen van Anna Baertsdr. krijgen:
1. Een partij land in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 2 morgen 400 roeden, strekkende van de Oockweg noordwaarts tot 't Griet. West: Jan Geritsz. Drinckwt voornoemd en Baert Ewoutsz. Rijcken voornoemd, en oost: Bouwen Scheepmaecker en Cornelis Cornelisz.
2. Een stukje land in de Bezworen Kerf in het gerecht van Uithoorn, te verongelden volgens het morgenboek aldaar. Oost: de Drecht, zuid: Jonge Cornelis Baertsz. met zijn hofstede (vide supra), west: Claes Jansz., en noord: Dieuwertgen Fransdr. voornoemd

De erfgenamen verklaren voorts dat Jonge Cornelis Baertsz. en wijlen Anna Baertsdr. van hun ouders een zeker perceel land op de Ruigenhoek in de ban van Aalsmeer hebben gekregen, maar dat de wettelijke overdracht nog niet heeft plaatsgevonden. Erfgenamen stemmen ermee in dat voornoemde Jonge Cornelis Baertsz. en Cors Jan Matheusz. (als nagelaten man van Anna Baertsdr.), ieder voor de helft, wettelijk gevestigd worden in de eigendom van dit perceel land.

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 2, folio 204). Zij woonde op 10-12-1621 aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden. Op 10-07-1623 woonde zij nog te Leimuiden.

Zij werd op 10-12-1621 geassisteerd door Jan Gerritsz. Drincwt als haar gekozen voogd.

In 1623 woonde ze met haar zoon Cornelis (Jonge Cornelis?) aan de Oockweg te Leimuiden. (bron: Hoofdgeld van Leimuiden van 1623, bewerking door F.J.A.M. van der Helm)

Op 10-07-1623 (datum van de transportakte voor schout en schepenen van Aalmeer) koopt zij (Dignum Crijnen, weduwe van Baert Mees) van Jan Jansz., wonende te Kudelstaart, en Thomas Cornelisz. van Cortenaer, als voogd van de weeskinderen van Neeltgen Hansse, die gewoond heeft in de Bezworen Kerf, een schepenschuldbrief ter waarde van f 920, sprekende tot last van Jan Ruijters, wonende aan de Uiterweg te Aalsmeer. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 735, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 05-09-1624 (datum van de transportakte voor schout en schepenen van Aalmeer) verkoopt ze, geassisteerd door haar zoon Crijn Baertsz., aan Jan Claesz. Snijder een huis en erf in de Kerkbuurt te Aalsmeer. Oost: Gerijt Lourisz., west: de koper, noord: de dijk en zuid: Gerijt Jansz. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 735, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk). Ze woonden aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden.

Hun vier kinderen waren op 10-12-1621 allen meerderjarig en/of getrouwd.
Uit dit huwelijk:
   1.  Crijn Baertsz. CASTELEIJN (zie IVa).
   2.  Ouwe Cornelis Baertsz. CASTELEIJN (zie IVb).
   3.  Anna (Annetgen) Baertsdr. (CASTELEIJN). Overleden tussen 10-12-1621 en 24-11-1629. Op 10-12-1621 trad haar oom Jan Mee(u)sz. op als haar gekozen voogd.

Op naam van de weeskinderen van Anna Baertsdr. te Aalsmeer staan in het morgenboek van Leimuiden van 1640: 2 morgen 400 roeden en in dat van 1644: 2½ morgen land. In het morgenboek van 1644 wordt na haar Crijn Baertsz. (waarschijnlijk haar broer!) met 2 morgen 400 roeden vermeld (hij wordt ook in 1640 vermeld, maar dan staat ene Pieter Cornelisz. Loos er nog tussen). (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571a en b).
Gehuwd (1) vóór 1620 met Adriaen Reijnoutsz. Overleden vóór 10-12-1621. Ook wel: "Adrijaen Reijersz.".

Waarschijnlijk de Ariaen Rejnoutsz., wonende aan de Linckerhorn te Aalsmeer, die op 10-03-1613 (datum van de transportakte) vier roeden erf op de Linckerhorn verkoopt aan Crijntgen Aertsdr., weduwe van Dirck Willemsz. Brouwer. Belendingen: oost: de dijk, west en noord: Ariaen Reijnmoutsz., en zuid: Aeltgen Lenaertsdr. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 730, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 23-03-1614 (datum van de transportakte) koopt Adriaen Reijersz. van Dirck Willemsz. Cuijp een akker en zekere banken land gelegen achter de Linckerhorn te Aalsmeer. Oost en zuid: Adriaen Reijersz. zelf, noord: Cornelis Pieter Crijnen, en west: Michieltgen, de weduwe van Cornelis Jansz. Hemel. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 730, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk), zoon van Reijnout. Voogd van de twee kinderen uit dit huwelijk was op 24-11-1629 hun oom Cornelis Reijnoutsz. op de Oude Wetering.
Gehuwd (2) na 1621 met Cors Jan Matheusz. Viskoper (1621). Overleden tussen 08-08-1634 en 1648. Ook wel: Cors Jan Theesz. en Cors Jan Matheesz.

Hij woonde op 11-02-1621 op de Rijsdrecht in het ambacht van Leimuiden en op 24-11-1629 in Aalsmeer. In 1644 woonde hij te Burggraverveen.

Op 30-08-1620 (datum van de transportakte) verkoopt hij aan Cornelis Anthonisz. van Leeuwen:
1. Een huis, erf, hooihuis, boomgaard, etc. met het land erachter, gelegen op de Rijsdrecht te Burggraverveen (ambacht van Leimuiden), te verongelden voor 550 roeden. Belendingen: oost: Dirc Dircxz. Jonge Docht, zuid: Lenert Bruijensz., west: Ouwe Claes Cornelisz., en noord: de Rijsdrecht
2. Een teeltuin te Burggraverveen (in de onder 1 genoemde 550 roeden begrepen). Oost en noord: Lenert Bruijensz., zuid: Albert Dircxz., en west: Dirc Docht voornoemd
Ter betaling wordt een schuldbrief van f 1.519 ten behoeve van Willem Aelwijntsz., ook wonende te Burggraverveen, opgesteld. Betaling moet plaatsvinden in 7 jaarlijkse termijnen van f 217, te beginnen op Allerheiligen 1621.
(bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 3, folio 42)

In het morgenboek van Leimuiden van 1644 staan op zijn naam 100 roeden land vermeld. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571b)

Kennelijk is hij hertrouwd, want in het morgenboek van Leimuiden van 1648 staan op naam van "de weduwe van Cors Jan Matheusz." te Burggraverveen 100 roeden land. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571b).
   4.  Jonge Cornelis Baertssen CASTELEIJN, schepen van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop (1627) en molenmeester van de Grietpolder (1634 en 1635), overleden ±1656. De akte van boedelscheiding passeert op 28-04-1657 voor schout en schepenen van Alkemade. De verdeling is als volgt:

Zijn broer Crijn Baertsz. Castelain krijgt:
1. Een huis en erf met een teelakker eraan gelegen, te verongelden volgens het morgenboek, staande en gelegen op de Goog. Belendingen: oost: de Goog, zuid: de volgende partij, west: Cent Cornelisz. Couck, en noord: Pieter Willemsz. van Leeuwen
2. Een partij weiland op de Goog, groot omtrent 1.100 roeden. Belendingen: oost: de Goog, zuid: de kinderen van Pieter Cornelisz. Couck, west: Cornelis Gerritsz., en noord: de voorgaande partij
3. Een obligatie van f 200 kapitaals ten laste van Jan Aelbertsz. op de Goog
4. Een som van f 100, die hij van de kinderen van Annetgen Baertsdr. (zijn overleden zus) heeft ontvangen
5. Een som van f 81 uit de boedel

Zijn gelijknamige broer Cornelis Baertsz. Castelain krijgt:
1. Een huis en erf met bijbehorend land, samen groot omtrent vier morgen, staande en gelegen in de Bezworen Kerf (ten zuiden van Kudelstaart) in de ban van Uithoorn. Belendingen: zuidoost: de Drecht, noordwest: Aert Jansz. Backer. De andere belendingen zijn in de akte niet genoteerd.
2. Van Cornelis Jansz. Doorn een bedrag van f 75
3. Van Jan Aelbertsz. een bedrag van f 38
4. Van Crijntgen Arijs, weduwe van Claes Lourisz. een bedrag van f 52
5. Van Dirck Bouwensz. op de Vennep een bedrag van f 32
6. Een son van f 81 uit de boedel

Bastiaen en Jacob Adrijaenszonen en de kinderen van Barbara Corssen (representerende Cornelis' overleden zus Annetgen Baertsdr.) krijgen:
1. Een partij weiland genaamd "de Biescamp" in de Gogerpolder, groot omtrent 1.000 roeden. Belendingen: oost: Jan Aelbertsz., zuid: Immetgen Arentsdr., weduwe van Frans Cornelisz., west: de Goog, en noord: Allert Cornelisz. Bode (wordt op 14-05-1658 wettelijk overgedragen aan Willem Cornelisz. Bijman op de Goog voor f 1.270, zie ook het morgenboek van Alkemade van 1660)
2. Twee partijen hooiland in de Gogerpolder, samen groot omtrent 1.000 roeden. Belendingen: oost en zuid: Bruijn Banen, west: Claes Cornelisz. Couck, en noord: Cornelis Leendertsz. (één partij hiervan, te verongelden voor 570 roeden, wordt op 14-05-1658 wettelijk overgedragen aan Matheus Leendertsz. op de Goog voor f 600; belendingen: oost: Bruijn Banen, zuid: Gerrit Claesz. Forier, west: Claes Cornelisz. Couck en Cent Cornelisz., en noord: Cornelis Leendertsz. Loos)
3. Een teelakker (in 1658 een hennepakker) in de Gogerpolder, groot omtrent 200 roeden (in 1658 te verongelden voor 250 roeden), belend door: oost en noord: Tonis Jansz., zuid: Willem en Pieter Willemszonen van Leeuwen, en west: de Goog (wordt op 14-05-1658 wettelijk overgedragen aan Jan Cornelisz. op de Nieuwe Wetering voor f 300)
4. Nog een teelakker in de Gogerpolder, groot omtrent 75 roeden, belend door: oost: de volgende partij, zuid en west: Tonis Jansz., en noord: de kinderen van Broer Euwouts
5. Nog een teelakker in de Gogerpolder (geen maat), belend door: oost: de kinderen van Broer Euwouts, zuid: de kinderen van Cornelis Claesz. Corsteman, west: de voorgaande partij, en noord: de kinderen van Broer Euwouts (4. en 5., samen te verongelden voor 333 roeden 4 voet, worden op 14-05-1658 wettelijk overgedragen aan Pieter Cornelisz. Couck op de Goog voor f 320)
6. Een obligatie van f 100 kapitaals ten laste van Oth Huijbertsz. te Kudelstaart
7. Van Jan Aelbertsz. een som van f 100
8. Een som van f 81 uit de boedel
9. Minus een bedrag van f 100, dat ze hebben moeten uitkeren aan Crijn Baertsz. Castelain

De erfgenamen krijgen nog in het gemeen een bedrag van f 100, die zij moeten krijgen van de kinderen van Sijmon Willemsz. Buijrtgen te Langeraar volgens een bezegelde brief.

(bron: NA; ORA Alkemade, inv.nr. 82, folio 181v en 223ev). Als schepen van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop (in een weesakte d.d. 08-04-1627) en als molenmeester van de Grietpolder tekende hij met "Cornelis Baertssen Casteleijn".

Hij woonde op 24-11-1629 in het ambacht van Leimuiden. Op 08-08-1634 woonde hij aan de Oockweg te Leimuiden.

Hij wordt in de scheidingsbrief betreffende de nagelaten boedel van Grietgen Bouwensdr., vrouw van Damis Gerritsz. als "Jonge Cornelis Baertsz." genoemd als belender ten westen van 1.050 roeden land in het ambacht van Leimuiden (waarvan (de erven) Grietgen Bouwensdr., Aechgen Bouwensdr. en Neeltgen Bouwensdr. ieder een derde bezitten). Overige belendingen: oost: Oude Cornelis Cornelisz., zuid: Jonge Cornelis Cornelisz., en noord: 't Griet. (bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 2, folio 49 ev)

Op 05-04-1634 (datum van de transportakte) verkoopt hij aan Pieter Berckel, secretaris van Benthuizen, en Jacob Cornelisz., net als Jonge Cornelis wonende aan de Oockweg te Leimuiden, twee achter elkaar gelegen kampen land en een ernaast gelegen teelakker, samen te verongelden voor 1 morgen 500 roeden, in de Grietpolder van Leimuiden (aan de Oockweg). Belendingen: oost: Jan Vredricxsz. en Willem Meeusz. van Toll, zuid: de Oockweg, west: Jan Gerritsz. Drinckwt, Willempgen Cornelisdr. en Trijntgen Cornelisdr., en noord: Cornelis Jansz. Quant en Jan Vredricxsz. voornoemd. De koopsom bedraagt f 1.400. Echter, het land wordt "genaast" door Jonge Cornelis' broer Oude Cornelis Baertsz. Casteleijn en zijn zwager Crijn Jan Theesz. (beiden wonende aan de Oockweg te Leimuiden) en op 08-08-1634 transporteert Jacob Cornelisz., mede namens de afwezige Pieter Berckel, de eigendomsbrief aan Oude Cornelis Baertsz. Casteleijn en Crijn Jan Theesz. Laatstgenoemden laten in een kustingbrief van dezelfde datum vastleggen dat zij f 1.400 moeten betalen aan Jonge Cornelis, waarvan f 100 gereed, vervolgens f 115 op acht eerstvolgende Alleveens Kermisdagen en tenslotte op de negende Alleveens Kermisdag f 100. In de marge is aangetekend dat op 09-01-1643 de gehele koopsom blijkt te zijn betaald. (bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 5, folio 207v, 237v en 238)

Hij (of zijn gelijknamige broer) verkrijgt op 26-05-1636 de wettelijke eigendom van een partij hennepland, te verongelden voor 333 roeden 4 voet, gelegen in de Gogerpolder, die hij gekocht heeft van Jan Thonisz., Pieter Thonisz., Gerrit Aelbertsz. en Jan Aelbertsz. als voogden (de eerste twee ooms van vaderszijde en de andere twee ooms van moederszijde) van de vijf minderjarige kinderen van Dirck Thonisz. en Cunera Aelbertsdr. (in hun leven echtelieden op de Goog). De belendingen zijn: oost: de kinderen van Cornelis Eeuwoutsz. den Ouden Bode, zuid: Jan Thonisz. en de erfgenamen van Claes Jansz. van Roodenburch, en west: Jan Thonisz. voornoemd, en noord: Eeuwout Cornelisz. De koopsom (althans de contante waarde ervan) bedraagt f 302:4:9. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 77, folio 153v)

Van de in de voorgaande alinea genoemde verkopers koopt hij tevens (transportakte ook d.d. 26-05-1636):
1. Een kampje land op de Goog, te verongelden voor 1 morgen. Belendingen: oost: de weeskinderen van Thijs Thijsz., zuid: de weduwe en erfgenamen van Frans Cornelisz., west: de Goog, en noord: de weeskinderen van Dirck Cornelisz. Scheepmaecker en Leentgen Willemsdr. Koopsom (contante waarde ervan): f 651:9:4.
2. Een partij hennepland in de Gogerpolder, te verongelden voor 250 roeden. Belendingen: noord en oost: Jan Thonisz., zuid: Cornelis Willemsz. Pastoir, en west: de Goog. Koopsom (contante waarde ervan): f 225:19:5.
(bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 77, folio 154v en 155v)

Hij (of zijn gelijknamige broer!) wordt genoemd in het "Quohier van 't slachturven over Alckemade, houdende aenteijckeninge der Landen, mitsgaders de namen van degenen die voorden lopenden Jare (1646) 1649 in meijninge sijn ende vermogen te slachturven als volcht", zoals opgesteld op 22-03-1649 ten huize van Lenaert Jacobsz. Vercade te Rijpwetering in presentie van schout en ambachtsbewaarders van Alkemade. Cornelis mag "voor zijn brandinge" turf steken in omtrent 333 roeden, belend door: noord: Eeuwout Cornelisz., oost: de weduwe en kinderen van Eeuwout Cornelisz., zuid: Jan Tonisz. cum socio, en west: voornoemde Jan Tonisz. (bron: GA Alkemade, GA-117, transcriptie)

Hij of zijn gelijknamige broer verkrijgt op 12-06-1645 de wettelijke eigendom van een partij hooiland, groot omtrent 400 roeden, op de Goog, die hij gekocht heeft van Cornelis Thijsz. te Lisse. De belendingen zijn: oost: Jan Aelbertsz., zuid en noord: Henrick Adriaensz., en west: Dirck Thonisz. De koopsom wordt in de akte niet genoemd, maar aangezien voor de 40ste penning f 10:0:0 moet worden betaal, leid ik af dat de koopsom f 400 moet zijn geweest. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 79, folio 255v)

Volgens het morgenboek van Alkemade van 1648 bezit hij als inwoner van Leimuiden te Alkemade de volgende partijen land:
1. 1 Morgen, gekocht van de erfgenamen van Dirck Thonisz.
2. 250 Roeden, idem
3. 333 Roeden 4 voet, idem
4. 2 Morgen 125 roeden, gekocht van de erfgenamen van Claes Pietersz.
5. 950 Roeden, idem
(bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3405)

Volgens de morgenboeken van 1652 en 1656 bezit hij op de Goog:
1. 1 Morgen, gekocht van de erfgenamen van Dirck Tonisz.
2. 250 Roeden, idem
3. 333 roeden 4 voet, idem
4. 2 Morgen 125 roeden, gekocht van de erfgenamen van Claes Pietersz.
5. 1 Morgen 350 roeden, idem
6. 400 Roeden, gekocht van Cornelis Tijssoon
(bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Alkemade, inv.nr. 3406a en b)

Volgens het morgenboek van 1660 (hij is dan reeds overleden) staan op zijn naam hij op de Goog 333 roeden 4 voet land, gekocht van Dirck Tonisz. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Alkemade, inv.nr. 3406c)

Ene Matheus Lenertsz. blijkt vóór 1668 552 roeden land op de Goog (waarschijnlijk gaat het om hetzelfde stuk land dat in 1660 nog te verongelden is voor 570 roeden en gekocht is van de erfgenamen van Cornelis Baertsz. Castelain) gekocht te hebben van de erfgenamen van Cornelis Baertsz. Casteleijn. Tevens heeft hij 331 roeden 3 voet gekocht van Poulus en Ghijsbert Crijnen, waarvan de belasting afgeboekt wordt op Crijn Baertsz. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade 1660, 1668 en 1676, inv.nr. 3406c, 3406d en 3407a)

Ene Pieter Cornelisz. Couck blijkt vóór 1668 333½ roede land op de Goog gekocht te hebben van de erfgenamen van Cornelis Baertsz. Casteleijn. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade 1668, inv.nr. 3406d)

Volgens het morgenboek van Alkemade van 1660 verkochten zijn erfgenamen vóór 1660 380 roeden land in Roelofarendsveen aan Gerrit Claesz. Forier (die in 1660 ook 375 roeden land in Roelofarendsveen bezat, gekocht van Cornelis Gerritsz. en afgeboekt op Engeltgen Rochus). (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3406c).

 
IVa    Crijn Baertsz. CASTELEIJN. Overleden na 28-04-1657. Ook wel: Castelain.

Hij was de oudste zoon.

Hij woonde op 24-11-1629 en van 1640 t/m 1660 te Aalsmeer.

Zijn zoons Paulus en Gijsbert, die te Aalsmeer overleden vóór 07-04-1715, lieten een weiland na in de Gogerpolder, alwaar ook Willem Eeuwitsen Casteleijn land had.

Op 27-01-1607 (datum van de transportakte) koopt Crijn Baertsz., wonende te Burgerveen (Burggraverveen), voor f 1.950 van Oude Willem Cornelisz. aan de Uiterweg te Aalsmeer:
1. Een zeker huis met erf en het land erachter, gelegen aan de Uiterweg, strekkende vanaf de Uiterwegdijk "ofte Louris Jaep Floren" tot aan de Oudeweg ("Ouwewech"). Oost: Jan Dirxsz. Piet, en west: Egbert Gerritsz., Louris Jacobsz. en Pieter Jansz.
2. Een stuk land, ook gelegen aan de Uiterweg. Oost en noord: Vreeck Jacobsz., west: Jan Cornelis Buijsz., en zuid: Cornelis Jan Dircxsz.
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 727, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 20-02-1618 (datum van de transportakte) koopt Crijn Baertsz., wonende aan de Uiterweg te Aalsmeer, voor f 700 van de (collaterale) erfgenamen van Pieter Jansz., die in zijn leven te Haarlem woonde, een kamp land van ongeveer 100 roeden te Burggraverveen in de ban van Aalsmeer. Belendingen: oost: Maritgen Baerten en Jan Dircxsz. c.s., west en zuid: Egbert Gerritsz., en noord: de erfgenamen van voornoemde Pieter Jansz.
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 733, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

In een transportakte van 22-03-1622 (Aalsmeer) wordt Crijn Baertsz. genoemd als belender ten oosten van een partij houtland genaamd "de Banen", gelegen aan de "Maesloot" te Aalsmeer, die Maerten Claesz., wonende aan de Uiterweg, heeft verkocht aan Dirck Jansz., mede aldaar wonende. Overige belendingen: west: Huijbert Huijbertsz., zuid: Harmen Pouwelsz., en noord: de Maesloot. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 734, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Volgens de morgenboeken van Leimuiden van 1640, 1644 ,1648, 1652, 1656, 1660 en 1664 woont hij te Aalsmeer, en bezit hij in het ambacht van Leimuiden in 1640, 1644 en 1648: 2 morgen 400 roeden, in 1652: 400 roeden, en daarna 700 roeden land. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551b en c en Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571b en c)

In het morgenboek van Alkemade van 1660 staat onder "Leimuiden" (hoewel hij eigenlijk in Aalsmeer woonde) een stuk land van 2 morgen 125 roeden op naam van Crijn Baertsz., die het geërfd heeft van Cornelisz. Baertsz., zijn broer. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3406c)

In de morgenboeken van Alkemade van 1668 en 1676 staan onder de "buurt" Leimuiden een stuk van 1 morgen 393 roeden (en 9 voet, alleen in 1668) op naam van Crijn Baertsz., die het geërfd heeft van Cornelisz. Baertsz. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade 1668 en 1676, inv.nr. 3406d en 3407a), zoon van Baert Meesz. (zie IIIa) en Dingnum Crijnendr.
Gehuwd met Jannetgen Cornelisdr. Het is niet zeker of Jannetgen de moeder is van alle kinderen van Crijn. Ze is het in ieder geval wel van Neeltgen.
Uit dit huwelijk:
   1.  Paulus (Pouwels) Crijnen (zie Va).
   2.  Neeltgen (Neeltje) Crijnen (CASTELEIJN) (gezindte: NG), overleden ±1680.
Gehuwd ±1645 met Claes Cornelisz. SCHOUTJANNEN (Schouten), bouwman te Aalsmeer (1674) en weesmeester van Aalsmeer (1669) (gezindte: NG). Overleden vóór 14-06-1677. N.B. De meeste gegevens betreffende de familie Schoutjannen zijn gebaseerd op de genealogie "Schouten-Schoutjannen" zoals opgesteld door A.A. Schouten en G.K. Keessen en gepubliceerd in "Aalsmeerse Stambomen", deel VI onder redactie van de Stichting "Oud Aalsmeer" Commissie Genealogie.

Hij woonde in het Westeinde van Aalsmeer.

Op 10-02-1651 verklaarde hij, mede namens zijn broers en zwager, in zijn hoedanigheid als erfgenaam van zijn maternele grootmoeder Anna Pietersdr., voor schout en schepenen van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, ermee in te stemmen dat zijn aangetrouwde oom Maerten Geritsz. een tweede hypotheek nam op zijn woning aan de Vriezenweg in het ambacht Vriezenkoop en dat die vóórging bij eventuele verkoop van de woning (de woning was al bezwaard met een bedrag van f 100, aankomende de erfgenamen van Anna Pietersdr.). Zie verder de opmerkingen bij Maerten Geritsz. (bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 7, folio 380)

Hij was in 1674 bouwman te Aalsmeer. (bron: Kohier van het familiegeld, dorpen van Rijnland 1674, bewerking door "Cursisten Oud Schrift")

Volgens een schuldbekentenis van 30-01-1669 was hij het weeskind van Willem Stevensz. Broer f 500 kapitaals schuldig. Claes tekent met "Claes Cornelisz. Schoutjannen". (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 802, schuldbekentenissen (weeskamer), folio 6v), zoon van Cornelis Jansz. SCHOUTJANNEN (Schouten), schepen van Calslagen (1624-1625, 1629-1630 en 1644-1646), en Ermpgen Aertsdr. (BIJEMAN). Volgens het lidmatenregister van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer woonden zij in 1649 op het Westeinde te Aalsmeer.

Op 10-02-1651 woonden zij (nog) te Aalsmeer.
   3.  Gijsbert (Gijs) Crijnen, bouwman te Aalsmeer (1674) (gezindte: NG), overleden ±1691 te Aalsmeer. Overleden vóór 22-10-1692.

Op 22-10-1692 passeert voor de weeskamer van Aalsmeer zijn akte van boedelscheiding. Zijn erfgenamen verklaren dat alle roerende en onroerende goederen (te Aalsmeer) uit zijn nalatenschap zijn verkocht en dat de opbrengst is verdeeld, behoudens de helft van een stukje land op de Goog te Alkemade (waarvan Pouwels Crijnen de wederhelft bezit), dat zij in het gemeen houden, en een bedrag van f 250 dat zij nog moeten krijgen van ene Theunis Leendertsz. op de Goog, spruitende uit de koop van een huis en werf aldaar.

De erfgenamen zijn zijn broer (Pouwels Crijnen) en de kinderen en kleinkinderen van zijn overleden broers en zussen. De gehele lijst van erfgenamen is als volgt (ik kan ze niet allemaal goed thuisbrengen):
1. Cornelis Pouwelsz. (Poulisz.) voor Pouwels Crijnen, zijn vader, en voor:
2. De twee onmondige kinderen van Cornelis Claesz. Schoutjannen, en voor:
3. De twee onmondige kinderen van Jan Claesz. Schoutjannen
4. Willem Jacobsz. Casteleijn voor zichzelf, en voor:
5. Dingenum Jacobs, zijn zus, en voor:
6. Dirck Bastiaensz. x Marrijtgen Jacobs, en voor:
7. De drie onmondige voorkinderen van Dirck Allertsz., en voor:
8. Abraham Claesz.
9. Pouwels Cornelisz. x Aechgen Jacobs
10. Baert Cornelis Itgens (handtekening: "Mr. Baart van Itiens"), voor hemzelf, en voor:
11. Johannes Pietersz. van Schagen
12. Cornelis Cornelisz. Itgens
13. Tadicq Jansz. van der Jacht
14. Pieter Jansz. van der Jacht, voor zichzelf, en voor:
15. Cornelis Jansz. van der Jacht
16. Wijbrant Jansz. van der Jacht
17. Gerrit Danijelsz. (handtekening: "Gerrit Danielsen Groen") x Jannetgen Claesz.
18. Jan Stevensz. als actie hebbend van Pieter Cornelisz. Itgens

(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 801, akten van boedelscheiding (weeskamer), folio 153). Volgens het lidmatenregister van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer woonde hij in 1649 als "jongman" aan de Uiterweg te Aalsmeer.

Hij was in 1674 bouwman te Aalsmeer. (bron: Kohier van het familiegeld, dorpen van Rijnland 1674, bewerking door "Cursisten Oud Schrift").
   4.  Jacob Crijnen (zie Vb).
   5.  Brechtje Crijnen (CASTELEIJN). Denkelijk overleden vóór 07-10-1665.
Gehuwd met Cornelis Pietersz. ITGENS. Ook wel: Ities.

Op 27-01-1669 woonde hij op de Horn te Aalsmeer.

Hij cedeert op 07-10-1665 aan zijn zoon Pieter Cornelisz. Itgens drie achter elkaar gelegen akkers achter de Horn te Aalsmeer voor f 180. Belendingen: oost: Willem Heertgens, west: Pieter Cornelisz., zuid: Aeltgen en Floores Allertsz., en noord: Pieter Cornelisz.(?) en Sijmen Ghijsz. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 800, akten van uitkoop (weeskamer))

Op 27-01-1669 bekent in een notariële akte te Aalsmeer f 300 schuldig te zijn aan zijn zoon Cornelis Cornelisz. Ities te Kudelstaart ter zake van een geldlening. (bron: ONA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk). Volgens het lijst van lidmaten van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer van 1649 woonden Cornelis Pietersz. en zijn vrouw Brechtje Crijnen op de Horn (Linckerhorn) te Aalsmeer.
   6.  ? Filiatie onzeker.
Gehuwd met Pieter van SCHAGEN.
   7.  ? Filiatie onzeker.
Gehuwd met Jan van der JACHT.

 
Va    Paulus (Pouwels) Crijnen CASTELEIJN, ouderling van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer (1653-1655), schepen van Aalsmeer (1674-1675) en bouwman te Aalsmeer (1674), geboren ±1610. ONA Aalsmeer, inv.nr. 83, akte d.d. 02-11-1672, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk:

"2 november 1672 Poulis Crijnen wonende Westeinde, oud 62 jaar, verklaart ten verzoeke van de erfgenamen van Luntien (Leuntien?, MK) Pieters dat hij 3 jaar geleden is geweest tot Jan Cocq, schout van Aelsmeer en gevraagd heeft naer het testament van zaliger Pieter Sijbrantsz. De schout antwoordde: ik heb het gehad en hij zocht er naar en zeide: ik kan het niet vinden, het moet onder mijn stucken geraeckt zijn, en wijders niet."

Ik moet deze akte nog opzoeken... (gezindte: NG), overleden te Aalsmeer. Overleden tussen 22-10-1692 en 07-04-1715.
Hij laat met zijn broer een weiland in de Gogerpolder (Alkemade) na. Zie opmerkingen bij zijn zoon Cornelis Poulisz. Casteleijn. Hij was in 1674 bouwman en schepen te Aalsmeer. (bron: Kohier van het familiegeld, dorpen van Rijnland 1674, bewerking door "Cursisten Oud Schrift")

Op 03-02-1697 was hij "impotent en blind" en werd door zijn neef (oomzegger) Willem Jacobsz. Casteleijn vervangen voor notaris Niclaes Doubleth te Aalsmeer voor het (ten tweeden male!) vastleggen van de boedelscheiding van Aeltgen Claes (den) Decker. (bron: ONA Aalsmeer, inv.nr. 88, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk), zoon van Crijn Baertsz. CASTELEIJN (zie IVa) en Jannetgen Cornelisdr.
Gehuwd vóór 1649 met Aeltgen Claes DECKER (gezindte: NG), overleden ±1695. Op 09-03-1696 passeert de akte van boedelscheiding voor notaris Niclaes Doubleth te Aalsmeer (en nog eens op 03-02-1697). Haar weduwenaar Poulus Crijnen Casteleijn, haar zoon Cornelis Pouwelsz. Casteleijn en haar schoondochter Beatricx Sijmens als weduwe van Claes Pouwelsz. Casteleijn delen de roerende goederen (inclusief zilver en goud) en onroerende goederen. De verdeling van de onroerende goederen is als volgt (ik heb grotendeels de spelling van de akte van 03-02-1697 aangehouden):

Pouwels Crijnen Casteleijn:
1. Het kamp land van 609 (of: 603) roeden, gelegen achter het nagenoemde huis. Oost: Gerrit Jacobsz. Soet, west en zuid: Beatricx Sijmens, en noord: de kinderen van Pijeter Jansz. Lucht
2. Een kampje land gelegen "Tusschen de Weegen", groot omtrent 585 roeden. Oost: Hendrick Pieter Fransz., west: het ambacht, zuid: de Westeinderdijk, en noord: Pieter Dircxsz. Broeder
3. Twee akkertjes aldaar. Oost: Guerten Dircxs Broeder, west: Pieter Dircxsz. Broeder, zuid: Hendrick Pieter Fransz., en noord: de Menno Gemeente
4. Een teelakker binnen de Westeinderdijk, groot omtrent 66 roeden, met de akkertjes daarbij. Oost: Maerten Claesz. Henst, west: Gerbrant Aris Claesz., zuid: Pieter Cornelis Arisz., en noord: Claes Dircxsz. Broeder
5. De turfakkers vóór het huis en werf, samen groot 121 roeden. Oost: Gerbrant van 't Cruijs, west: Heertgen Allertsz., zuid: Beatricx Sijmens, en noord: Cornelis Pauwelsz. Casteleijn

Cornelis Pauwelsz. Casteleijn krijgt:
1. Een kampje land binnen de Westeinderdijk, groot omtrent 484 roeden. Oost: Gerbrant van 't Cruijs, west: Heertgen Allertsz., zuid: Pauwels Crijnen Casteleijn, en noord: de Westeinderdijk
2. Twee akkertjes aldaar. Oost: de erfgenamen van Willem Claesz. Jongkint, west: Marrijtgen Gerbrants, zuid: het ambacht, en noord: Cornelis Willem Maertsz.
3. Een akker genaamd "de Lange Acker", gelegen "Tusschen de Weegen", groot omtrent 81 roeden. Oost: Beatricx Sijmens, west: Maerten Willemsz., zuid: het ambacht, en noord: Baert Claesz.
4. Een akkertje aldaar. Oost en noord: Willem Cees Willemsz., west: de kinderen van Pieter Jansz. Lucht, en zuid: Gerrit Jacobsz. Soet

Beatricx Sijmens krijgt:
1. Een huis en werf met het kamp bewesten ervan en twee akkers liggende aan het kamp en de teeltuin, beoosten het huis. Samen groot 811 roeden. Oost: Pouwels Crijnen Casteleijn en de erfgenamen van Antgen Jacobs, west: Cornelis Pauwelsz. Casteleijn, zuid: de Westeinderdijk, en noord: Guertgen Willems
2. Een partij gebroken land "Tusschen de Weegen". Oost: Lubbert Willemsz., west: Claes Willem Maertsz., zuid: de Westeinderdijk, en noord: Claes Willemsz.

Onverdeeld en in het gemeen blijft de helft van het land op de Goog (te Alkemade).

(bron: ONA Aalsmeer, inv.nr. 88, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk). Ook wel: Den Decker. Volgens het lidmatenregister van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer woonden zij in 1649 en in 1681 op het Westeinde te Aalsmeer. In de lijst van 1681 worden direct na hen genoemd:
Claas Pauwelsz.
Jatris Sijmens
Tamis Sijmensz.
Eegje Teunis H:V: (= huisvrouw van Tamis)
Claas Pauwels is ongetwijfeld hun zoon, die trouwde met Beatrix (= Jatris) Sijmens. Echter in de lijst van 1681 staat achter de naam van Jatris niet "H:V:". Kennelijk waren ze op dat moment nog niet getrouwd? Tamis is mogelijk een broer van Jatris.
Uit dit huwelijk:
   1.  Cornelis Poulisz. KASTELEIJN. Overleden na 21-08-1715. Vermoedelijk is hij de "Cornelis Pauwelse" die met zijn vrouw Marritje Stevens volgens de lijst van lidmaten van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer in 1681 in de Kerkbuurt aldaar woont.

Op 28-09-1706 en 09-06-1708 woonde hij aan de Zijdweg te Aalsmeer.

In de lijst van lidmaten van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer van 1714/1715 staat hij (als "Kornelis Paulese Kasteleijn") vermeld onder de bewoners van het dorp en de Zijdweg. Na hem wordt ene Geertje Jans genoemd, waaraan later toegevoegd "overleden". Mogelijk is dit zijn vrouw, maar dat wordt in de lijst van 1714/1715 helaas niet aangegeven.

Op 07-10-1681 zette hij als getuige zijn handtekening ("Cornelis Poulisz. Kasteleijn") onder twee notariële akten, gepasseerd voor notaris Niclaes Doubleth in Aalsmeer. (bron: RA Noord-Holland, ONA Aalsmeer, inv.nr. 86)

Hij is één van de eigenaren van grond, waarvan "de vilt boven aarden, veen ende darie, sedert 1685 door de kragt van het Haarlemmermeer water zijn wegh gespoeld", en die volgens het consent van de dijkgraaf en hoge heemraden van Rijnland d.d. 04-07-1699 op 10-11-1705 die gronden transporteren aan de Ed. Mogende Heren Staten van Holland en West-Friesland. Cornelis draagt onder blok i 106 roeden over. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 28-09-1706 (datum van de transportakte) verkoopt hij aan Jacob Jansz. Been, wonende aan de Uiterweg te Aalsmeer:
1. Een kampje land, gelegen "Tussen de Wegen" te Aalsmeer. Oost en noord: de weduwe van Gerrit Jacobsz. Soet, west: Cornelis zelf, en zuid: Pieter Leendertsz.
2. Een akkertje, mede aldaar. Oost en noord: Willem Cornelis Willemen, west: Jonge Jan Pietersz. Been, en zuid: de weduwe van Gerrit Jacobsz. Soet
3. Een partij akkers en water, mede aldaar. Oost: Klaas Pietersz. Bol, west: Klaas Willem Maartsz., zuid: Pieter Leendertsz., en noord: de weduwe van Jakob Pietersz. Eijkenhout.
Koopsom: f 1.250
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 09-06-1708 bekent hij voor schout en schepenen van Aalsmeer een bedrag van f 250 schuldig te zijn aan Antonis Jacob(sz.) de Reus. Hij verbindt hieraan zijn huis, schuur en erf aan de Zijdweg te Aalsmeer. Oost: de gemene vaarsloot, west: de Zijdweg, zuid: Maarten Cornelisz., scheepmaker aan De Kwakel, en noord: Pieter Goosz. Wijnput. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 16-03-1714 wordt hij genoemd als belender ten noorden van vier akkers in het Westeinde van Aalsmeer, die door ambachtsbewaarders van Aalsmeer zijn verkocht aan Cornelis Claasz. Boven, wonende in het voornoemde Westeinde. Overige belendingen: oost: Heertje Tamisz. van't Kruijs, west: Klaas Jansz. Sijp, en zuid: Jacob Jansz. Eveleens. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Hij woont op 21-08-1715 te Aalsmeer. Op die dag verschijnt hij voor schout en schepenen van Alkemade om namens zichzelf en de overige erfgenamen van Paulus en Gijsbert Crijnen Casteleijn, beiden overleden te Aalsmeer, een weiland in de geoctrooieerde Gogerpolder over te dragen aan Jacob Thewisz. en diens zussen Maertjen Thewis en Fijtjen Thewis, wonende op de Goog. Het weiland is verongeldende in het ambacht voor een morgen 393. roeden en in de polder voor een morgen 375 roeden en heeft als belendingen: oost: de Goog, zuid: Lenert Jacobsz. Spruijtwater, west: de armen van Roelofarendsveen, en noord: de kopers. De koopsom bedraagt 750 karolusguldens, waarvan reeds 150 gulden betaald is. De overige 600 gulden zal in drie jaartermijnen van 200 gulden worden betaald, waarvan de eerste termijn op 01-08-1716 verschijnen zal. Dit wordt vastgelegd in een kustingbrief van dezelfde datum (21-08-1715). Op 04-12-1719 blijkt de schuld te zijn afgelost. Er wordt ook verwezen naar een onderhandse procuratiebrief d.d. 07-04-1715, die Cornelis Poulisz. Casteleijn bij zich heeft en die ondertekend is door de volgende erfgenamen van Paulus en Gijsbert Crijnen Casteleijn (maar er zijn kennelijk meer erfgenamen): Willem Jansz. Broer, Willem Thomasz. Rijnevelt (tekent op 04-12-1719 voor de cassatie van voornoemde kustingbrief), Willem Claesz. Borst, Geertjen Claas Borst (weduwe van Meester Baart), Abraham Claesz. Schoutjannen en Frans Jansz. Gruter. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 89, folio 25).
Gehuwd. Getrouwd vóór 24-12-1708. Partner is Geertje Zijverds STIJNEN. Overleden na 24-12-1708. Dochter van Zijverd Cornelisz. STIJNEN. Ze woonden op 24-12-1708 aan de Zijdweg te Aalsmeer.
   2.  Claes Pouwelsz. Diaken der Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer (1681) (gezindte: NG), overleden ±1695. Overleden vóór 09-03-1696.

Zijn broer Cornelis Pouwelsz. Casteleijn was zijn enige erfgenaam. Op 05-09-1697 zou Cornelis met Claes' weduwe Beatrix Sijmens, inmiddels (althans op 05-04-1699) hertrouwd met Pieter Leendertsz., zijn nalatenschap hebben verdeeld. Op 05-04-1699 wordt deze verdeling in een akte voor notaris Niclaes Doubleth vastgelegd.

Cornelis Pouwelsz. Casteleijn heeft ontvangen:
1. Een kampje land en twee akkers, gelegen "Tusschen de Weegen". Oost: Beatrix Sijmens, west: het ambacht, zuid: de Westeinderdijk, en noord: de weduwe van Gerrit Jacobsz.
2. Een partij akkers aldaar. Oost: Marrijtgen Willems, west: Claes Pietersz., zuid: Lubbert Willemsz., en noord: Claes Willem Maerten
3. Het land dat Claes Pouwelsz. had in de Goog

Pieter Leendertsz. heeft (nomine uxoris) gekregen:
1. Een huis, werf en tuin in het Westeinde van Aalsmeer. Oost: de kinderen van Annetgen Jacobs, west: Cornelis Pouwelsz., zuid: de Westeinderdijk, en noord: Gerrit Jacobsz. Soet
2. Een partij akkers aldaar. Oost: Lubbert Willemsz., west: Claes Willemsz., zuid: de Westeinderdijk, en noord: Cornelis Pouwelsz.
3. Nog een partij akkers aldaar. Oost: Jan Claesz. Henst, west: de weduwe van Pijeter Jan Alderden, zuid: de Westeinderdijk, en noord: Maerten Willemsz.
4. Nog een partij akkers, gelegen achter het Westeinde. Oost: Gerbrand Jansz. Cruijs, west: Heertgen Allertsz., zuid: Claes Cornelisz., en noord: Cornelis Pouwelsz.
5. Nog een akker achter de Uiterweg (te Aalsmeer). Oost: Jan Pouwelsz., west: de kinderen van Willem Sijmensz., zuid: Claes Sijmensz., en noord. het Meer

(bron: ONA Aalsmeer, inv.nr. 88, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk). Hij is op 27-07-1681 afgaand diaken van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer en wordt vervangen door (o.a.) Meerten Jacobsz. (wellicht zijn neef?). (bron: DTB-boeken Aalsmeer, nr. 53; Lidmatenregister Aalsmeer (incl. kerkenraadsacta)).
Gehuwd. Getrouwd vóór 27-02-1690. Partner is Beatrix (Jatris) Sijmens (gezindte: NG). Overleden tussen 05-04-1699 en 23-10-1708.

Haar erfgenamen waren (op 23-10-1708):
1. Gerrit Gerritsz. van Zijl x Antje Willems, wonende te Kudelstaart
2. Cornelis Gijsz. Piet x Grietje Klaas, wonende aan de Horn te Aalsmeer
3. Stijntje Klaas, weduwe van Jacob Gerbrandsz. van 't Kruijs, wonende achter het Westeinde te Aalsmeer
4. Jan Willemsz., wonende te Alkmaar
Deze personen kan ik niet goed thuisbrengen. Wellicht kinderen uit eerdere huwelijken?. Hoe het ook zij, deze erfgenamen verkopen op 23-10-1708 voor de ene helft en weduwnaar Pieter Leendertsz. voor de wederhelft aan Willem Jansz. Been, wonende aan de Uiterweg te Aalsmeer:
1. Een partijtje turfakkers achter het Westeinde van Aalsmeer. Oost: de erfgenamen van Willem Gerbrandsz. van 't Kruijs, west; Heertje Aldertsz. Henst, zuid: Jan Cornelisz. Bij, en noord: Cornelis Paulusz. Kasteleijn
2. Een grasakker, gelegen Tussen de Wegen te Aalsmeer, Oost: Lubberd Willemsz., west: Harmen Pietersz. van der Swet, zuid: de Westeinderdjk, en noord: Jacob Jansz. Been
3. Een partij land, mede aldaar. Oost: Harmen Pietersz. van der Swet, west: Jan Pietersz. Allen, zuid: de Westeinderdijk, en noord: Marritje Dirks
4. Een partij land achter de Uiterweg te Aalsmeer. Oost: de erfgenamen van Willem Jacobsz. Kasteleijn, west: Gerrit Gerritsz. van Zijl, zuid: Cornelis Gijsz. Piet, en noord: de Uiterwegdijk
Koopsom: f 153
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk). Haar gekozen voogd was op 03-02-1697 Jacob Gerbrantsz. van 't Cruijs. Dochter van Sijmen. Ze worden in de lijst van lidmaten van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer van 1681 direct na Claes' ouders na elkaar genoemd aan de Uiterweg te Aalsmeer. Doch de aantekening dat ze man en vrouw zijn ontbreekt. Wellicht waren ze toen nog niet getrouwd...

Zij wonen op 27-02-1690 in het Westeinde van Aalsmeer als ze voor notaris Niclaes Doubleth aldaar hun testament op de langstlevende laten vastleggen. Claes' vader Pouwels Crijnen Casteleijn verklaart te renunciëren aan zijn legitieme portie, in het geval zijn zoon vóór hem mocht komen te overlijden. (bron: ONA Aalsmeer, inv.nr. 87, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk).

 
Vb    Jacob Crijnen CASTELEIJN, bouwman te Aalsmeer (1674) en diaken van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer (1649-1650) (gezindte: NG). Overleden vóór 12-03-1680.

Op 12-03-1680 laten zijn kinderen (volgens hun handtekeningen) Age IJacops, Meerten Iacopsz., Leuntien IJacop en Willem Jacobsz., die met z'n vieren samenwonen aan de Uiterweg te Aalsmeer, hun testament vastleggen voor notaris Niclaes Doubleth aldaar. Zij legateren daarin ieder een som van f 50 aan hun zussen Dingenum Jacobs en Marijtgen Jacobs, en benoemen elkaar verder als erfgenamen tot de laatstlevende toe. (bron: RA Noord-Holland, ONA Aalsmeer, inv.nr. 85). In de "Kerckelijcke Notitien" van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer, die beginnen op 02-05-1649, wordt op de eerste pagina vermeld dat Jacob Crijnen aan de Uiterweg één van de twee blijvende diakens is. Waarschijnlijk was hij het jaar ervoor (dus in 1648) gekozen. Op 03-07-1650 wordt Jacob als diaken vervangen. (bron: DTB-boeken Aalsmeer nr. 53, Lidmatenregister Aalsmeer)

Hij was in 1674 bouwman te Aalsmeer. (bron: Kohier van het familiegeld, dorpen van Rijnland 1674, bewerking door "Cursisten Oud Schrift")

Mogelijk dezelfde als Jacob Crijnen, wonende te Aalsmeer, die in 1675 voor 3 gulden voor 10 jaar graf nummer 31 koopt in het schip van de kerk van Leimuiden (vanaf 1655 was de eigenaar Cornelis Smal Kees. Hij hernieuwt deze eigendom in 1685. Op 04-06-1698 koopt de weduwe van Harmen van der Marckt het graf en op 14-09-1712 Cornelis van Griecken op de Oude Wetering. (bron: NA, Collectie Doopboeken etc., Leimuiden 13:I)

In de morgenboeken van Leimuiden van 1680 t/m 1696 staan 10 morgen 10 roeden land op naam van zijn kinderen, die (volgens de toevoeging in 1684) in Aalsmeer wonen. Verderop in de morgenboeken van 1684 en 1692 staan ook nog 75 roeden op naam van de kinderen van ene Jacob Crijnen, maar dat zou een andere Jacob Crijnen kunnen zijn. In 1696 staan nog 2 morgen op naam van ene Jacob Crijnen. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551c en d)

In de morgenboeken van Leimuiden van 1688 en 1696 staan op naam van Cornelis Bastiaensz. en de kinderen van Jacob Crijnen 75 roeden. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551d)

Op 14-10-1699 (datum van de transportakte) verkopen zijn nagelaten kinderen Willem Jacobsz. Casteleijn en Aefgen Jacobs Casteleijn, getrouwd met Paulus Cornelis Willemsz. (of de anderen reeds overleden zijn is mij niet duidelijk), aan Cornelis Willemsz. Croock en Pieter Willemsz. Croock (denkelijk broers; op 09-01-1708 draagt Cornelis zijn helft wettelijk over aan Pieter) een partij land in de Heilige Geestpolder van Leimuiden, te verongelden voor 1 morgen. Oost: de Heerweg, zuid: de kinderen van Dirck Bastiaensz., west: de boedel van Gerrit Jansz. Opsitter, en noord: Eleman Jansz. Spaergaeren. Koopsom: f 575 gereed en 2 zilveren ducatons. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 762, folio 15 en 191)

Zijn kinderen worden in een transportakte van 22-08-1703 genoemd als belenders in de Grietpolder te Leimuiden. Zoon van Crijn Baertsz. CASTELEIJN (zie IVa) en Jannetgen Cornelisdr.
Gehuwd vóór 1649 met Maritgen Cornelisdr. (gezindte: NG), overleden te Aalsmeer. Overleden vóór 12-01-1662. Haar kinderen waren erfgenamen van haar tante Trijntgen Cornelisdr. Groenewech. Mij is niet duidelijk of zij een tante van vaderskant of van moederskant is. De ander erfgenamen van Trijntgen waren:

1. Jan Gerritsz. Hemel x Ermpgen Jacobsdr.
2. Weijntgen Harmansdr., het nagelaten weeskint van Aechgen Jacobsdr. (voogd: Meeus Meeusz. van Teijlingen, neef (waarschijnlijk van Aechgen))
3. Meeus Meeusz. van Teijlingen
4. Cornelis Hendrixsz. Mooijdoosgen
5. Willem Gerritsz. Lijndraijer
6. Gijsbert Pietersz. Schenckevelt x Grietgen Gerritsdr.
7. De kinderen van Cornelis Claesz. Vos x Grietgen Jacobsdr. zaliger, bij namen: Willem, Oude Jacob, Jonge Jacob, Claes, Cornelis en Neeltgen Corneliszonen en -dochter (voogd: hun voornoemde vader)
8. De kinderen van wijlen Grietgen Willemsdr. uit twee huwelijken, bij namen Ewout Dircxsz., Idetgen Dirxdr. en Willem Corssen

1 t/m 7 zijn samen met de kinderen van Marritgen Cornelisz. (nakomelingen van) de kinderen van Trijntgens volle broers en zusters en Grietgen Willemsdr. (8) is een dochter van een halfbroer van Trijntgen. Er waren dus acht staken langs de kant van één ouder van Trijntgen en negen langs de kant van de andere ouder.

Op 12-01-1662 (datum van de transportakte voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriesekoop) koopt Marritgens echtgenoot Jacob Crijnen Casteleijn namens hun zes gezamenlijke kinderen van de overige erfgenamen van Trijntgen Cornelisdr. Groenewech uit dier nalatenschap de hun nog niet toebehorende 7/8 van de ene helft en 8/9 van de andere helft van:
1. Een huis en erf met een partij land erachter, gelegen in de Grietpolder in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 1 morgen 200 roeden. Oost: Jan Cornelisz. Croock en Cornelis Claesz. Vos, zuid: de Oockweg, en west en noord: de voornoemde kinderen van Marritgen Cornelisdr.
2. Een partij hooiland in de Grietpolder, te verongelden voor 1 morgen 490 roeden. Noord en oost: de weduwe van Cornelis Baertsz. Casteleijn, zuid: de Oockweg, en west: Claes Tonisz. Hemel.

De koopsom bedraagt f 1.199:13:0, te betalen op vijf achtereenvolgende 1 meidagen, vanaf 01-05-1662. De voornoemde Gijsbert Pietersz. Schenkevelt stelt zich borg.

(bron: Streekarchief Rijnlands Midden, ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 757, folio ? (ongenummerd), datum akten: 12-01-1662). Volgens het lidmatenregister van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer woonden zij in 1649 aan de Uiterweg te Aalsmeer.

Op 19-09-1662 bekent voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop Willem Gerritsz., wonende op de Oude Wetering in de heerlijkheid van Alkemade, aan de weeskinderen van de in Aalsmeer overleden Maritgen Cornelisdr. "geteeld met" Jacob Crijnen Casteleijn, een bedrag van f 200 schuldig te zijn ter zake van geleende penningen, die hij heeft ontvangen uit handen van hun voornoemde vader. Hij zal de som op zijn laatst terugbetalen als één der kinderen 20 jaar wordt of trouwt en zal jaarlijks op 10 september (vanaf 10-09-1663) 5% intrest verschuldigd zijn, die gekort mag worden tot 3½% als het geld binnen 3 maanden na de vervaldatum belaald is. Als onderpand stelt hij een onvoltimmerd huis en erf aan de Oockweg te Leimuiden. Oost: Guijrt Otten, zuid: Leentgen Fredericxdr., west: de weduwe van Ewout Baertsz. Rijcke, en noord: de Oockweg. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 757, folio 219)

Op 05-03-1675 (datum van de transportakte) verkoopt Dirck Bastiaensz. aan Geleijn Claesz. Prins een kampje land van omtrent 1.000 roeden (doch te verongelden voor 1 morgen 490 roeden) in de Grietpolder te Leimuiden. Belendingen: oost: de weduwe van Cornelis Baertsz. Casteleijn, zuid: de Oockweg, west: Claes Tonisz. Hemel, en noord: Gijsbert Cornelisz. Casteleijn. Koopsom: f 580 contant. Op dezelfde dag "verkoopt" Geleijn Claesz. Prins dit kampje land voor het hetzelfde bedrag door aan Maerten Jacobsz. Casteleijn, Willem Jacobsz. Casteleijn, Aegjen Jacobs Casteleijn en Apolloni Casteleijn. Dit zijn ongetwijfeld kinderen van Jacob Crijnen Casteleijn.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 759, folio ? (ongenummerd), 2 akten d.d. 05-03-1675).
Uit dit huwelijk:
   1.  Maerten (Meerten) Jacobsz. (gezindte: NG). Overleden tussen 11-02-1683 en 09-01-1707, denkelijk zonder nageslacht. In de lijst van lidmaten van de Nederduits gereformerde gemeente van Aalsmeer van 1681, worden achter elkaar genoemd aan de Uiterweg:
Meerten Jacobsz.
Willem Jacobsz.
Eegje Jacobs
Leuntje Jacobs
Dirck Bastiaensz.
Marritje Jacobs H:V: (= huisvrouw (van Dirck))
Gijs Crijnen
Dit zijn ongetwijfeld de kinderen van Jacob Crijnen Casteleijn en hun oom Gijs Crijnen Casteleijn.

Mogelijk is hij de "Meerten Jacobsz." die in 1681 gekozen wordt tot diaken en de "Maarten Jacobsz.", die in 1692, 1696, 1700 en 1707 genoemd wordt als ouderling van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer (in 1692 en 1700 samen met Willem Jacobsz. Casteleijn; laatstgenoemde wordt steeds vermeld met zijn "familienaam"). (bron: DTB-boeken Aalsmeer, nr. 53; Lidmatenregister Aalsmeer (incl. kerkenraadsacta)).
   2.  Willem Jacobsz. Ouderling van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer (1692, 1697, 1700, 1706) en ambachtsbewaarder van Aalsmeer (1702-1706) (gezindte: NG), overleden ±1706. Overleden tussen 13-06-1706 en 09-01-1707. Zijn ergenamen ab intestato waren:
1. Dirk Bastiaansz. x Marritje Jacobs Kasteleijn
2. Paulus Cornelisz. Willemen x Aagje Jacobs Kasteleijn
3. Dingena Jacobs Kasteleijn, weduwe van Cornelis Isaksz.
Deze erfgenamen verkopen op 09-01-1707 aan Neeltje Pieters, weduwe en boedelhoudster van Dirk Cornelisz. Slop, wonende aan de Linckerhorn te Aalsmeer, een partijtje veenakkers in "den Blauwen Beugel", groot 150 roeden. Belendingen: oost: Willem Cornelisz. Peetoom, west: de Dijk, zuid: Baard Jansz. Mors, en noord: Jan Jorisz. Doeven. Koopsom: f 200.
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk). Hij tekende met "Willem Jacobsz. Casteleijn".

Volgens het lidmatenregister van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer woonde hij in 1681 aan de Uiterweg te Aalsmeer.

Op 13-06-1706 woonde hij nog steeds aan de Uiterweg te Aalsmeer.

Op 14-10-1699 (datum van de transportakte) verkopen hij en zijn zus Aefgen (Aegjen) Jacobs Casteleijn, getrouwd met Paulus Cornelis Willemsz., aan Cornelis Willemsz. Croock en Pieter Willemsz. Croock (denkelijk broers) een partij land in de Heilige Geestpolder van Leimuiden, te verongelden voor 1 morgen. Oost: de Heerweg, zuid: de kinderen van Dirck Bastiaensz., west: de boedel van Gerrit Jansz. Opsitter, en noord: Eleman Jansz. Spaergaeren. Koopsom: f 575 gereed en 2 zilveren ducatons. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 762, folio 15)

Op 18-02-1702 (datum van de transportakte) verkopen hij en Maarten Claasz. Schouten, beiden ambachtsbewaarders, aan Cornelis Gerritsz. een partij akkers en water achter het Westeinde in Aalsmeer. Oost en noord: Vreeck Gerritsz. Piet, west en noord: Bastiaen Jacobsz. Zijp. Koopsom: f 36. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

In een transportakte van 12-02-1702 wordt hij genoemd als belender ten oosten en noorden van een halve akker land achter de Uiterweg in Aalsmeer, die Nicolaas Doubleth, secretaris van Aalsmeer namens Claas Cornelisz. Verben verkocht heeft aan Willem Cornelisz. Rippen en Sijmon Claasz. Blootshooft. Overige belendingen: west: de wedue van Claas Pouwels (Casteleijn?!), en zuid: de diakonie van Aalsmeer. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 14-08-1704 (datum van de transportakte) verkopen hij en Dirk Maartensz., beiden ambachtsbewaarders, aan Jan Jansz. Been een "bonnetje" land met zijn water in "den Blauwen Beugel" te Aalsmeer. Oost: Sijmon Martsz., west: het ambacht, zuid: Jan Willemsz. Buijse, en noord: Dirk Pietersz. Boll. Koopsom: f 13. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 28-10-1704 (datum van de transportakte) koopt hij van Dirk Maartensz., de laatste in diens hoedanigheid als ambachtsbewaarder, twee partijen akkers en water, gelegen "Tussen de Wegen" in Aalsmeer. Belendingen perceel 1: oost en zuid: Jan Jansz. Been, west: Willem zelf, en noord: Claas Vreecxsz. Perceel 2: oost en noord: Jan Jansz. Been, west: Pauwels Cornelisz. Willemen (hier wordt vrij zeker Willems zwager Paulus Cornelis Willemsz. Jonckint mee bedoeld), en zuid: Jacob Claas Vreecxsz. Koopsom: f 7:4:0. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Hij is één van de eigenaren van grond, waarvan "de vilt boven aarden, veen ende darie, sedert 1685 door de kragt van het Haarlemmermeer water zijn wegh gespoeld", en die volgens het consent van de dijkgraaf en hoge heemraden van Rijnland d.d. 04-07-1699 op 10-11-1705 die gronden transporteren aan de Ed. Mogende Heren Staten van Holland en West-Friesland. Willem draagt onder blok c 1 morgen 950 roeden over. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op zijn naam en die van zijn zwager Paulus Cornelis Willemsz. (Jonckint) staan in het morgenboek van Leimuiden van 1704 9 morgen 10 roeden land (die zij in 1706 wettelijk overdragen aan Jan Jorisz. Verniel, zoals blijkt uit de transportakte van 02-01-1706; vide infra). (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551e).

Op 02-01-1706 (datum van de transportakte) verkopen hij en zijn zus en Aegjen Jacobs Casteleijn, getrouwd met Paulus Cornelis Willemsz. (Jonckint), aan Jan Jorisz. Verniel de volgende partijen wei- en rietland in de Grietpolder te Leimuiden, alles tezamen te verongelden voor 9 morgen 10 roeden en twee huizen:
1. Een partij weiland. Oost: Cornelis Croock, zuid: de Oockweg, west: Arent Ponsz. van Griecken, en noord: het Haarlemmermeer
2. Twee partijen weiland. Oost: Geleijn Claesz. Prins, zuid: de Oockweg, west: de kinderen van Pieter van Heijningen, en noord: het Haarlemmermeer
3. Drie partijen weiland en twee akkers met water. Oost: Sijmon Pietersz. van Staveren, zuid: de Oockweg, west: Jan Laurisz. Houtcoper, en noord: het Haarlemmermeer
4. Een partij weiland. Oost: Dirck Cornelisz. de Bruijn, zuid: de Oockweg, west: Gerrit Cornelisz. de Bruijn, en noord: het Haarlemmermeer
5. Een partij rietland beoosten de Kerksloot. Oost: Cornelis Jacobsz. Spruijt, zuid: (niet gegeven), west: Maurits van Heijningen, schout van Leimuiden en Vriezekoop, en noord: het Haarlemmermeer
Koopsom: f 400, waarvan f 200 gereed en de rest te betalen op 01-05-1706.
Volgens een aantekening d.d. 12-12-1713 in de marge van de kustingbrief in het protocol van opdrachten, hebben op die dag Willem Thomasse Rijnevelt als man van Aegjen Jacobs Casteleijn, die mede-erfgenaam is van Willem Jacobsz. Casteleijn, en Willem Cornelisz. Jonckint als mede-erfgenaam van Paulus Cornelisz. Jonckint (die volgens mij dezelfde moet zijn als Paulus Cornelis Willemsz.), mede namens de verdere erfgenamen van voornoemde Casteleijn en Jonckint, verklaard dat ze met Jan Jorisz. Verniel overeengekomen zijn dat er alles bij elkaar (inclusief rente) nog een bedrag van f 100 op de kustingbrief betaald moet worden. Hierop mag in mindering worden gebracht een bedrag van f 39, dat ze van Geleijn Claesz. Prins hebben ontvangen, en nog eens f 11, die dezelfde Prins hun beloofd heeft binnen drie weken te betalen, alsmede een bedrag van f 11 dat ze nog ontvangen hebben van Verniel zelf. Er resteert dus een schuld van f 39. Voor dit bedrag vinden ze het kennelijk niet nodig dat het speciale verband op de partijen wei- en rietland blijft bestaan, en ze stemmen er dan ook mee in dat die landen uit het speciale verband worden ontslagen en dat zulks in het protocol wordt geregistreerd.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 762, folio 143).
Gehuwd. Getrouwd tussen 1681 en 08-05-1695. Partner is Aeltgen Cornelis Engelen. Zij wonen op 08-05-1695 aan de Uiterweg te Aalsmeer als ze voor notaris Niclaes Doubleth aldaar hun testament (op de langstlevende) laten vastleggen. Er wordt bepaald dat als Willem als eerste komt te overlijden (zonder kinderen), Aeltgen aan de erfgenamen ab intestato van Willem het huis en alle landen, akkers en water, gelegen te Aalsmeer en Leimuiden, die hij heeft geërfd van zijn vader en grootvader, zal afstaan, plus f 800 zal uitkeren. Als zij als eerste komt de overlijden, zal hij aan haar erfgenamen ab intestato een bedrag van f 3.000 uitkeren. (bron: ONA Aalsmeer, inv.nr. 88, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk).
   3.  Marritgen (Marijtgen, Marritje) Jacobsdr. (gezindte: NG), overleden ±1707. Overleden tussen 09-01-1707 en 27-04-1708. Ook wel: Kasteleijn.
Gehuwd vóór 1681 met Dirk Bastiaansz. (gezindte: NG). Overleden tussen 27-04-1708 en 23-03-1720. Ook wel: Dirck Bastiaens.

Wellicht zoon van Bastiaen Dircxz. Rijcken? Volgens het lidmatenregister van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer woonden zij in 1681 aan de Uiterweg te Aalsmeer.
   4.  Dignum (Dingenum, Dingena) Jacobsdr. Overleden na 09-01-1707. Ook wel: Kastelein.

Ze was op 22-10-1692 waarschijnlijk weduwe.

Volgens de lijst van lidmaten van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer van 1714/1715 woonde "op het dorp ende Zijdweg" ene Dingena Jacobs.
Gehuwd met Cornelis Isaacsz. STAM. Overleden vóór 09-01-1707.
   5.  Aechgen (Age, Aegjen, Aefgen) Jacobsdr. (gezindte: NG), overleden op 01-12-1717 te Aalsmeer. Ook wel: Kasteleijn.

Ze tekende met "Age IJacops".

Volgens het lidmatenregister van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer woonde zij in 1681 aan de Uiterweg te Aalsmeer. Op 01-05-1707 en 03-08-1707, na het overlijden van haar eerste man, woont ze op de Linckerhorn te Aalsmeer.

Op 09-09-1682 compareert ze met haar broers Meerten en Willem Jacobsz., met wie ze samenwoont aan de Uiterweg te Aalsmeer, voor notaris Niclaes Doubleth aldaar, om een akte van procuratie te laten opstellen, opdat Pijeter Arxhoeck van Scharpenbrant, procureur te Leiden, hun zaak kan verdedigen voor schepenen van Leiden in het proces dat Gerrit Oudewater, "pachter van de impost van het gemaal met de verhogingen over het Lage Kwartier van Leiden, ingaande 01-08-1681", tegen hen heeft ingesteld. Vijf maanden later komt diezelfde zaak zelfs voor de Gecommitteerde Raden van Holland en West-Friesland en laten dezelfde gedaagden hun zaak behartigen door Carel Dispontijn, waartoe ze, wederom door Niclaes Doubleth, op 11-02-1683 een akte van procuratie laten opstellen. Waar het proces precies over ging, moet ik nog ontdekken... (bron: RA Noord-Holland, ONA Aalsmeer, inv.nr. 86)

Op 01-05-1707 (datum van de transportakte) verkoopt ze (geassisteerd door de schout) als weduwe en boedelhoudster van Paulus Cornelis Willemen aan Jan Dirksz. Engelen, net als Aagje (Age) wonende op Linckerhorn te Aalsmeer:
1. Vijf turfakkers, samen groot 200 roeden, gelegen in "den Blauwen Beugel". Oost: Dirk Klaasz. Snip, west: Jan Paulusz. de Wilde, zuid: Cornelis Vreeksz. Groenhout gezeid "Speciaal", en noord: Aagje zelf
2. Een partij akkers, gelegen als voren. Oost: Jacob Klaas Vreeksz., west: de dijk, zuid: Dirk Klaasz. Snip, en noord: het ambacht
3. Een schuur zonder de grond, gelegen op het land van Aagje, die de koper mag repareren maar niet mag vervangen door een nieuwe. Oost: Baard Jansz. Mors, west: de dijk, zuid: Pieter Cornelis Klaas Vreeksz., en noord: de weduwe van Gerrit Cornelisz. Snip
Koopsom: f 800
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 08-05-1707 (datum van de transportakte) verkoopt ze (geassisteerd door Antoni Jacob de Reus als gekozen voogd) als weduwe en boedelhoudster van Paulus Cornelis Willemen aan Paulus Jansz. de Wilde, wonende in het Westeinde van Aalsmeer:
1. Een kampje weiland achter het Westeinde, groot 210 roeden, met twee akkers eraan. Oost: Lucas Korsz. Koij, west en noord: de dijk, en zuid: de koper
2. Een kampje weiland aan de Rijsdrecht, groot 200 roeden. Oost: Aagje zelf, west: de Rijsdrecht, zuid: het Hornmeer, en noord: Cornelis Cornelisz. Kaarsemaker de jonge
3. Een partij gedamde akkers met twee schuren erop, vanouds genaamd "het Poldertjen". Belend als 2.
Koopsom: f 375
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 03-08-1707 (datum van de transportakte) verkoopt ze (geassisteerd door Antoni Jacob de Reus als gekozen voogd) als weduwe en boedelhoudster van Paulus Cornelis Willemen aan Cornelis Jacobsz. Bout, wonende in het Westeinde van Aalsmeer:
1. Een huis en erf aan de Linckerhorn te Aalsmeer. Oost: Jan Dirksz. Engelen, west: de dijk, zuid: Pieter Cornelis Klaas Vreeksz., en noord: de weduwe van Gerrit Cornelisz. Snip
Koopsom: f 215
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk) Gehuwd (1). Getrouwd tussen 1681 en 22-10-1692. Partner is Paulus Cornelis Willemsz. JONCKINT, geboren ±1650, overleden op 29-03-1707 te Aalsmeer. Kennelijk overleden zonder nageslacht, want zijn broer Willem Cornelisz. Jonckint was één van zijn erfgenamen. Ook wel: Paulus Cornelisz. Willemen.

Hij tekende met een merk.

Op 09-01-1707 (datum van de transportakte) koopt hij nomine uxoris van Dirck Bastiaensz. (als man van Marritje Jacobs Casteleijn) en Dingena Jacobs Kasteleijn, weduwe van Cornelis Izaksz., 2/3 van:
1. Een kampje weiland aan de Uiterweg te Aalsmeer, groot in het geheel 400 roeden. Oost: Cornelis Dircksz. Buijzer, west: de diakonie van Aalsmeer, zuid: de "Nouweg" (denkelijk de Oudeweg), en noord: Cornelis Gijsz. Piet
2. Nog een kampje weiland aan de Uiterweg, groot 800 roeden. Oost: het ambacht, west: de weduwe van Cornelis Dirksz. Broeder, zuid: Aldert Jacobsz., en noord: Trijntje Harmensz. Hofman
Koopsom: f 130
Ongetwijfeld betreft het hier goederen uit de nalatenschap van Paulus' zwager Willem Jacobsz. Casteleijn.
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 752, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk) Zoon van Cornelis Willemsz. (JONCKINT) en Marritgen Poulusdr. Ze woonden op 10-01-1694 en 09-01-1707 op de Linckerhorn te Aalsmeer.

Op 10-01-1694 laten zij voor notaris Niclaes Doubleth te Aalsmeer hun testament op de langstlevende passeren. Hij vermaakt aan zijn moeder, of bij haar vooroverlijden aan zijn erfgenamen ab intestato, f 100 ter voldoening van hun legitieme portie. Zij (testatrice) vermaakt aan haar erfgenamen ab intestato f 100. (bron: ONA Aalsmeer, inv.nr. 88, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk).
Gehuwd (2). Getrouwd vóór 12-12-1713. Partner is Willem Thomasse RIJNEVELT (gezindte: NG). Overleden na 04-12-1719. In de lijst van lidmaten van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer van 1714/1715 staan zij vermeld onder de bewoners van het dorp en de Zijdweg.
   6.  Apollonia (Apolloni, Leuntje) Jacobsdr. (gezindte: NG). Overleden na 1681 en vermoedelijk vóór 09-09-1683. Volgens het lidmatenregister van de Nederduits gereformeerde gemeente van Aalsmeer woonde zij in 1681 aan de Uiterweg te Aalsmeer.

 
IVb    Ouwe Cornelis Baertsz. CASTELEIJN, schepen van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop (1623) en ambachtsbewaarder van Leimuiden (1631, 1632, 1651 en 1652), overleden ±1660 te Leimuiden. Overleden tussen 17-12-1658 en 13-01-1661 aan de Oockweg te Leimuiden. Op 13-01-1661 passeert de scheidingsbrief betreffende de verdeling van zijn nalatenschap voor schout en schepenen van Leimuiden (een kopie van die brief en de inventaris van de inkomsten en uitschulden bevinden zich in het vierde weesboek van Rijnsaterwoude).

Tot de boedel behoren de volgende "inkomsten" (tegoeden):
1. F 66, te ontvangen van de weduwe van Jacob Soetemelck en van Hubert Otten te Endelstaart ter zake van huur van land aan de Vrouwenakker (bij Uithoorn). Dit bedrag verschijnt op OLV-Lichtmis 1661 (02-02-1661)
2. F 57, te ontvangen van Jan Thimonsz. Waert aan de Bilderdam, in verband met de huur van het tappershuis aldaar, verschijnende op 01-05-1661
3. F 640, voor welk bedrag zijn weduwe koeien, hooi en "eenige andere meublen" uit de boedel gekocht heeft
4. F 20, te ontvangen van Arent Arijsz. Kennis op de Oude Wetering, verschijnende op 01-05-1661, ter zake van huis- en schuurhuur
5. F 200, zijnde het kapitaal van een obligatie ten laste van Dirck Pietersz. van de Gooch aan de Bilderdam
6. F 10, te ontvangen van de weduwe van Ewout Baertsz. Rijcken in verband met huishuur
7. F 5, te ontvangen van Willem Aertsz. van Griecken in verband met schuurhuur
8. F 140, zijnde de twee maal f 70, die Baert Cornelisz. Casteleijn (nazoon) en Cors Pietersz. Decker (schoonzoon) nomine uxoris als "boelgave" (zeg maar: uitzet) uit de boedel hadden gekregen en die zij nu moeten restitueren
9. F 70, zijnde de restitutie van de "boelgave" die dochter Anna Cornelis had genoten

Totaal aan "inkomsten": f 1.208

De uitschulden zijn:
1. F 525 aan Pieter Jacobsz. op de Oude Wetering, zijnde het kapitaal van een rente tegen 4% intrest per jaar, ingaande rond juni 1661
2. F 400 aan Jacob Jansz. de Vries, timmerman te Endelstaart. Dit is ook het kapitaal van een rente tegen 4% intrest per jaar, die ingegaan is afgelopen kerst
3. F 200 aan de kinderen van Pieter Cornelis Thonisz. te Calslagen. Ook dit betreft een rente tegen 4% intrest per jaar

Tegenover de voornoemde uitschulden (die de weduwe en erfgenamen gezamenlijk zullen houden) staat een huis en werf aan de Bilderdam (die waarschijnlijk als onderpand dienen en gemeenschappelijk bezit van de weduwe en erfgenamen blijven).

Verdere uitschulden:
4. F 162 aan doodschulden, die uit de gemene boedel zijn betaald
5. F 50, die de jongste dochter Anna Cornelisdr. krijgt voor haar kleding en uitrusting, "in vergelijckinge van tgene de andere kinderen ten tijde haers huwelicx genooten hebben". Ze mag deze f 50 aftrekken van de f 70 die ze de boedel nog schuldig is (vide supra)

Totaal van de uitschulden: f 1.337.

De verdeling van de onroerende goederen is als volgt:

Trijntgen Jansdr. als weduwe en (stief)moeder krijgt voor haar helft:
1. Een woning (huis, hooihuis, schuur, werf, etc.) met de landen die erbij horen. Oost: Cornelis Cornelisz. Quant en Cornelis Fransz. van Zijl c.s., zuid: de Oockweg en Cornelis Fransz. van Zijl voornoemd, west: Willem Lenaertsz. Loos, en noord: Lenaert en Gijsbert Cornelisz. Casteleijn (let op: in de brief wordt de familienaam steeds "Castileijn" gespeld, maar die spelling volg ik verder niet) met hun deel
2. Een kampje hooiland. Oost: Maritgen Gerritsdr., weduwe van Jan Cornelisz. Poort, zuid: de Oockweg, west: Trijntgen Cornelisdr., en noord: voornoemde Cornelis Fransz. van Zijl
3. Drie teel- of turfakkers, naast elkaar gelegen. Oost: Claes Thonisz. Hemel, zuid: Cornelis Fransz. van Zijl, west: Lenaert en Gijsbert Cornelisz. Casteleijn met hun deel, en noord: Willem Lenaertsz. Loos
4. Een kampje hooiland aan 't Griet met zekere akkers ernaast. Oost: Mr. Vincent Schoutten, chirurgijn, en Willem Lenaertsz. Loos, zuid: het gedeelte van Cors Pietersz. Decker, west: Cornelis Cornelisz. Quant voornoemd, en noord: 't Griet
5. Twee turf- of rietakkers. Oost: Gerit Jan Vredricxz., zuid en west: Dammas Bouwensz. Meershouck, en noord: de weduwe van Ewout Baertsz. Rijcken en de weduwe van Jacob Arentsz. van Griecken
6. Zeker huis en erf etc. en een kampje land erbij behorende. Noord en oost: de kinderen van Dirck Thonisz. de Bruijn zaliger, zuid: de Drecht en Jan Harmansz. Bierschoijer, en west (er staat "noord"): Gijsbert Cornelisz. Casteleijn
7. Een partijtje hooiland. Oost: Willem Aertsz. van Griecken en Maritgen Gerritsdr., weduwe, zuid: de Oockweg, west: Cornelis Fransz. van Zijl, en noord: Cornelis Cornelisz. Quant
8. Een grasakker. Oost: voornoemde Maritgen Gerritsdr. (weduwe), zuid: Cornelis Lenaertsz. Loos, west en noord: Willem Aertsz. van Griecken

Alle voornoemde partijen zijn gelegen in het ambacht van Leimuiden en zijn samen te verongelden voor 6 morgen 150 roeden.

9. Zeker huis en erf, met het daarbij horende land, gelegen in de Bezworen Kerf binnen de jurisdictie van Uithoorn, groot omtrent 4 morgen. Zuidoost: de Drecht, zuidwest: Aert Jacobsz., noordwest: Aert Jansz. Backer. Belending ten noordoosten is niet gegeven

Lenaert en Gijsbert "Cornelissoon Castileijnen" krijgen samen:
1. Een partij hooiland met twee teel- en twee grasakkers, naast elkaar gelegen in de Grietpolder van Leimuiden. Oost: Baert Roeloffsz. Smit en Jan de Groot, zuid: Gerrit Claesz. Spaergaren, Dirck Claesz. van Santen en Pons Arentsz. Mastemaecker, west: Pons Arentsz. voornoemd, en noord: Aechgen Willemsdr. (weduwe) en voornoemde Jan de Groot
2. Een kampje hooiland met een akkertje, ook in de Grietpolder. Oost: Trijntgen Jansdr. met haar deel en Cornelis Fransz. van Zijl, zuid: Trijntgen Cornelis, ongehuwde dochter, west: Cors Pietersz. Decker met zijn deel, en noord: Willem Lenaertsz. Loos
3. Een partijtje hooiland, ook in de Grietpolder. Oost: Cornelis Cornelisz. Quant, zuid: hun moeder met haar deel en Willem Aertsz. van Griecken, west: de weduwe van Jacob Cornelisz. Lijndraijer, en noord: 't Griet, te verongelden (denkelijk met de andere twee partijen) voor 1 morgen 600 roeden

Baert Cornelisz. Casteleijn en Anna Cornelisdr. (Casteleijn) krijgen samen:
1. Een woning (huis, hooihuis, schuur, werf, boomgaard etc.) met de daarbij behorende landen, gelegen in de Grietpolder van Leimuiden. Oost: Cors Pietersz. Decker, zuid: de Oockweg, west: Cornelis Cornelisz. Quant en Willem Aertsz. van Griecken, en noord: de weduwe van Jacob Cornelisz. Lijndraijer. Te verongelden voor 2 morgen 400 roeden

Cors Pietersz. Swanenburch krijgt nomine uxoris:
1. Een kampje hooiland in de Grietpolder, te verongelden voor 600 roeden. Oost: Lenaert en Gijsbert Cornelisz. Casteleijn met hun deel en Trijntgen Cornelis voornoemd, zuid: Claes Thonisz. Hemel en Maritgen Gerritsdr., weduwe, west: dezelfde Maritgen Gerritsdr. en Cornelis Cornelisz. Quant, en noord: het gedeelte van de voornoemde weduwe (Trijntgen Jansdr.)

Pieter Cornelisz. Casteleijn krijgt geen onroerend goed, doch verklaart reeds voldoende geld en "aangewezen inkomsten" uit de boedel ontvangen te hebben ter compensatie.

De weduwe en de erfgenamen verklaren voorts de roerende goederen reeds onderling verdeeld te hebben en de inkomsten en schulden en lasten van de boedel "gemeen" te houden, om na het innen der "inkomsten" de schulden te kunnen betalen.

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 4, folio 419). Cornelis Baertsz. Casteleijn is in 1623 schepen van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop (en in 1631 en 1632 ambachtsbewaarder van Leimuiden). Hij tekent als schepen en ambachtsbewaarder met een merk (twee diagonaal kruisende kruizen met beiden een cirkel aan de basis). (bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 4, folio 75)

Zijn patroniem verschijnt ook als "Barentsz.".

Een weesakte van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop d.d. 08-04-1627 is onder meer getekend door de getuige "Cornelis Baertssen Casteleijn". Het zou ook om zijn broer Jonge Cornelis kunnen gaan. (bron. WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 2, folio 101)

Hij woonde op 24-11-1629 in het ambacht van Leimuiden. Op 08-08-1634 en in 1660 woonde hij aan de Oockweg te Leimuiden.

In een transportakte van Leimuiden van 17-12-1658 worden hij en zijn zoon Gijsbert genoemd als belenders van een huis en werf (te verongelden voor 50 roeden) aan de oostzijde van de Oude Wetering in het ambacht van Leimuiden, die door de kinderen en erfgenamen van Cornelis Dammasz. van Zijl en Cuijniertgen Mauritsdr. (te weten: Maurits Cornelisz. van Zijl, scheepmaker in de Kaag, Dammas Cornelisz. van Zijl, scheepmaker te Amsterdam, en Cornelis Cornelisz. van Zijl te Amsterdam) voor f 320 verkocht zijn aan Jan Cornelis Hubertsz. Decker. Belendingen: noord en zuid: Cornelis Baertsz. Castileijn, west: de Oude Wetering, en noord: Gijsbert Cornelisz. Castileijn. (bron: ORA Leimuiden en Vriesekoop, inv.nr. 756, folio 185)

Volgens de morgenboeken van Leimuiden van 1636 t/m 1664 (maar hij is dan al overleden!) woont hij aan de Oockweg en bezit hij, in 1636: 7 morgen 300 roeden, in 1640: 7 morgen 600 roeden, in 1644: 8 morgen 550 roeden, in 1648 en 1652: 11 morgen 150 roeden, in 1656: 6 morgen 25 roeden, in 1660: 5 morgen 150 roeden en in 1664: 8 morgen 550 roeden land. In de morgenboeken van 1680 t/m 1696 staan 5 morgen 550 roeden op naam van zijn weduwe (in 1692 staat "kinderen", maar in 1696 weer "weduwe"). (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken vn Leimuiden, inv.nr. 5551b, c en d en Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571a, b en c)

Volgens de ambachtsrekening van Leimuiden van 1650 (gesloten op 27-04-1651) heeft hij van ambachtsbewaarders (inmiddels is hij er zelf één!) f 1:10:0 ontvangen ter zake van het aanwerven en zanden van de kwakel in de Oockweg. In 1651 (rekening gesloten op 25-04-1652) ontvangt hij ter zake van het aanwerven van diezelfde kwakel, voor geleverd hout voor de reparatie van die kwakel en voor arbeidsloon een bedrag van f 1:17:0. Beide rekeningen heeft hij als ambachtsbewaarder getekend met zijn merk (boven beschreven). (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, inv.nr. 5546), zoon van Baert Meesz. (zie IIIa) en Dingnum Crijnendr.
Gehuwd (1) vóór 1620 met Neeltgen Pietersdr. Overleden ±1621. Overleden vóór 10-12-1621, doch na haar schoonvader Baert Meesz., aangezien in de scheidingsbrief betreffende diens nalatenschap haar kinderen, samen met hun vader Ouwe Cornelisz. Baertsz. (Casteleijn), als erfgenamen voor een kwart genoemd worden.

De scheidingsbrief (en staat van goed) betreffende haar nalatenschap is gedateerd 25-01-1622. Haar kinderen en erfgenamen zijn:
1. Lenert Cornelisz., 6 jaar en 4 maanden oud
2. Pieter Cornelisz. 4 jaar en 9 maanden oud
3. Gijsbert Cornelisz., 3 jaar en 3 maanden oud

Haar weduwnaar (Oude) Cornelis Baertsz. behoudt de gehele nalatenschap en belooft zijn drie kinderen bij het bereiken van de leeftijd van 20 jaar ieder een bedrag van f 233:6:8 (totaal: f 700) uit te keren. In de marge van de scheidingsbrief, zoals die in het eerste weesboek van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop is opgenomen, is aangetekend dat Lenert zijn portie ("afgerond" op f 233:6:10) op 02-06-1636 blijkt te hebben gehad, Pieter op 29-12-1637 en Gijsbert op 20-12-1641.

De nagelaten onroerende goederen zijn:
1. Een woning aan de oostzijde van de Oude Wetering in het ambacht van Leimuiden, bestaande uit huis, erf en het land eraan gelegen. Oost: Dirck Huijgen, zuid: de Drecht, west: de Oude Wetering en noord: Pieter Willemsz. en Dirc Anthonisz. Deze woning had haar man in 1618 (met partijen 2. en 3.) gekocht van Neeltgens moeder Weijntgen Dirx met de conditie dat zij, Weijntgen Dirx, er de rest van haar leven in zou mogen blijven wonen en de vruchten van de boomgaard en de wijngaard mocht blijven genieten. Na Neeltgens dood moeten nog 7 termijnen van f 150 betaald worden. Neeltgens broer Jacob Pietersz. krijgt nog 7 keer f 30, evenals Adrijaen Isbrantsz., vermoedelijk haar zwager, ook spruitende uit de koop van deze woning.
2. Een perceel hooiland. Oost: Cornelis Cornelisz. en Dirc Fransz. c.s., zuid: Dirc Verdrecht, west: Pieter Willemsz. c.s., en noord: Dirc Fransz. voornoemd
3. Een akker land. Oost: Gelder Cornelisz., zuid: Dirc Willemsz., west: de vorige partij, en noord: Dirc Fransz.
4. Een partij veenakkers. Oost en noord: Pouwels Willeboortsz., zuid: Bouwen Cornelisz. Scheepmaecker, en west: Pieter Dirxz.
5. Zekere partijen veenakkers op de Ruigenhoek in de ban van Aalsmeer
Partijen 1 t/m 4 liggen alle in het ambacht van Leimuiden en zijn samen te verongelden voor 2½ morgen.

Naast de hierboven genoemde schuld in verband met de koop van de woning, is de boedel ook belast met een bedrag van f 60 dat op 01-05-1622 betaald moet worden aan Anna Baertsdr. (denkelijk wordt de zus van Cornelis Baertsz. bedoeld) en een bedrag van f 47:3:0 t.g.v. Cornelis Heijnderixz. te Amsterdam in verband met een kustingtermijn.

De inschulden zijn:
1. Een bedrag van f 33 (verschenen met kerst 1620) t.l.v. Adrijaen Willemsz. in verband met de koop van een turfpontje
2. Een rentedragende obligatie ter waarde van f 125 ten laste van Jan Louwerisz. Scheepmaecker
3. F 17 t.l.v. een man genaamd Joris in Haarlem, i.v.m. levering van turf
4. F 5 t.l.v. Jan Danielsz., mede te Haarlem, ook i.v.m. levering van turf
5. F 7 t.l.v. Jan Heijnrixz. Schoenmaecker i.v.m. koop van een huis
6. F 3 t.l.v. Cleijne Dirc Jansz. voor een boom

Verder is er nog f 150 aan geld. Wat betreft onroerende goederen valt op dat er vrij veel turf is (een turfpont van 150 manden Vriezekoopse maat, 100 manden Aalsmeerse maat in de schuur, en 300 manden op het veld). Kennelijk leefden zij vooral van het turfsteken. Verder laat zij na een nieuwe en een oude praam met schuit, 2 koeien en verder allerlei keukengerei en huisraad.

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 1, folio 267v), dochter van Pieter Claesz. en Weijntgen Dirx. Voogd van de kinderen uit dit huwelijk was op 10-12-1621 en 25-01-1622 Dirck Cornelisz. Backer. Deze Dirck Cornelisz. Backer is denkelijk zoon van Cornelis Dircxsz. Backer en Marritgen Gerritsdr., beiden overleden vóór 05-10-1621 (datum van de scheidingsbrief).
Gehuwd (2) met Trijntgen Jansdr. Overleden ±1681 te Leimuiden. In het kohier van de 400ste penning van 1682 (GAL, SA II, inv.nr. 4580, folio 187, bewerking P.W.C. van Kessel) wordt onder "Leimuiden" vermeld dat ze is overleden en dat haar erfgenamen zijn:
1. Cors Pietersz. van Swanenburgh x Neeltgen Cornelis Casteleijn
2. Jan Jaspersz. de Goede x Anna Cornelis Casteleijn
3. De kinderen van Baert Cornelisz. Casteleijn. Ze woonde op 13-01-1661 aan de Oockweg te Leimuiden. Haar gekozen voogd was toen Laurens Laurensz. Backer.

Mogelijk is zij een dochter van Jan Jansz. Janbroer en Aeltgen Cornelis. Aeltgen trouwde na de dood van haar man met Philips Crijnen. In 1625 (blijkens het kohier van de rinsepenningen in de bewerking van P.W.C. van Kessel) waren zij allen overleden. Philips Crijnen als laatste in de "Kalslagen Bancken" in Calslagen. Hij liet een dochter, Marijtgen Philips, na. Aeltgen Cornelis had de volgende kinderen nagelaten: Oude Cornelis Jansz., Jan Jansz., Govert Jansz., Hendrick Jansz., Jonge Cornelis Jansz., Teetgen Jans, en haar schoonzoons Adriaens Cornelisz. en Cornelis Baertsz.

In een transportakte van 03-01-1662 wordt zij als "weduwe van Cornelis Baertsz. Casteleijn" genoemd als belendster ten oosten van een zeker huis met een partij hooiland en twee turfakkers aan de Oockweg te Leimuiden, die door Albert Joosten Timmerman zijn verkocht aan de weduwe Anna Jansdr. De overige belendingen zijn: zuid: de Oockweg, west: Cors Pietersz. Decker, en noord: Jan Adriaensz. Crabbendam. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 757, akte d.d. 03-01-1662)

In het "Kohier van het Familiegeld van de Dorpen van Rijnland 1674" (bewerking door o.m. P.W.C. van Kessel) wordt zij genoemd als de weduwe van Cornelis Barentsz. Casteleijn als inwoonster van Leimuiden.

In een tranportakte van 21-10-1675 wordt zij als "weduwe van Cornelis Baertsz. Casteleijn" genoemd als belendster ten oosten en noorden van een zeker huis, bierstal, taanhuis en werf op de Oude Wetering in het ambacht van Leimuiden, die door Jan Hermansz. Dreghts Couck, bierbeschooier aldaar, zijn verkocht aan de heer Dirc Dammis, brouwer in "de Keijserskroon" te Haarlem. De overige belendingen zijn: zuid: de Drecht, en west: de Oude Wetering. Het verkochte huis etc. is belast met een rente van f 600 kapitaals ten gunste van de erfgenamen van Cornelis (of "Cors"?) van Swanenburgh. De koopsom is f 400 contant. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 759, akte d.d. 21-10-1675).
Uit het eerste huwelijk:
   1.  Leendert (Lenert, Lenaert) Cornelisz. (zie Vc).
   2.  Pieter Cornelisz. Geboren ±04-1617. Overleden na 29-12-1637. Op die datum werd vastgesteld dat hij zijn moederlijke erfportie ad f 233:6:10, die hij op zijn 20ste verjaardag zou krijgen, had ontvangen. (bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 1, folio 267v). Mogelijk naar Haarlem vertrokken.
   3.  Gijsbert Cornelisz. (zie Vd).

Uit het tweede huwelijk:
   4.  Neeltgen Cornelisz. Geboren vóór 1635, overleden na 1681.
Gehuwd vóór 1661. In ieder geval waren zij op 13-01-1661 reeds getrouwd. Echtgenoot is Cors Pietersz. SWANENBURGH (Decker), dekker aan de Oockweg te Leimuiden (1644-1664) en molenmeester van de Grietpolder (1657-1658 en 1668-1669), overleden ±1693. Op 09-08-1694 passeert voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop de akte van boedelscheiding. Aanwezig zijn Arijen Pietersz. Swanevelt als man van Trijntgen Corsz. Swanenburgh, Neeltgen Corsz. Swanenburg en dier zwager Jan Lenaertsz. Casteleijn als oom en voogd over het 2-jarig zoontje van Neeltgen genaamd Lenaert Pieters., die zij heeft van haar overleden man Pieter Lenaertsz. Casteleijn. Aangezien deze Pieter na zijn schoonvader is overleden, is de kleine ook partij in de boedelscheiding van zijn grootvader. Immers, via zijn vader zou hij de helft moeten krijgen van wat zijn moeder erft. Vastgelegd wordt dat Arijen Pietersz. Swanevelt nomine uxoris alle onroerende goederen krijgt, inclusief de lasten. Voorts verklaren de comparanten dat ze de roerende goederen naar ieders teveredenheid onderling hebben verdeeld. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 259). Ook wel: Van Swanenburgh.

Als molenmeester van de Grietpolder tekende hij de polderrekeningen van 1657 en 1658 met een merk (een "dakje"). In 1668 is hij weer poldermeester en tekent hij met "Cors Pijetersen Decker". In 1657 ontving hij voor zijn arbeid in de polder f 24:19:0. In 1661 leverde hij 16 pramen met aarde ten behoeve van het maken van de kade van de Grietpolder. Hij ontving hiervoor van Jan Pietersz. Stouthandel een bedrag van f 2:8:0 (staat in een extra polderrekening van 1661, betreffende de buitengewone kosten die dat jaar moesten worden gemaakt). In 1672 ontving hij nog arbeidsloon voor werk aan de polder. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, inv.nr. 5579)

Hij woonde op 17-05-1654 aan de Oockweg te Leimuiden. Op die datum kocht hij voor 6 gulden een graf (nummer 7) in het schip van de kerk van Leimuiden. Kennelijk moest elke 10 jaar 3 gulden voor dit graf betaald worden om het te behouden. Dit werd door Cors zelf gedaan op 17-05-1664, 17-05-1674 en 17-05-1684. In de daaropvolgende tien jaar zal hij zijn overleden, want op 17-05-1694 betaalt zijn dochter "de weduwe van Pieter Leendertsz. Casteleijn" de 3 gulden voor het graf. Op 17-05-1704 betaalt "het kind van Pieter Leendertsz. Casteleijn" en in mei 17-05-1715 (sic) Leendert Pietersz. Casteleijn (denkelijk het kind van Pieter Leendertsz. voornoemd). (bron: NA, Collectie Doopboeken enz., Leimuiden 13:I)

Volgens de morgenboeken van Leimuiden van 1644, 1648, 1652, 1656, 1660 en 1664 woont hij aan de Oockweg en bezit hij, in 1644: 798 roeden, in 1648: 1 morgen 603 roeden, in 1652: 1 morgen 600 roeden, in 1656: 3 morgen 203 roeden, in 1660: 3 morgen 478 roeden, en in 1664: 2 morgen 478 roeden land. In de morgenboeken van 1680 en 1684 staan op zijn naam: in 1680: 5 morgen 385 roeden, 300 roeden en 162½ roede; in 1684: 5 morgen 385 roeden en 700 roeden. In het morgenboek van Leimuiden van 1688 staan stukken van 5 morgen 485 roeden, 300 roeden en 106½ roede op zijn naam, in 1692: 5 morgen 385 roeden en 700 roeden, en in 1696: 6 morgen 285 roeden. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551b, c en d en Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571b en c)

Op 14-03-1658 is hij (wonende aan de Oockweg) het sterfhuis van Annetgen Claesdr., vrouw van Laurens Laurensz. Backer, een bedrag van f 200 (zijnde het kapitaal van een rentebrief) schuldig. Tevens is er sprake van een door hem geassigneerde kustingbrief van f 1.100 ten gunste van dit sterfhuis. (bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 4, folio 302)

Hij wordt genoemd in het "Kohier van het Familiegeld van de Dorpen van Rijnland 1674" (bewerking door o.m. P.W.C. van Kessel) als inwoner van Leimuiden (d.w.z.: volgens de bewerkers heet hij Cornelis Pietersz. Swanenburch, maar waarschijnlijk heeft de bewerker zijn voornaam niet goed gelezen).

Op 15-01-1675 (datum van de transportakte) verkoopt Cors Pietersz. Decker aan Dirck Cornelisz. Decker een kampje veenland van omtrent 400 roeden in de Grietpolder te Leimuiden. (In het morgenboek van Leimuiden van 1688 staan deze 400 roeden inderdaad op naam van Dirck Cornelisz. Decker). Belendingen: oost, west en noord: de weduwe van Cornelis Baertsz. Casteleijn, en zuid: de koper. Koopsom: f 250.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 759, folio ? (ongenummerd), akte d.d. 15-01-1675)

Op 22-04-1687 laat hij voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop een schuldbrief ter waarde van f 300 opstellen ten gunste van (zijn latere schoonzoon!) Pieter Lenaertsz. Casteleijn, ter zake van geleende penningen. Cors zal, zolang de schuld niet is afgelost, 4% intrest per jaar betalen, te rekenen vanaf 01-05-1687. Hij verbindt hieraan diverse van zijn bezittingen in de Grietpolder van Leimuiden:
1. Zijn gedeelte van een huis en erf. Oost: Pieter Lenaertsz., zuid: de Oockweg en de weduwe van Jan Dammasz. Meershoeck met een ander gedeelte van het huis en erf, west: dezelfde weduwe Meershoeck, en noord: Jaepgen Dammas Meershoeck
2. Omtrent 800 roeden land. Noord en oost: Pieter Lenaertsz. Casteleijn voornoemd, zuid: Jaepgen Dammas, en west: Gerrit Jan Fredricxsz.
3. Omtrent 2 morgen land. Oost: Ariaentgen Alberts Pastoor, zuid: de Oockweg, west: Jan Jaspersz. de Goede, en noord: Veghter Jacobsz. Berckhout
4. Nog omtrent 800 roeden land. Oost: Claes Jacobsz. Lambloe, zuid: de Oockweg, west: Dirck Cornelisz. Decker, en noord: de kinderen van Pieter Lenaertsz. Cluts
5. Nog omtrent 800 roeden land. Oost: Maritgen Harmans Jaerlant, zuid: Claes Thonisz. Hemel, west: de kinderen van Pieter Lenaertsz. Cluts en noord: Cors Pietersz. zelf
Op 16-07-1696 compareren Neeltgen Corssen Swanenburgh (zijn dochter!) als weduwe van Pieter Lenaertsz. Casteleijn met haar tweede man Huijbert Huijbertsz. Boer voor secretaris J. van Heijningen van Leimuiden en verklaart dat de schuldbrief reeds tijdens het leven van haar eerste man Pieter was afgelost.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 53)

Volgens de polderrekeing van de Grietpolder van 1655, had hij f 1:10:0 ontvangen voor de levering van riet voor het dekken van de watermolen. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, inv.nr. 5579), zoon van Pieter Jansz. en Neeltgen Corssendr.
   5.  Anna Cornelis, geboren vóór 1636. Overleden na 08-07-1681. Zij was de jongste dochter. Op 13-01-1661 was zij meerderjarig, doch ongehuwd. Als gekozen voogd ter zake van de boedelscheiding van haar vader trad haar neef Jacob Crijnen Casteleijn te Aalsmeer op.

In de morgenboeken van 1680 en 1684 staan 2 morgen 400 roeden land op naam van haar en haar broer Baert Cornelisz. Casteleijn (hoewel laatstgenoemde al vóór 1684 overleden moet zijn). In 1688 wordt zij alleen genoemd als eigenaar van deze 2 morgen 400 roeden, in 1692 alleen haar (overleden) broer, en in 1696 zijn ze weer samen eigenaar... (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551b, c en d)

Op 08-07-1681 wordt zij genoemd als belendster ten oosten van twee naast elkaar gelegen partijen wei- en hooiland (te verongelden voor 1 morgen 300 roeden) aan de Oockweg in de Grietpolder te Leimuiden, komende uit de nagelaten boedel van Cornelis Dammasz. Meershoeck. Wouter Isbrantsz. Houtkooper, die door het gerecht van de stad Haarlem is aangesteld als curator over de boedel van Meershoeck, heeft deze partijen land qualitate qua voor f 265 (gereed) verkocht en draagt ze wettelijk over aan Dirck Cornelisz. Decker. De overige belendingen zijn: zuid: de Oockweg, west: de kinderen van Jacob Crijnen Casteleijn, en noord: Claes Jacobsz. Lambloe. (bron: ORA Leimuiden en Vriesekoop, inv.nr. 760, folio 74).
Gehuwd op 06-07-1681 te Leimuiden. Schepenhuwelijk. Echtgenoot is Jan Jaspersz. de GOEDE, overleden na 1681. Hij is minimaal drie keer getrouwd geweest, want volgens de akte van zijn huwelijk met Anna Cornelis Casteleijn (d.d. 06-07-1681) was hij "laatst weduwnaar van Grietgen Cornelis".

Hij wordt in een transportakte van 07-12-1683 genoemd als belender ten westen van een erfje (te verongelden voor 10 roeden) aan de Oude Wetering onder Leimuiden, dat door Abraham Dirxsz. Huijcker voor enkel ontlasting van ongelden wordt overgedragen aan Cornelis Jansz. Coeck. Overige belendingen: oost en zuid: Aegjen Dircx, weduwe van Jan Garbrandsz., en noord: de Drecht. (bron: ORA Leimuiden en Vriesekoop, inv.nr. 760, folio 154). Beiden woonden op 06-07-1681 in het ambacht van Leimuiden.
   6.  Baert Cornelisz. (zie Ve).

 
Vc    Leendert (Lenert, Lenaert) Cornelisz. CASTELEIJN, geboren ±09-1615, overleden ±1696. Overleden tussen 01-03-1695 en 29-01-1697.

Op 29-01-1697 draagt zijn zoon Arien Leendertsz. Casteleijn te Haarlem mede namens zijn weduwe en zijn overige zoons twee partijen hooiland in de Gogerpolder, die ze voor 475 karolusguldens verkocht hebben, over aan Cornelis Jacobsz. Spruijt te Oude Wetering. De ene partij is te verongelden in het ambacht voor 1½ morgen en heeft als belendingen: oost: de Goog, zuid: de koper, west: het Ambachtswater, en noord: de kinderen van Pieter Dircxsz. Verdreght. De andere is te verongelden in het ambacht voor 575 roeden en heeft als belendingen: oost: de Goog, zuid: de schout van Calslagen, west: Claes Jansz. van Griecken, en noord: Meester Anthoni van Staden. Op 01-05-1697 zal de koper 175 gulden betalen en de overige 300 naar wederzijds believen, toch met vergoeding van 4% intrest, te rekenen vanaf 01-05-1697. Dit wordt vastgelegd in een kustingbrief d.d. 29-01-1697 voor schout en schepenen van Alkemade. Op 14-12-1713 tekent Cornelis Leendertsz. ervoor dat de schuld is betaald. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 87, folio 395). Ook wel: Castelain.

Hij woont aanvankelijk (in ieder geval op 09-01-1663) op de Oude Wetering (in Alkemade), maar verhuist rond 1675 naar Haarlem. Volgens het kohier van de 200ste penning van Rijnland van 1676 wonen hij en Gerrit Jacobsz. Scheepmaecker (die tot 1675 ook te Alkemade woonde) nu te Haarlem "op 't Binnespare". (bron: Kohier van de 1ste 200ste penning van Rijnland 1676, bewerking door P.W.C. van Kessel)

Waarschijnlijk is hij de "Lenert Cornelisz. Kasteleijn" die genoemd wordt op een lijst van wachters van Alkemade uit de 17de eeuw (transcriptie van AGA-451, GA Alkemade).

Hij wordt in een schepenakte van 17-05-1654 genoemd als belender ten oosten van een huis en erf met land in de Gogerpolder, toebehorend aan Cors Claesz. te Nieuwe Wetering. Overige belendingen zijn: zuid: de weduwe en kinderen van Claes Claesz., west en noord: Pieter Cornelisz. Couck c.s. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 81, folio 1)

Op 15-05-1663 (datum van de transportakten voor schout en schepenen van Alkemade) koopt hij van zijn broer Gijsbert Cornelisz. Castelain een stuk land in de Gogerpolder (zie opmerkingen bij zijn broer) en van Wouter IJsbrantsz. Houtcooper een huis en erf op de Oude Wetering. Met betrekking tot laatstgenoemde koop wordt gerefereerd aan een brief met condities d.d. 19-07-1626 waarnaar de koper zich moet "reguleren". De belendingen van het huis en erf zijn: oost: de Oude Weteringerdijk, zuid: Jeronimus Haringh (denkelijk de (latere) brouwer in "de Haringen" te Haarlem), west: Claes Jansz. Cranevelt, en noord: Jan Cornelisz. van Griecken. De koopsom bedraagt f 487:10:0, waarvan de helft in gereden gelde en de rest op 01-05-1664 betaald moet worden. Op 05-06-1675 verkoopt hij het huis en erf aan Jan Claesz. van Asteren (vide infra). (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 84, folio 31)

Volgens de morgenboeken van Alkemade van 1668 en 1676 had hij te Oude Wetering in eigendom: 1 morgen 300 roeden door koop van zijn broer Ghijsbert Cornelisz. en 575 roeden door koop van zijn (niet met name genoemde) schoonvader. Gezien de vorige alinea, maak ik op dat die schoonvader dan waarschijnlijk Wouter IJsbrantsz. Houtcooper is. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade 1668 en 1676, inv.nr. 3406d en 3407a)

Op 05-06-1675 verschijnt Lenert Cornelisz. Casteleijn, tegenwoordig wonende te Haarlem, voor schout en schepenen van Alkemade en bekent verkocht te hebben aan Jan Claesz. van Asteren op de Oude Wetering: een huis en erf op de Oude Wetering met als belendingen: oost: de Oude Weteringerdijk, zuid: het huis "van den brouwer in de (Twee) Haringen tot Haerlem", west: Aris Jansz. Outkalshoven, en noord: de weduwe van Jan Cornelisz. van Griecken. De koper moet toestaan dat de huidige huurder in het huis blijft wonen mits deze de huur betaalt. De koopsom bedraagt 440 karolusguldens waarvoor een kustingbrief wordt opgesteld. Er zal 100 gulden ineens worden betaald en de restschuld in vier jaartermijnen op achtereenvolgende meidagen (drie keer gulden en een laatste termijn van 40 gulden). (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 86, folio 207v)

Wordt in een akte van 01-03-1695 genoemd als belender ten noorden van een door Maritgen Cornelisdr. Spruijt aan haar zus Annetgen Cornelis Spruijt nagelaten stuk hooiland van ruim twee morgen in de Gogerpolder, waarvan de overige belendingen zijn: oost: de Goog, zuid: de kinderen van Willem Bijman, en west enig uitgemoerd turfland. De partij land van Leendert die hier bedoeld wordt, is het hooiland dat zijn weduwe en kinderen op 29-01-1697 overdragen aan Cornelis Jacobsz. Spruijt. Hij had het in 1663 gekocht van zijn broer Gijsbert Cornelisz. Casteleijn (of: Castelain). Zie de opmerkingen bij zijn broer .(bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 87, folio 322), zoon van Ouwe Cornelis Baertsz. CASTELEIJN (zie IVb) en Neeltgen Pietersdr.
Gehuwd. Getrouwd vóór 01-05-1652. Partner is Maritgen Gerritsdr. (COUCQ). Overleden na 29-01-1697. Ze woonde op 29-01-1697 te Haarlem. Dochter van Gerrit Jacobsz. COUCQ en Annetgen Claesdr.
Uit dit huwelijk:
   1.  Arien (Arij) Leendertsz. (zie VIa).
   2.  Cornelis Leendertsz. Overleden na 14-12-1713.
Gehuwd voor de kerk op 19-06-1707 te Haarlem (RK) (getuige(n): Grietie Kant en Gunstie Jans). Getrouwd in de RK Statie St. Bernardus. Echtgenote is Trijntie Claes.
   3.  (Oude) Cornelis Leendertsz. (zie VIb).

 
VIa    Arien (Arij) Leendertsz. CASTELEIJN, schipper te Haarlem (1706). Overleden vóór 07-06-1713. Hij tekende zijn testament van 15-07-1706 met "Arij Leenderse Casteleijn".

Hij woonde op 29-01-1697 te Haarlem.

Op 16-03-1702 (datum van de tranportakte) koopt hij volgens een afspraak van 02-12-1701 (zou genoteerd zijn op folio 68 van "t Memoriael") van Willem van Beveren als executeur testamentair (het testament zou op 26-02-1693 gepasseerd zijn voor notaris Adriaen van Gellinckhuijsen, denkelijk te Haarlen) van Geertruijt van Wijck en als voogd van dier enige erfgename Anna Budde, een huis en erf in de Valkesteeg te Haarlem. Belendingen: west: Isaak Vennekool, oost: Johannes Fonteijn. Met laatstgenoemde moet hij de regenwaterput en de put van het secreet delen. Arij moet de waterloop van het huis van Fonteijn gedogen, en Fonteijn moet gedogen dat het secreet op zijn erf geleegd wordt. De koopsom bedraagt f 232:10:0 contant. (bron: ORA Haarlem, Transportregisters, inv.nr. 76.98, folio 102), zoon van Leendert (Lenert, Lenaert) Cornelisz. CASTELEIJN (zie Vc) en Maritgen Gerritsdr. (COUCQ).
Gehuwd voor de kerk op 04-07-1706 te Haarlem (RK) (getuige(n): Marijtie Duijndam en Grietie Kant). Getrouwd in de RK Statie St. Bernardus. Echtgenote is Ootje Claes COMEN, begraven op 18-12-1711 te Haarlem. Begraven in de Nieuwe Kerk. Ze was analfabete. Ze tekende haar testament van 15-07-1706 met "O". Dochter van Claes (COMEN). Ze wonen op 15-07-1706 in de Valkesteeg te Haarlem. Op die dag laten ze voor notaris Pieter Gerlings hun testament op de langstlevende vastleggen, waarin ze elkaar aanwijzen als voogd over eventueel na te laten kinderen. Mocht de langstlevende kinderloos komen te overlijden, dan komt de helft van de nalatenschap aan de naaste familie en vrienden van de man en de wederhelft aan de naaste familie en vrienden van de vrouw toe. (bron: ONA Haarlem, inv.nr. 570, folio 17)

Op 07-06-1713 blijken zij kinderloos overleden te zijn. Op die datum transporteren hun erfgenamen (er wordt verwezen naar het testament van 15-07-1706; vide supra), zijnde van zijn kant zijn broer Cornelis Leendertsz. Casteleijn en Jacobje Cornelis Casteleijn, vrouw van Govert van Doorne, voor de ene helft, en van haar kant de broers Dirck Claesz. en Jan Claesz. (waarschijnlijk broers van Ootje), voor de andere helft, de eigendom van het huis van Arij en Ootje in de Valkesteeg te Haarlem (belendingen: west: de erfgenamen van Isaak Vennecool, oost: Johannes Fonteijn, en achter: Jacob van Leeuwen) voor f 195 contant aan Huijg Poulusz. Verpompe. (bron: ORA Haarlem, Transportregisters, inv.nr. 76.104, folio 34v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Leonardus, gedoopt (RK) op 30-03-1707 te Haarlem (getuige(n): Cornelis Leendertsz. Casteleijn en Leijsbeth Leenderts). Gedoopt in de RK Statie St. Beranardus. Overleden vóór 07-06-1713.

 
VIb    (Oude) Cornelis Leendertsz. CASTELEIJN. Overleden vóór 07-06-1713. Ik heb "(Oude)" aan zijn naam toegevoegd om hem te kunnen onderscheiden van zijn gelijknamige broer. Overigens weet ik niet zeker of hij wel de oudste van de twee is, hoewel hij veel eerder dan zijn broer getrouwd was.

Op 24-12-1687 (datum van de transporetakte) verkoopt hij voor f 400 contant aan Maria van Halewijn, weduwe van Johannes Rijp, een huis (en erf) in de Valkesteeg te Haarlem dat hem causa uxoris is toegekomen uit de nalatenschap van zijn schoonvader Gijsbert Dircxe. Het huis staat tussen die van Geertge Meulens en Willem ... (er staan puntjes in de akte!). Naar achteren toe strekt het erf tot de brouwerij "van 't Hoeffijser". (bron: ORA Haarlem, Transportregisters, inv.nr. 76.91, folio 117), zoon van Leendert (Lenert, Lenaert) Cornelisz. CASTELEIJN (zie Vc) en Maritgen Gerritsdr. (COUCQ).
Gehuwd. Getrouwd vóór 24-12-1687. Partner is Hendrickje Gijsen LANGH WARMOES. Overleden na 24-12-1687. Dochter van Gijsbert Dircxe.
Uit dit huwelijk:
   1.  Jacobje Cornelis. Overleden na 07-06-1713.
Gehuwd met Govert van DOORNE. Overleden na 07-06-1713. Getrouwd vóór 07-06-1713.

 
Vd    Gijsbert Cornelisz. CASTELEIJN, geboren ±10-1618, overleden te Oude Wetering (Ambacht Leimuiden). Overleden vóór 13-02-1680. Ook wel: Castelain en Castileijn.
Op 14-02-1657, 07-05-1657, 08-05-1660 en 09-01-1663 woonde hij binnen het ambacht van Leimuiden, aan de oostzijde van de Oude Wetering. In het "Kohier van het Familiegeld van de Dorpen van Rijnland 1674" (bewerking door o.m. P.W.C. van Kessel) wordt hij genoemd als inwoner van het ambacht van Leimuiden.

Op 14-02-1657 verschijnen voor schout en schepenen van Leimuiden de kinderen en erfgenamen van Mathees Jonge Dircxz. en Aechgen Pietersdr. (beiden overleden en in hun leven gewoond hebbend te Oude Wetering), bij name:
1. Engel Matheesz. (zoon)
2. Matheus Bouwensz. Quant als man en voogd van Jannetgen Matheesdr.
3. Clement Jaspersz. Schipper als man en voogd van Maritgen Matheesdr.
Zij transporteren aan Gijsbert Cornelisz. Casteleijn, wonende aan de oostzijde van de Oude Wetering binnen het ambacht van Leimuiden, een partij hooiland in de Heilige Geestpolder van Leimuiden, te verongelden voor 600 roeden. Belendingen: noord en oost: Lenaert Pietersz. Schenckevelt, zuid: Cornelis Hubertsz. Decker, en west: Jacob Pietersz. Deze partij is door schout en schepenen getaxeerd op f 400. De verkopers hebben deze partij hooiland (heelland) geruild tegen een partij hooiland van 500 roeden in de Veenderpolder binnen Alkemade (zie de volgende alinea). (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 756, folio 15)

Op 07-05-1657 verschijnt hij voor schout en schepenen van Alkemade om aan Matheus Bouwensz. Quant te Roelofarendsveen, alsmede aan Engel Matheusz. Coman en Clement Jaspersz. van der Horn, beiden op de Oude Wetering, een partij hooiland in de Veenderpolder (heerlijkheid van Alkemade) over te dragen. Deze partij hooiland is te verongelden voor 500 roeden en wordt belend door: oost: Gijsbert Cornelisz. Bickbergen, zuid: Leendert Bouwensz. Quant, west: de kinderen van Job Willemsz., en noord: Engel Dirxsz. Peereboom c.s. de nieuwe eigenaars krijgen het recht op overpad over het land van Job Willemsz. en over de boomgaard van Swaentgen Willemsdr., weduwe van Claes Claesz. tot op de Veenderdijk. In ruil krijgt Gijsbert Castelain een partij hooiland van 600 roeden in de Leimuider Polder in het ambacht van Leimuiden en f 37 gereed geld. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 82, folio 150)

Op 08-05-1660 (datum van de transportakte) koopt hij van Jan Cornelis Hubertsz. Decker, thans wonende aan het zuideinde van Leimuiden, een huis en erf in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 50 roeden. Belendingen: zuid (?, ik heb noord genoteerd...) en oost: Gijsbert zelf, west: de Oude Wetering, en noord: Cornelis Baertsz. Castileijn. Met eigendom van een zekere wijk achter het erf gelegen en met vrije in- en uitvaart achter de zuidwaartse erven tot in de Drecht. Koopsom: f 315 gereed. (bron: ORA Leimuiden en Vriesekoop, inv.nr. 756, folio 335)

Volgens de morgenboeken van Leimuiden van 1656, 1660 en 1664 woont hij aan de oostzijde van de Oude Wetering en bezit hij in 1656 100 roeden en in 1660 en 1664 750 roeden land. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551b en c en Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571c)

Hoewel hij dan reeds overleden moet zijn, staan in de morgenboeken van Leimuiden van 1680 en 1684 nog respectievelijk 700 roeden (1680) en 1 morgen 325 roeden (1684) op zijn naam. In het morgenboek van 1688 staan de 700 roeden op naam van zijn kinderen, doch in die van 1692 en 1696 weer op zijn naam! (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551c en d)

Op 09-01-1663 (datum van de transportakte) koopt hij van zijn broer Leendert Cornelisz. Casteleijn, wonende op de Oude Wetering binnen de heerlijkheid van Alkemade, de helft (de andere helft bezit hij reeds) van:
1. Een partij hooiland met 2 teelakkers en 2 grasakkers, naast elkaar gelegen in de Grietpolder van Leimuiden. Belendingen (van het geheel): oost: Baerent Roeloffsz. Smit c.s., zuid: Gerrit Claesz. Spaergaren, Dirc Claesz. van Santen en Pons Arentsz. Mastemaecker, west: Pons Arentsz. Mastemaecker voornoemd, en noord: Aeghjen Willemsdr. en Jan de Groot
2. Een kamp hooiland met een akkertje, gelegen in de Grietpolder van Leimuiden. Belendingen (van het geheel): oost: Trijntgen Jansdr. en Cornelis Fransz. van Sijl, zuid: Trijntgen Cornelisdr., west: Cornelis Pietersz. Decker, en noord: Willem Lenartsz. Loos
3. Een partij hooiland, mede gelegen in de Grietpolder van Leimuiden. Belendingen (van het geheel): oost: Cornelis Cornelisz. Quant, zuid: Trijntgen Jans en Willem Aertsz. van Griecken, west: de weduwe van Jacob Cornelisz. Leijndraijer, en noord: 't Griet
De drie partijen zijn tezamen te verongelden voor 2 morgen 200 roeden.
Koopsom: f 900 gereed.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 757, folio 243)

Op 13-05-1664 (datum van de transportakte) koopt hij van Pieter Jacobsz., net als Gijsbert wonende op de Oude Wetering binnen het ambacht van Leimuiden, een kampje land in de Heilige Geestpolder van Leimuiden (te verongelden volgens het morgenboek). Belendingen: oost: Gijsbert zelf, zuid: de erfgenamen van Dirc Dircxz. Coomen, west: Aeltgen Wouters, en noord: Leendert Pietersz. Schenckevelt. Koopsom: f 500, waarvan f 100 terstond ende de rest op 4 opeenvolgende 1 meidagen, vanaf 01-05-1665. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 757, folio ? (ongenummerd))

Eveneens op 13-05-1664 (datum van de transportakte) koopt hij van Barent Roelofsz. Smith als getrouwd hebbende Maritgen Cornelisdr. Schoutjannen, die weduwe was van Jan Fredericxz. Ruijter:
1. Een partij grasakkers, naast elkaar gelegen in de Grietpolder van Leimuiden. Belendingen: oost: de heer Advocaat Groenhout, zuid: de Molenwerf en Jan Cornelisz. Crooc, west: Maurits van Heijningen, schout van Leimuiden en Vriezekoop, en noord: Gerrit Claesz. Spaergaren en Dirc Claesz. van Santen
2. Een gras- of turfakker in de Grietpolder van Leimuiden. Belendingen: oost: Gerrit Claesz. Spaergaren en Dirc Claesz. van Santen, zuid: Cors Claesz. Swanenburch, west: Gijsbert zelf, en noord: de weduwe van Aris Dircxz. Kennis
Te verongelden volgens het morgenboek.
Koopsom: f 206, waarvan f 106 te betalen op 01-05-1664 en f 100 op 01-05-1665.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 757, folio ? (ongenummerd))

Volgens de morgenboeken van Alkemade van 1656 en 1660 had hij te Oude Wetering in eigendom:
1. 1 Morgen 300 roeden door erfenis van zijn (niet met name genoemde) schoonvader. Dit is ongetwijfeld het land in de Gogerpolder dat hij in 1663 aan zijn broer Leendert verkoopt (vide infra)
2. 500 Roeden, die afgeboekt zijn van Cors Willemsz.
In het morgenboek van 1652 ben ik hem niet tegengekomen.
(bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade 1656 en 1660, inv.nr. 3406b en c)

Op 15-05-1663 verschijnt hij voor schout en schepenen van Alkemade in verband met de wettelijke overdracht van een partij land in de Gogerpolder (te verongelden voor 1½ morgen) aan zijn broer Leendert Cornelisz. Castelain. De belendingen zijn: oost: de Goog, zuid: Jacob Cornelisz. Spruijt, west: Cors Claesz., en noord: de kinderen van Pieter Dircxsz. Verdrecht. De koopprijs bedraagt f 1.400, waarvan f 900 in gereden gelde en de rest in vijf jaarlijkse termijnen van f 100, te beginnen op 01-05-1664. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 84, folio 31)

Hij wordt in een akte van 16-06-1667 genoemd als belender ten zuiden van een akker land van Jeroen Claesz. Bickbergen in de Veenderpolder in Alkemade. De overige belendingen zijn: oost: het Braassemermeer, west: de weduwe van Jan Willemsz. van Dobbe, Cornelis Jansz. van Dobbe, en Jaepgen Claesdr. (Bickbergen), en noord: Ghijsbert Cornelisz. Bickbergen. In de akte van boedelscheiding van voornoemde Jeroen Claesz. Bickbergen d.d. 16-05-1703 wordt hij nog als belender ten zuiden (van waarschijnlijk hetzelfde land) genoemd. Het land van Jeroen wordt dan een teelakker genaamd "de Sieckelant" genoemd. Belendingen in 1703: oost: het Braassemermeer en Jan Gijsen Bickbergen, zuid: Gijsbert Cornelisz. Casteleijn, west: Aris Verdel, Mathewis Quant en Mourijn Louwen, en noord: de weduwe van Pieter Dircxsz. Peerboom (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 85, folio 121v en inv.nr. 88, folio 113v)

Op 05-03-1675 (datum van de transportakte) verkoopt Dirck Bastiaensz. aan Geleijn Claesz. Prins een kampje land van omtrent 1.000 roeden (doch te verongelden voor 1 morgen 490 roeden) in de Grietpolder te Leimuiden. Belendingen: oost: de weduwe van Cornelis Baertsz. Casteleijn, zuid: de Oockweg, west: Claes Tonisz. Hemel, en noord: Gijsbert Cornelisz. Casteleijn. Koopsom: f 580 contant. Op dezelfde dag "verkoopt" Geleijn Claesz. Prins dit kampje land voor het hetzelfde bedrag door aan Maerten Jacobsz. Casteleijn, Willem Jacobsz. Casteleijn, Aegjen Jacobs Casteleijn en Apolloni Casteleijn. Dit zijn ongetwijfeld kinderen van Jacob Crijnen Casteleijn.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 759, folio ? (ongenummerd), 2 akten d.d. 05-03-1675), zoon van Ouwe Cornelis Baertsz. CASTELEIJN (zie IVb) en Neeltgen Pietersdr.
Gehuwd vóór 1656. Getrouwd vóór 28-05-1655. Echtgenote is Maritgen Claesdr. Overleden te Oude Wetering (Ambacht Leimuiden). Overleden vóór 13-02-1680. Dochter van Claes Claesz. en Swaentgen Willemsdr. (van DOBBE). Voogden van de kinderen uit dit huwelijk waren op 13-02-1680, 07-05-1680, 06-08-1681 en 30-12-1682: Arent Arisz. Kennis, oom en voogd maternel, en Lenert Cornelisz. Casteleijn, oom en voogd paternel (op 30-12-1682 waren ze dat alleen nog van Cors; Cornelis was toen volwassen en Neeltgen getrouwd).

Op 13-02-1680 (datum van de transportakte) verkopen de voogden van de kinderen uit dit huwelijk aan Clement Jaspersz. van der Hooren een partij hooiland in de Grietpolder in Leimuiden, te verongelden voor 700 roeden. Oost: Cornelis Adriaensz. Vrouw, zuid: de Oockweg, west: Cornelis Dammasz. Meershouck, en noord: 't Griet. Koopsom: f 140 gereed. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 5v)

Op 07-05-1680 (datum van de transportakte) verkopen de voogden van de kinderen uit dit huwelijk aan Veghter Jacobsz. Berckhout en Arijen Dircxsz. Hertevelt een partij hooiland met een rietakker in de Grietpolder in Leimuiden, te verongelden voor 400 roeden. Oost en west: Cors Pietersz. Decker en de kinderen van Baert Cornelisz. Casteleijn, zuid: de kinderen van Jacob Crijnen Casteleijn, en noord: Gerrit de Groot en Claes Jacobsz. Lambloe. Koopsom: f 95, waarvan 1/3 gereed, 1/3 op 01-05-1681 en 1/3 op 01-05-1682. Volgens de annotatie in de marge in het register blijkt de schuld op 15-06-1683 te zijn betaald. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 16v)

Op 06-08-1681 (datum van de transportakte) verkopen de voogden van de kinderen uit dit huwelijk aan Jeroen Jansz. van Swanevelt een huis, schuur en erf aan de oostzijde van de Oude Wetering in het ambacht van Leimuiden, te verongelden volgens het ambachtsregister. Belendingen: oost en zuid: Cors Pietersz., west: de Oude Wetering, en noord: de weeskinderen zelf met hun erf en het scheidslootje dat zij in het geheel behouden. De koper krijgt van het erf aan de noordzijde van zijn huis vier roeden van de Oude Wetering af oostwaarts tot aan het einde van zijn huis en van daar 2 voet 3 duim. Koopsom: f 135 gereed. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 78)

Op 30-12-1682 passeert de scheidingsbrief betreffende de door dit echtpaar nagelaten goederen voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop. De verdeling der onroerende goederen is als volgt:

Cornelis Gijsbertsz. Casteleijn krijgt:
1. Twee kampjes land, achter elkaar gelegen in de Heilige Geestpolder van Leimuiden, te verongelden voor 1 morgen 400 roeden. Oost en noord: de weduwe van Lenaert Pietersz. Schenckevelt, zuid: Claes Gerritsz. Raets, en west: Dirck Bouwensz.

Paulus Willemsz. Hemel krijgt nomine uxoris:
1. Een huis en erf in het ambacht van Leimuiden. Oost: Aegjen Dircx de Bruijn, zuid: Meester Claes Brassicanus c.s., west: de Oude Wetering, en noord: Jeroen Jansz. Swaneveldt
2. Een partij rietland, gelegen als voren. Oost: Cors Pietersz. Decker, zuid: Jan Jaspersz., west: Alewijn Nabij, en noord: 't Griet. Met 1. te verongelden vor 500 roeden

Cors Gijsbertsz. Casteleijn krijgt:
1. Omtrent 1½ morgen hooiland met enige akkers eraan. Oost: Cors Claesz. Swanenburch, zuid en west: Pons Arentsz. van Griecken, en noord: Geleijn Claesz. Prins en Gangert Jansz. 't Hoen
2. Een teelakker van Claes Claesz. Oost en noord: Pons Arentsz., zuid en west: Trijntgen Cornelis Backers
3. Een partij gras, teel- of rietakkers. Oost: de Heer Advocaat Groenhout, zuid: de Molenwerff en Jan Cornelisz. Croocq, west: de schout, en noord: Pieter Claesz. Spaergaren
4. Een gras- of teelakker. Oost: Pieter Spaergaren, zuid: Cors Claesz. Swanenburch, west: de volgende partij, en noord: Gangert Jansz. 't Hoen
5. Een grasakker. Oost en west: de voorgande partijen, zuid: Pieter Claesz. Spaergaren, en noord: Cors Claesz. Swanenburch
De voorgaande 5 partijen zijn samen te verongelden voor 3 morgen 250 roeden
6. F 30 uit de gemene boedel
7. F 200 (gereed geld) uit twee delen van de boedel, namelijk dat van hemzelf en dat van Cornelis Gijsbertsz.

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 5, folio 120).
Uit dit huwelijk:
   1.  Cors Gijsbertsz. Geboren na 1657 te Leimuiden, overleden ±1694. Overleden tussen 07-05-1691 en 25-07-1696. Ook wel: "Kors Gijsberts Kasteleijn".

Zijn erfgenamen worden in een "akte van opdracht" d.d. 09-06-1723 genoemd als belenders van 7 partijen land in de Grietpolder binnen het ambacht van Leimuiden met vrije in- en uitvaart naar de Oude Wetering, aan weerszijden van de Houtwerven, die Sijmon Overpeld uit Oude Wetering had gekocht van Juffrouw Jozina Spruijt (weduwe van de heer Abraham Bus), de heer Herman Staal als executeur testamentair van Sieur Kornelis van Oosten en Maartje van Oosten (ongehuwd, doch meederjarig). De overige belendingen zijn: zuid: de kinderen van wijlen Mourits van Heijningen, west: Pieter Willemsz. Mastenbroek, en noord: de erfgenamen van Frans Arendsz. Kennis. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 89, folio 448v)

Op 03-01-1690 (datum van de transportakte) koopt hij van Veghter Jacobsz. Berckhout een partij hooiland en een akker met water, gelegen aan de Drecht in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 1 morgen 100 roeden in de verponding en 1½ morgen in het poldergeld. Belendingen: oost: Jan Laurensz. Houtcooper en de Molenwerf, zuid: de Drecht, west: Maurits van Heijningen, schout van Leimuiden en Vriezekoop, en Sieur Jan Verbiest, en noord: Jan Cornelisz. Croock. De "koopsom" bedraagt 225 manden droge turf in Leimuider maat, die Cors voor zijn kosten zal moeten leveren op de wal van Berckhout in Alphen (aan den Rijn), en wel de helft in 1690 en de andere helft in 1691. Mocht Cors voordat alle manden zijn geleverd komen te overlijden, dan zal zijn weduwe de keus hebben tussen het leveren van de nog resterende manden of het betalen van 5 stuivers per nog niet geleverde mand (of een combinatie ervan). Voor de 40ste penning zijn de 225 manden turf door schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop getaxeerd op f 60.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 119)

Op 05-02-1691 (datum van de transportakte) koopt hij van Jan Jaspersz. de Goede (zijn aangetrouwde oom!):
1. Een huis, hooihuis, 2 schuren en erf, boomgaard etc., met een partij land en een akker met water daaraan, gelegen aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden. Belendingen: oost: Dirck Corenelisz. Decker en de kinderen van Pieter Lenaertsz. Cluts, zuid: de Oockweg, west: Adriaentgen Alberts en Claes Jacobsz. Lambloe, en noord: Paulus Willemsz. Hemel
2. Een erf met een partij land en enige akkers met water. Belendingen: oost: Cors Pietersz. Decker en Vegter Berckhout, zuid: de Oockweg, west: Dirck Cornelisz. Decker en de voornoemde Lambloe, en noord: de voornoemde Berckhout en Gangert Jansz. 't Hoen
3. Drie kalveren, omtrent twaalf voren riet, twee blonders(?), een waterbak en eenige andere "goedertgens"
De huizen en landerijen zijn te verongelden volgens het ambachtsregister.
Koopsom: f 725 gereed. De drie kalveren zijn door schout en schepenen getaxeerd op f 125 (tellen niet mee voor de 40ste penning), zodat over slechts f 600 de 40ste penning en de 10de verhoging wordt geheven.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 152)

Op 07-05-1691 (datum van de transportakte) koopt hij van Maritgen Dircxs Decker, weduwe van Thonis Jansz., namens haar zeer ziek te bed liggende vader Dirck Cornelisz. Decker voor één helft, en van Jan, Cornelis en Lenaert Willemszonen Loos als erfgenamen van hun moeder Annetgen Jans, voormalig weduwe van Willem Lenaertsz. Loos, voor de andere helft:
1. Een huis, 2 schuren en erven met een partij hooiland en enige akkers met water, gelegen aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden. Belendingen: oost: Cors Pietersz. Decker, zuid: de Oockweg, west: Cors Gijsbertsz. zelf, en noord: de kinderen van Pieter Lenaertsz. Cluts
2. Twee partijen hooiland aan de Oockweg. Belendingen: oost: Cors zelf, zuid: de Oockweg, west: de kinderen van Jacob Crijnen (Casteleijn?!), en noord: Claes Jacobsz. Lambloe
3. Een huisje en erfje aan de Oockweg. Belendingen: oost: Meester Arijen Heeren, zuid: de erfgenamen van Balten Meltensz. van Dam, west: Phillips Cornelisz. Asback, en noord: de Oockweg
4. Enige akkers met water aan de Oockweg. Belendingen: oost: Geleijn Claesz. Prins, zuid: Alewijn Willemsz. Nabij, west: Pieter Laurensz. Houtcooper, en noord: Vegter Berchout en Geleijn Claesz. Prins
De partijen zijn te verongelden volgens het ambachtsregister.
Koopsom: f 260 gereed.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 157v)

Hoewel hij dan reeds overleden moet zijn, staan in het morgenboek van Leimuiden van 1704 7 morgen 250 roeden land op zijn naam. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551e).
Gehuwd op 02-10-1685 te Leimuiden. Schepenhuwelijk. Echtgenote is Maritgen Willems CLEMENT, geboren te Rijnsaterwoude, overleden ±1717 te Leimuiden. Volgens het kohier van de 100ste penning van Rijnland van 1718 (GAL, SAII, inv.nr. 4640; bewerking door P.W.C. van Kessel in "Genealogische bijdragen Leiden en omgeving", jaargang 8, nr. 1 (januari 1993), pag. 26, zijn haar erfgenamen (en waarschijnlijk ook die van haar vooroverleden man):
1. Neeltje Gijsberts Casteleijn (voor de helft, aangeslagen voor f 1:13:6)
2. Willem Thonisz. van Claveren en Bastiaan Maertensz. Goethart voor henzelf en als efgenamen van Annetje Willem Clements, f 0:10:1
3. Leendert Jacobsz. van Kindts, f 0:6:11
4. Willem Clementsz. met zijn 5 zusters en broers, f 0:6:11
Behalve Neeltje zijn allen of vertrokken of onvermogend. Op 25-07-1696 (datum van de transportakte) verkoopt ze, geassisteerd door haar zwagers Cornelis Gijsbertsz. Casteleijn en Paulus Willemsz. Hemel, aan Simon Pietersz. van Staveren, wonende aan de Oockweg te Leimuiden:
1. Een huis, hooihuis, schuur en erf, boomgaard etc., met een partij hooiland en een akker met water daaraan, gelegen aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden. Belendingen: oost: Maritgen zelf en de kinderen van Pieter Lenaertsz. Cluts, zuid: de Oockweg, west: Adriaentgen Alberts en Claes Lambloe, en noord: Paulus Willemsz. Hemel
2. Een huis en erf met een partij hooiland met akkers en hun water. Belendingen: oost: Bastiaen Pietersz. en Vechter Berckhout, zuid: de Oockweg, west: Maritgen zelf en de voornoemde Lambloe, en noord: de voornoemde Berckhout en Gangert Jansz. ('t Hoen)
3. Vier kalveren, drie roodbonte ("rootgremelde") en 1 zwartbonte
De huizen en landerijen zijn te verongelden volgens het ambachtsregister.
Koopsom: f 800 gereed, waarvan f 100 gereed en de rest op zeven jaar, telkens f 100, vanaf 01-05-1697. In geval de betaling niet tijdig geschiedt, is 4½% intrest verschuldigd.
Het gaat hier duidelijk om de partijen die wijlen Maritgens man Cors Gijsbertsz. Casteleijn op 05-02-1691 van diens behuwd oom Jan Jaspersz. de Goede had gekocht (zie opmerkingen bij Cors).
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 326)

Ze wordt in een transportakte van 30-04-1700 nog genoemd als belendster aan de Oockweg te Leimuiden. Dochter van Willem CLEMENT.
   2.  Cornelis Gijsbertsz. Geboren vóór 1658. Hij was op 30-12-1682 reeds volwassen. Overleden na 13-04-1701, doch (waarschijnlijk) vóór 1718. Omstreeks 1701 is hij naar Friesland vertrokken, zo blijkt uit het kohier van de 100ste penning van 1702 (GAL, SA II, inv.nr. 4612, folio 184, bewerking door P.W.C. van Kessel).

Op 20-06-1684 (datum van de transportakte) verkoopt Trijntien Cornelis, weduwe van Lenaert Pietersz. Schenckevelt, geassisteerd door Hendrick Jacobsz. Grootjan, aan Maurits van Heijningen, schout van Leimuiden en Vriesekoop, drie teelakkers (te verongelden voor 312½ roede) in de Heilige Geestpolder te Leimuiden. Belendingen: oost: de weduwe van Cornelis Jansz. Verbent en Aert Thonisz. Backer, zuid: de kinderen van Claes Backer, west: Cornelis Gijsbertsz. Castelijn, en noord: Jan Laurensz. Houtcooper. Koopsom: f 102:5:0 gereed. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 185)

Op 11-05-1689 (datum van de transportakte) verkoopt hij aan Cornelis Willemsz. Croock en Jan Jansz. van Zanten, beiden wonende te Rijnsaterwoude, twee partijen land (samen te verongelden voor 1 morgen 400 roeden) in de Heilige Geestpolder te Leimuiden. Belendingen: oost: Tonis Cornelisz. Veenswijck, zuid: .... (niet ingevuld in de akte!), west: Dirck Bouwensz. Bensdorp, en noord: Jan Stevensz. Broer. Koopsom: f 490, waarvan f 245 gereed en de rest te betalen op 01-05-1690 en 01-05-1691 (telkens f 122:10). (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 112v)

Op 29-03-1690 (datum van de transportakte) verkoopt Dirck Bouwensz. van Beijnsdorp, wonende op de Oude Wetering in Alkemade, aan Pieter Laurensz. Houtcooper, mede wonende op de Oude Wetering in Alkemade, schout van Leimuiden en Vriezekoop, onder andere een partij weiland in de Heilige Geestpolder te Leimuiden. Belendingen: oost: Gijsbert Cornelisz. Casteleijn (wordt Cornelis Gijsbertsz. bedoeld??), zuid: de koper, west: Joris Jacobsz. Hoogerstadt, en noord: Jan Stevensz. Broer. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 127v)

Op 27-05-1692 (datum van de transportakte) koopt hij van Neeltgen Huijberts, weduwe van Cornelis Adriaensz. Vrou, en Claes Jansz. Vrou als oom en voogd van hun kinderen, een huis, hooihuis, boomgaard etc. op de Oude Wetering in het ambacht Leimuiden, te verongelden voor 100 roeden. Belendingen: oost: de kinderen van Willem Jacobsz. van Griecken, zuid: Jan Cornelisz. van Griecken en Cornelis Jacobsz. Bensdorp, west: de Oude Wetering, en noord: Jan Lenaertsz. Casteleijn. Pieter Laurensz. Houtcooper stelt zich borg voor de vrijwaring van het verkochte van eventuele verdere lasten, etc. Koopsom: f 224, waarvan 1/3 gereed en de rest (telkens 1/3) op 01-05-1693 en 01-05-1694. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 189)

In het protocol nr. 762 van opdrachten en hypothecatiën van Leimuiden en Vriezekoop is aangetekend dat op 15-02-1701 van Cornelis Gijsen Casteleijn en Paulus Willemsz. Hemel het bedrag van de 40ste penning plus de tiende verhoging over f 925 werd ontvangen, in verband met de verkoop van een huis, schuur, twee loodsjes en een erf en enige meubeltjes, die Cornelis aanvankelijk aan Jan Jorisz. Verniel had verkocht, maar die vervolgens door voornoemde Paulus werden genaast. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 762, folio 34v)

De in de vorige alinea genoemde verkoop passeert wettelijk op 13-04-1701 voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop. Paulus Willemsz. Hemel blijkt causa uxoris verwant te zijn aan Cornelis (denkelijk is hij zijn zwager). Er is sprake van een akte van naasting d.d. 23-12-1700, gevolgd door een condemnatie d.d. 18-01-1701. Deze akten moet ik nog opzoeken. Naast een huis, 2 loodsjes, schuur en erf worden verkocht: 2 haardijzers, 2 vlieringplanken, de schoorsteenplanken, alle onderlagen en "bestplanken", de bierstelling en de plankjes in het spijskamertje (alles behorend bij het huis). Het huis etc. is gelegen op de Oude Wetering onder Leimuiden en heeft als belendingen: oost: Aegien Willems, zuid: Cornelis Jacobsz. Bensdorp, west: de Oude Wetering, en noord: Jan Leenaertse Casteleijn en is te verongelden volgens het ambachtsregister. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 762, folio 39v)
   3.  Neeltgen (Neeltje) Gijsbertsdr. Overleden na 1717.
Gehuwd ±1682 met Paulus Willemsz. HEMEL, overleden na 1703. Hij was een zwager van Maritgen Willems Clement. In 1703 bleken zij van Leimuiden te zijn verhuisd naar Friesland. (bron: Kohier van de 100ste penning van Rijnland van 1703, bewerking door P.W.C. van Kessel) Later zullen ze weer teruggekomen zijn naar Leimuiden. Neeltje woonde in 1718 in ieder geval te Leimuiden.

 
Ve    Baert Cornelisz. CASTELEIJN, molenaar (1654-1659) en gaarder van de molengelden van de Grietpolder (1656), geboren vóór 1636, overleden vóór 1682. Waarschijnlijk overleden vóór 07-05-1680 (in ieder geval vóór 1682). Hij woonde van 1654 tot 1659 aan de Oockweg te Leimuiden. In 1660 woonde hij aan de oostzijde van de Oude Wetering (ambacht Leimuiden).

In 1654 bediende hij de watermolen van de Grietpolder voor 77 gulden, in 1655 voor 80 gulden, in 1656 voor f 90 (inclusief de prijs voor het repareren, lappen en stellen van de molenzeilen), in 1657 en 1658 voor f 90 (plus f 2½ voor het stellen en lappen van de molenzeilen), en in 1659 voor f 93:3:0 (dat wil zeggen: de jaarcontracten liepen aanvankelijk van 21 februari tot 21 februari en vanaf 1656 van 1 maart tot 1 maart). In 1660 nam Cornelis Lenaertsz. van Griecken, korenmolenaar te Leimuiden, de bediening van de watermolen van Baert over. Daarnaast leverde hij ten behoeve van de Grietpolder meer diensten, de meeste in verband met de watermolen. In 1654 verdient hij f 8½ met het "hozen en droogmaken" van de watergang, gedurende de reparatie ervan, f 1 voor het teren van de nieuwe molenroede, en f 9:1:8 voor het leveren van doek voor reparaie van de molenzeilen. In 1655 krijgt hij f 6 aan arbeidsloon voor werk op de molenwerf en verlaten, het "aanaarden" ervan en voor het voorschieten van de kosten van een boorijzer. In 1656 was hij ook gaarder van het molengeld waarvoor hij f 12½ kreeg plus f 2½ voor onkosten ("besteedinge der ... garinge"). In dat jaar leverde hij ook voor f 14 aan "reesel" (reuzel) en olie voor het malen van de watermolen en "soon" en aarde voor het verhogen van de molenwerf. In 1657 ontving hij f 25:5:4 voor geleverde olie en reuzel en voor "daghuur" en arbeidsloon voor werk in de polder. In 1658 ontving hij f 24½ voor daghuren en arbeidsloon, geleverde materialen en verschoten penningen. In 1659 ontving hij f 10:3:8 bestemd voor Jan Pietersz. Crul, scheepstimmerman te Leimuiden, voor geleverde arbeid ter zake van het teren van de watermolen, de verlaten en de bruggen en voor toegeleverde materialen. Voor zichzelf ontving Baert nog f 12:13:8 voor geleverde olie en reuzel voor het malen van de watermolen, en voor arbeidsloon en verschoten penningen. In de rekening van 1659, gesloten op 27-02-1659, wordt gemeld dat Baert thans aan de oostzijde van de Oude Wetering woont. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, inv.nr. 5579, Polderderrekeningen Grietpolder), zoon van Ouwe Cornelis Baertsz. CASTELEIJN (zie IVb) en Trijntgen Jansdr.
Gehuwd. Getrouwd na 07-02-1652. Partner is Maritgen Jansdr. COECK, geboren vóór 1628. Overleden vóór 13-01-1692. Ze was op 07-02-1652 meerderjarig, doch ongehuwd. Dochter van Jan Jacobsz. COECK en Anna (Annitgen) Jacobsdr. (van LEEUWEN).
Uit dit huwelijk:
   1.  Jan Baertsz. Overleden vóór 13-01-1692. Op 26-09-1681 verdelen de broers Gerrit en Willem Jan Fredricxsz. de nagelaten onroerende goederen van hun zus Aeghien Jans. Gerrit krijgt onder meer de volgende partijen (hooi)land in de Grietpolder te Leimuiden:
1. Een partij hooiland. Oost: de volgende partij, zuid: Willem Jansz. (Jan Fredricxsz.) voornoemd, west: Jan Baertsz. Casteleijn, en noord: de erfgenamen van Maerten Waligsz. Hertogh
2. Nog een partij hooiland: oost: de weduwe van Lenaert Jansz. Casteleijn, zuid en west: de volgende (waarschijnlijk "vorige") partij, en noord: Alewijn Willemsz. Nabij
3. Een partij land. Oost: Cors Pietersz. Decker, zuid: Claes Thonisz. Hemel, west en noord: Gerrit Jansz. zelf
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 83)

Op 13-01-1682 (datum van de transportakte) verkopen hij en zijn zus Grietgen Baertsdr. (laatstgenoemde wordt vervangen door haar testamentaire voogd Cors Pietersz. Swanenburgh) aan Jan Jaspersz. de Goede een huis, hooihuis, schuur en erf, met een partij hooiland en een teel- of grasakker eraan, te verongelden voor 2 morgen 46 roeden, staande en gelegen in de Grietpolder te Leimuiden. Oost: de kinderen van Pieter Lenaertsz. Cluts, zuid: de Oockweg, west: de weduwe van Albert Joosten Pastoor en Claes Jacobsz. Lambloe, en noord: de kinderen van Gijsbert Cornelisz. Casteleijn. Koopsom: f 370, te betalen op 3 opeenvolgende 1 meidagen, te beginnen op 01-05-1682. Cors Pietersz. Swanenburgh stelt zich borg.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 94v en 95v)

Ook op 13-01-1682 (datum van de transportakte) verkopen hij en zijn zus Grietgen Baertsdr. (laatstgenoemde wordt vervangen door haar testamentaire voogd Cors Pietersz. Decker (alias Swanenburgh)) aan de chirurgijn Meester Claes Brassicanus:
1. Een kampje land in de Grietpolder te Leimuiden. Oost: Claes Thonisz. Hemel, zuid: de Oockweg, west: de kinderen van Jacob Crijnen Casteleijn, en noord: Cors Pietersz. Swanenburgh.
2. Een partij teel- of grasakkers in de Grietpolder te Leimuiden. Oost: Gerrit Jan Fredricxsz., zuid: Cors Pietersz. voornoemd, west: Veghter Jacobsz. Berckhout en Adriaen Dircxsz. Hertevelt, en noord: Jan Maertensz. Hertogh en de heer Johan Rootkamer
Beide partijen zijn samen te verongelden voor 1 morgen 152 roeden.
Koopsom: f 282 gereed.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 97).
Gehuwd op 05-01-1683 te Leimuiden. Schepenhuwelijk. Echtgenote is Maritgen Cornelis van 't VEER. Beiden woonden op 05-01-1683 te Leimuiden.
Voogden van hun kinderen was op 13-01-1692 Cornelis Jansz. Coeck, oom van Jan en op 05-11-1694 Cornelis Lenaertsz. van Griecken.
   2.  Grietgen Baertsdr. Overleden na 05-11-1694. Haar testamentaire voogd was op 13-01-1682 Cors Pietersz. Swanenburgh (alias Decker, wat ook zijn beroep was).
Gehuwd. Getrouwd vóór 13-01-1692. Partner is Thijs Reijnoutsz. Overleden ±1693. Overleden tussen 13-01-1692 en 05-11-1694.

 
IIIb    Willem Meesz. CASTELAIN, schepen van Alkemade (1631). Overleden na 06-09-1631. Waarschijnlijk was hij in 1660 reeds overleden, hoewel hij wordt genoemd in het morgenboek van dat jaar als eigenaar van 11 morgen 100 roeden land te Nieuwe Wetering. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3406c). Filiatie niet zeker!

Op 06-01-1609 (datum van de transportakte) verkoopt Jan Meesz., wonende aan de Oockweg, vervangende zijn broer Willem Meesz., aan Jan Dircxsz. Broer, wonende op de Rijsdrecht in het ambacht van Leimuiden, zekere akkers land bij de Wipbrug aan de Groeneweg te Aalsmeer. Zuid: de erfgenamen van Maritgen Jan Snijers, noord: de Rijsdrecht, oost: Jonge Dirck Dircxsz. Doven, en west: Willem Pieter Zijben. Koopsom: f 84. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 727, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

In een rentebrief van 11-12-1611 (ten laste van Pieter Jan Tijsen, wonende in de Kromte van Kudelstaart) wordt ene Willem Meesz. genoemd als belender ten zuiden van drie akkers en een kampje land aan de oostzijde van de "Zijtweg" naar Kudelstaart. Overige belendingen: oost en noord: Jan Willem Taemsz., west: de Lange Zijtweg. Tevens is hij belender ten westen (met Jacop Jacopsz.) van een akker land bewesten de hiervoor genoemde partij. Verdere belendingen: oost: Jan Willemsz., zuid: de dijk, en noord: Ghijs Cornelisz. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 729, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Hij en zijn zwager Dirck Lenertsz. (Loos) verkopen op 07-04-1613 (datum van de transportakte) voor f 6.200 de volgende partijen onroerend goed in Aalsmeer (die gekomen zijn uit de nalatenschap van hun schoonouders):
1. Een huis, erf, en boomgaard met een weertje land strekkende van de dijk tot de Geilwijkerwetering. Zuid: Albert Jan Claesz., en noord: Cornelis Jansz. en het kind van Maritgen Claesdr. (verder kortweg "met kind")
2. Een stuk land van ongeveer 3 "madt" (morgen?). Oost: het Stommeer, west en noord: Cornelis Jansz. met kind, en zuid: het gekochte weer land van 1.
3. Een perceel land. Oost: Cornelis Jansz. met kind, west: Willem Jacopsz., Cornelis Jansz. met kind en Lubbert Willemsz., en zuid: Cornelis Jansz. met kind en Jan Willemsz. ("noord" niet genoemd)
4. Het "akerboomscroftgen". Oost: Jan Willemsz., west: de dijk, zuid: Cornelis Jansz. met kind, en noord: Pieter Jan Thijsz.
5. Een akker land over de dijk. Oost: Pieter Jan Thijsz. en de dijk, west: Cornelis Jansz. met kind, zuid: Brant Allertsz., en noord: Jacop Jacopsz.
6. Een akker. Oost: Cornelis Jansz. met kind, west: Baert Jansz., zuid: Brant Albertsz., en noord: Cornelis Cornelisz. Broeder
De koper zal recht op overpad hebben over het land aan de noordzijde van het huis en de werf.
(bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 730, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Denkelijk dezelfde als Willem Meeusz. die in 1613 (of eerder; de transportakte is van 19-08-1613) een woning (huis, schuur, barg, en landen, te verongelden voor 11 morgen 100 roeden) op de Nieuwe Wetering (met west: de Rijt) koopt van Maritgen Geritsdr., weduwe van Frans Cornelisz. Jan Meeusz. te Leimuiden treedt op als borg voor Willem. Denkelijk is hij een broer. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 70, folio 113v en 115v)

Het zijn de bovengenoemde 11 morgen 100 roeden te Nieuwe Wetering die volgens de morgenboek van Alkemade van 1652, 1656 en 1660 eigendom zijn van Willem Meessoon en die hij gekocht heeft van de weduwe van Frans Cornelisz. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3406a, b en c)

Als schepen van Alkemade tekende hij met "Willem Meesz.", dus zonder de familie- of toenaam "Castelain", hoewel die in de akten wel regelmatig vermeld wordt.

Ook in 1617, 1618 en 1619 is er een schepen die Willem Meesz. heet. Wellicht is het dezelfde persoon...

In 1657 koopt ene Willem Meesz., wonende op de Poel, graf nummer 1 in het koor van de kerk van Leimuiden. Daarna (geen jaartal) wordt het gekocht door Ds. Lodovicus Godin, predikant te Leimuiden.
(bron: NA, Collectie Doopboeken etc., Leimuiden 13:I)

De informatie over zijn nageslacht heb ik van Jan van Egmond, tenzij anders aangegeven.

In het morgenboek van Alkemade van 1652 worden als eigendommen van ene Dirck Cornelisz. Decker "als getrouwd hebbende de weduwe van Job Willemsz." de volgende partijen land te Roelofarendsveen genoemd:
1. 450 Roeden, uit de boedel van zijn ouders (mogelijk worden hier de ouders van Job Willemsz. bedoeld), waaruit 225 roeden "verboekt" op Lucas Lucasz. (ook in 1656 genoemd)
2. 400 Roeden, gekocht van de weduwe van Pieter Pietersz. (ook in 1656)
3. 100 Roeden, gekocht van Mees Willemsz. en gekomen uit de boedel van Michiel Rochusz.
4. 75 roeden, gekocht van Willem Meesz. (ook in 1656)
(bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3406a en b)

Volgens het morgenboek van 1652 zijn 95 roeden van de 800, die op naam staan van Jan Sijmonsz. en die hij in eigendom gebruikt "aan zijn werf, "verboekt" op Mees Willemsz. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3406a)

Mogelijk is hij de Mees Willemsz. die vóór 1652 75 roeden land op de Ade verkocht aan Dirck Aelbertsz. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3406a)

Mogelijk is hij de "Willem Meeusz." wonende in de heerlijkheid van Alkemade, die op 03-07-1626 als neef en gerechte bloedvoogd over Pietertgen Claesdr., onmondige dochter van Claes Lenertsz. en Sijtgen Cornelisdr., beiden overleden, ter zake van de boedelscheiding van laatstgenoemde. De andere erfgenaam is haar broer Lenert Claesz., schipper en burger van Amsterdam. De verdeling van de moederlijke erfenis is als volgt:

Lenert Claesz. krijgt (alles in het ambacht van Leimuiden):
1. Huis, erf, berg, schuur, boomgaard etc. Oost: zijn zus Pietertgen Claesdr., zuid: de Oockweg, west en noord: zijn zus Pietertgen met haar deling
2. Een partij land. Oost: Jan Cornelisz., zuid: Pietertgen met haar deling, west: Claes Aelbertsz. Decker, en noord: Lenert Claesz. zelf
3. Een akker land. Oost, zuid en noord: Claes Aelbertsz. Decker voornoemd, en west: Henrick Barentsz.
Alles tezamen te verongelden voor 1 morgen 200 roeden en belast met een rente van f 200 kapitaals (16de penning) ten gunste van Cornelis Jansz. Houtcooper te Amsterdam.

Pietertgen Claesdr. krijgt:
1. Een stuk land genaamd "de Werfcamp" aan de Oockweg te Leimuiden. Oost: haar eigen land, zuid: de Oockweg en Lenaert Claesz. met zijn deling, west: Claes Aelbertsz. Decker, en noord: Lenaert Claesz. met zijn deling. Te verongelden voor 1 morgen 250 roeden en belast met een rente van f 200 kapitaals (tegen de penning 16) ten gunste van Cornelis Jansz. Houtcooper te Amsterdam.

(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 2, folio 57), zoon van Mees Willemsz. (zie II) en Barbar Adriaensdr.
Gehuwd. Getrouwd vóór 08-12-1612. Partner is Aechgen (Aechte) Claesdr. Overleden na 1623, dochter van Claes Huijgensz. en Maritgen (Maritje) Willems. Ze woonden in 1623 te Nieuwe Wetering. Volgens het hoofdgeld van Alkemade van dat jaar hadden ze de volgende kinderen: Mees, Maritgen, Neeltgen, Oude Annetgen, Jonge Annetgen en Cijtgen. (bron: Hoofdgeld Alkemade 1623, bewerking door F.J.A.M. van der Helm).
Uit dit huwelijk:
   1.  Sijtje (Cijtgen) Willemsdr. Overleden vóór 08-08-1684.
Ondertrouwd op 11-02-1645 te Warmond. Ondertrouw voor de NG-kerk. Echtgenoot is Dirk Cornelisz. KRANENBURG, 20 jaar oud, gedoopt (NG) op 14-05-1624 te Warmond, zoon van Jonge Cornelis Meesz. CRANENBURCH, bouwman, en Neeltje Jansdr. STEIJNEN.
   2.  Hillegond Willemsdr. Overleden vóór 08-08-1684. Onduidelijk of zij de moeder is van Cornelis en Tonis Dircksz. Steijnen (Stijne). (bron: Jan van Egmond).
Gehuwd (1) vóór 1648 met Jacob VERBOUCKHORST, overleden vóór 1651.
Gehuwd (2) vóór 1652 met Dirk Jansz. STEIJNEN, overleden vóór 1663. Hij woonde te Rijpwetering. Zoon van Jan Dircksz. STEIJNEN.
   3.  Neeltje Willemsdr. Overleden vóór 08-08-1684.
Gehuwd met IJsbrand. Alle kinderen uit dit huwelijk waren op 08-08-1684 volwassen (of dood).
   4.  Maritgen Willemsdr. Overleden vóór 08-08-1684.
Gehuwd met Cornelis.
   5.  Mees Willemsz. CASTELEIJN (zie IVc).
   6.  Barbara Willemsdr.
Gehuwd. Getrouwd vóór 08-08-1684. Partner is Mourijn Lourisz. van CLINCK, teelman te Roelofarendsveen (1674-1680). Overleden na 24-01-1701. Filiatie niet helemaal zeker.

Voornaam en patroniem verschijnen ook als "Mouringh Louwen" en de achternaam ook als "Clinck".

In het "Kohier van het Familiegeld van de Dorpen van Rijnland 1674" (bewerking door o.m. P.W.C. van Kessel) wordt hij genoemd als teelman te Roelofarendsveen.

In het "Kohier op het zoutgeld, etc." van 1680 wordt hij genoemd als "kapitalist", wonende in Roelofarendsveen. Zijn gezin bestaat uit man, vrouw en één kind boven de 10 jaar.

Hij woonde op 24-01-1701 nog te Roelofarendsveen. Zoon van Louris Cornelisz. van CLINCK, bouwman te Roelofarendsveen (1674), en eerste vrouw (N.N.).
   7.  Jannetgen Willemsdr.
Gehuwd. Getrouwd vóór 08-08-1684. Partner is Michiel Rochusz. van STEIJN.
   8.  Jacob Willemsz. CASTELEIJN.
   9.  Annetgen Willemsdr. Overleden na 1680. Overleden vóór 08-08-1684. Ze liet géén kinderen na.

Overgenomen van Jan van Egmond:
"Esselijkerwoude RA 19, folio 6v, d.d. 08-08-1684

* Pietertje Cornelisdr. van Arkel en Crijntje van Arkel, nagelaten nichten van Cornelis Mourijnsz. Deijserman voor de helft

* Jacob Willemsz. Casteleijn
* Michiel Rochusz. van Steijn x Jannetgen Willemsdr.
* Mourijn Lourisz. van Clinck x Barbara Willemsdr.
* Immetgen Meesdr., Neeltgen Meesdr., Maria Meesdr., mondige (of moet het "onmondige" zijn?) dochter van Mees Willemsz. Casteleijn
* Haesgen Lenaertsdr. dochter van Annetgen Meesdr.
* Jan Cornelisz. van de Veer, Huijch Woutersz. x Crijntgen Cornelisdr. en de 2 minderjarige kinderen van wijlen Maritgen Cornelisdr., kinderen van Maritgen Willemsdr.
* Jan IJsbrandsz., Wouter IJsbrandsz., Cornelis IJsbrandsz., Engel IJsbrandsz., Sijtgen IJsbrandsdr., Maritgen IJsbrandsdr., Jannetgen IJsbrandsdr., Pieter IJsbrandsz. en wijlen Willem IJsbrandsz., kinderen van Neeltgen Willemsdr.
* Mees Dircksz. Cranenburg, Willem Dircksz. Cranenburg en Jacob Dircksz. Cranenburg, kinderen van Sijtgen Willemsdr.
* Cornelis Dircksz. Steijnen en Tonis Dircksz. Steijnen
* Dirck Jacobsz. Verbouckhorst, Dirckgen Jacobsdr. en Meijnsgen Jacobsdr., kinderen van Hillegond Willemsdr.

Allen erfgenamen van Annetgen Willemsdr., weduwe van Cornelis Mourijnsz. Deijserman, voor de andere helft.

Zij dragen een partij land in de Veenderpolder over aan de weduwe van Johan Cuneus.". Ze wordt in het "Kohier van het zoutgeld, etc." van Alkemade van 1680 genoemd (als de weduwe van Cornelis Mouringhsz. Deijsterman) onder Rijpwetering a.s "halve kapitaliste". Haar gezin bestaat slechts uit haarzelf. Er is geen beroep ingevuld. Denkelijk was za al aan het rentenieren.
Gehuwd met Cornelis Mourijnsz. DEIJSERMAN, schouwman te Rijpwetering, geboren vóór 1623, overleden ±1677 te Rijpewetering. Overleden tussen 1674 en 1680.

Er waren in 1687 25 erfgenamen. (bron: Kohier van de 100ste penning van Rijnland van 1687 (bewerking door P.W.C. van Kessel), folio 270). In het "Kohier van het Familiegeld van de Dorpen van Rijnland 1674" (bewerking door o.m. P.W.C. van Kessel) wordt hij genoemd als schouwman te Rijpwetering. Zoon van Mourijn Jansz. DEIJSERMAN en Annetgen Thomasdr.

 
IVc    Mees Willemsz. CASTELEIJN. Overleden vóór 08-08-1684. Denkelijk is hij de Mees Willemsz. die in de morgenboeken van Alkemade van 1652, 1656 en 1660 wordt genoemd als eigenaar van de volgende stukken land te Nieuwe Wetering:
1. 50 Roeden, gekocht van Leendert Dircxsz. Loos
2. 200 Roeden, geërfd van zijn vader
3. 45 Roeden, gekocht van de kinderen van Jan Sijmonsz.
(bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken Alkemade, inv.nr. 3406a, b en c), zoon van Willem Meesz. CASTELAIN (zie IIIb) en Aechgen (Aechte) Claesdr.
Kinderen:
   1.  Immetgen Meesdr. Overleden na 08-08-1684.
   2.  Neeltgen Meesdr. Overleden na 08-08-1684.
   3.  Maria Meesdr. Overleden na 08-08-1684.
   4.  Annetgen Meesdr. Overleden vóór 08-08-1684.
Gehuwd met Lenaert.

 
IIIc    Jan Meessen, ambachtsbewaarder van Leimuiden (1616-1618), overleden ±1622. Overleden tussen 10-12-1621 en 13-04-1622.

Op 13-04-1622 (datum van de transportakte) verkopen zijn weduwe Weijntgen Claesdr., geassisteerd door haar vader Claes Aelbertsz. Decker, en zijn broer Willem Meeusz. als voogd over zijn nagelaten minderjarige kinderen, twee door hem nagelaten stukken land aan 't Griet in het ambacht van Leimuiden aan Dingnum Crijnendr., de weduwe van Baert Meesz. Deze stukken land, die samen te verongelden zijn voor 1 morgen 300 roeden, hebben de volgende belendingen:
1. Oost: Cornelis Jansz. Quandt, zuid: de koopster, west: Trijntgen Gerrits, weduwe, en noord: 't Griet
2. Oost en west: Cornelis Jansz. Quandt, zuid: de koopster, en noord: 't Griet
Koopsom: f 805 in gereed geld.
(bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 3, folio 163). Ook wel: Jan Meesz. en Jan Meeusz. Als ambachtsbewaarder van Leimuiden tekende hij de ambachtsrekeningen van 1616 (gesloten op 11-05-1617) en 1617 met "Jan Meessen". Het zou evenwel om een andere Jan Meessen kunnen gaan...
Filiatie niet helemaal zeker! In ieder geval broer van Baert en Aechte.

Hij bezat land aan de Oockweg te Leimuiden.

Op 06-01-1609 (datum van de transportakte) verkoopt Jan Meesz., wonende aan de Oockweg, vervangende zijn broer Willem Meesz., aan Jan Dircxsz. Broer, wonende op de Rijsdrecht in het ambacht van Leimuiden, zekere akkers land bij de Wipbrug aan de Groeneweg te Aalsmeer. Zuid: de erfgenamen van Maritgen Jan Snijers, noord: de Rijsdrecht, oost: Jonge Dirck Dircxsz. Doven, en west: Willem Pietr Zijben. Koopsom: f 84. (bron: ORA Aalsmeer, inv.nr. 727, bewerking door S. van Zijverden-van Reeuwijk)

Op 10-12-1621 blijkt hij nog f 200 tegoed te hebben van zijn inmiddels overleden broer Baert Meesz. ter zake van geleend geld. Zoon van Mees Willemsz. (zie II) en Barbar Adriaensdr.
Gehuwd vóór 1619 met Weijntgen Claesdr. Overleden ±1640. Overleden na 02-11-1639.

Haar staat van goed en de scheidingsbrief betreffende haar nalatenschap zijn van 18-06-1641.

De verdeling van de nagelaten onroerende goederen is als volgt:

Haar man Wiering Willemsz. krijgt:
1. Een woning in Burggraverveen, bestaande uit huis, hooihuis, schuur, werf, boomgaard, etc. met twee stukken land erachter en daarnaast nog een veenakker. Belendingen: oost: Joris Claesz. Scheepmaecker, Wiering zelf met de volgende partij, de kinderen van Weijntgen met hun deel, en Henrick Cornelisz. Neus, zuid: de secretaris van Aalsmeer, west: Dirck Fredrick Lenaertsz., Henrick Neus voornoemd en Bruijn Lenertsz., en noord: de Rijsdrecht
2. Een partij land naast voornoemde woning (1.). Oost: Mathijs Pietersz., zuid: de kinderen van Weijntgen met hun deel, west: de voornoemde woning, en noord: Joris Claesz. Scheepmaker
3. Een rietakker in Burggraverveen. Oost: Vechter Cornelisz. Broer, zuid: Cornelis Arentsz. Rijcken, west: Mathijs Pietersz. en Anthonis Jacobsz., en noord: Willem Pieter Thijssoon

Bovengenoemde drie partijen zijn samen te verongelden voor 1 morgen 250 roeden. Voor de beterschap van de hem aanbedeelde woning en landen belooft Wiering de kinderen van Weijntgen een bedrag van f 375 uit te keren, te betalen op 3 Allerheiligendagen, vanaf 1641.

De kinderen van Weijntgen (Lenert Jansz. en Barbara Jansdr., getrouwd met Frans Cornelisz., schipper te Amsterdam, uit haar eerste huwelijk met Jan Meessen, en Appolonia Willemsdr., getrouwd met Cornelis Henricxz. (Viscooper), en Meeus Willemsz. (onmondig, vertegenwoordigd door zijn oom en bloedvoogd Arent Meeusz. van Toll) uit haar tweede huwelijk met Willem Meeusz. van Toll) krijgen:
1. Twee stukken land in de Grietpolder. Belendingen van het eerste: oost: Job Dircxz., zuid: de weduwe van Cornelis Jansz. Houtcooper en Gerrit Jan Freedricxz., west: Jacob Cornelisz., en noord: 't Griet. Belendingen van het tweede stuk: oost: Cornelis Jansz. Quant, zuid en west: Jan Freedricxz., en noord: 't Griet
2. Een stuk land te Burggraverveen. Oost: Job Dircxz., zuid: Henrick Cornelisz. Neus, west en noord: Wiering Willemsz. met zijn deel

Deze partijen zijn samen te verongelden voor 1 morgen 355 roeden.

De minderjarige zoon Meeus Willemsz. zal uit de boedel een bedrag krijgen van f 275 voor zijn onderhoud en alimentatie, te betalen op 5 eerstkomende Sint-Jacobsdagen. Verder zal hij de eigendom van het van zijn vader geërfde land in de Heilige Geestpolder van Leimuiden mogen aanvaarden en de vruchten ervan plukken, zonder dat de boedel van Weijntgen daar op enigerlei wijze van profiteert.

De inkomsten zijn de volgende:
1. F 75 van Cors Pietersz. Decker te Rijnsaterwoude (rest van een grotere som), verschijnende op Allerheiligen 1641
2. F 75 van Reijer Cornelisz. "in de Rijssen", zijnde het restant van een kustingbrief die Wiering Willemsz. in handen heeft gekregen van Cornelis Pietersz. Loos
3. F 60 van Cors Claesz. Timerman, zijnde het restant van de toegift ter zake van de nalatenschap van Weijntgens moeder
4. F 112 van Jacob Dircxz., "tegenwoordig wonende aan de Oockweg te Leimuiden"
5. F 200 van de kinderen van Neeltgen Claesdr. (Weijntgens zus), zijnde het restant van de toegift die zij moesten betalen aan Weijntgen ter zake van de nalatenschap van hun moeder Maritgen Corssen
6. F 150 van de kinderen van Cornelis Fransz. (Weijntgens derde man), zijnde het restant van de toegift die zij Weijntgen moesten betalen ter zake van hun vaders nalatenschap

De meubele goederen zijn gedeeld tussen Wiering Willemsz. en Weijntgens kinderen.

De uitschulden zijn:

1. F 300 aan Cornelis Cornelisz. Smal (Smalkees) aan de Oockweg, zijnde de hoofdsom van een losrente
2. F 100 aan Barbara Jansdr., Weijntgens dochter, als restant van haar vaders erfenis (met f 6:19:4 aan rente sedert 02-02-1641)
3. F 400 aan Pieter Cornelisz. en Neeltgen Cornelisdr., de onmondige kinderen van Weijntgens derde man Cornelis Fransz., ter zake van hun moederlijke erfenis (f 200 per kind)
4. F 100 aan Meeus Willemsz. en Appolonia Willemsdr. (de kinderen uit Weijntgens tweede huwelijk), ter zake van hun vaderlijke erfenis
5. F 250 aan voornoemde Pieter Cornlisz. en Neeltgen Cornelisdr., ter zake van de penningen die zijn ontvangen van Mathijs Pietersz. voor de verkoop van land (f 200 voor Pieter en f 25 voor Neeltgen)
6. F 25 aan Cors Claesz. Timerman (Weijntgens broer), ter zake van de toegift op aangedeeld land uit de boedel van Claes Aelbertsz. Decker

In het weesboek van Rijnsaterwoude is bij de hierboven besproken scheidingsbrief een losse schepenbrief toegevoegd gedateerd 30-01-1644. Hierin worden de inkomsten en uitschulden van de boedel van Weijntgen, die zij nog gemeen had met de kinderen van de kinderen van haar derde man Cornelis Fransz., opgesomd. Wiering Willemsz. had een rekening moeten opstellen van de ontvangsten en uitgaven (hij zou de helft moeten betalen/ontvangen en de kinderen van Cornelis Fransz. de wederhelft), maar verklaart dit niet te kunnen doen, omdat hij er nooit notities of aantekeningen van heeft bijgehouden, en nooit kwitanties van uitgaven genomen heeft, en dat hij het bovendien allemaal vergeten is. Schout en weesmeesters en de kinderen van Cornelis Fransz. zijn van mening dat Wiering niet kwaadwillig heeft gehandeld en accepteren dat hij geen rekening maakt, mits hij de nog openstaande vorderingen en schulden bij de eerstkomende gelegenheid int respectievelijk betaalt. De grootste post van de uitschulden is f 650 ten behoeve van Pieter Cornelisz. en Neeltgen Cornelisdr. ter zake van hun moeders erfenis. De overige posten komen min of meer overeen met de in de staat van goed van 18-06-1641 genoemde posten.
(bron: WK Rijnsaterwoude, inv.nr. 3, folio 105v en los vel van vier bladzijden). In 1623 woont zij aan de Oockweg te Leimuiden met haar drie kinderen (Lenaert, Barber en Annetgen) en met Lenaert Claesz. (denkelijk haar broer) en diens vrouw Anna Claesdr. (bron: Hoofdgeld van Leimuiden van 1623, bewerking door F.J.A.M. van der Helm)

Op 02-11-1639 (na het overlijden na haar derde man Cornelis Fransz.) woont zij te Burggraverveen. Haar gekozen voogd is dan Willem Meeusz. van de Poel (waarschijnlijk de broer van haar eerste man Jan Meessen, die (de broer) waarschijnljk dezelfde is als Willem Meesz. Castelain, die in 1613 een hofstede met 11 morgen land kocht ten oosten van de Rijt in Nieuwe Wetering; de Rijt loopt van de Hanepoel naar de Lijkerpoel..). Dochter van Claes Aelbertsz. DECKER, dakdekker, ambachtsbewaarder van Leimuiden (1628) en molenmeester van de Grietpolder (1629), en Maritgen Corssendr. Op 13-04-1622 was Willem Mee(u)sz. (oom) voogd van de kinderen uit dit huwelijk.
Uit dit huwelijk:
   1.  Leendert (Lenaert) Jansz. CASTELEIJN (zie IVd).
   2.  Barbara (Barber) Jansdr. Geboren ±1621. In de staat van goed d.d. 02-11-1639 van haar stiefvader Cornelis Fransz. staat onder de uitschulden een bedrag van f 262:10:0 met intrest vanaf mei laatstleden ter zake van haar vaderlijke erfenis. Ik leid hieruit af dat zij in mei 1639 18 zal zijn geworden (de kinderen uit haar moeders tweede huwelijk kregen op hun 18de recht op uitbetaling van hun erfportie). Overleden na 30-01-1644.
Gehuwd ±1640. Getrouwd tussen 02-11-1639 en 18-06-1641. Echtgenoot is Frans Cornelisz. Schipper te Amsterdam (1641). Overleden na 30-01-1644. Mogelijk is hij de stiefbroer van zijn vrouw.
   3.  Annetgen, geboren vóór 1623. Overleden tussen 1623 en 02-11-1639.

 
IVd    Leendert (Lenaert) Jansz. CASTELEIJN, geboren vóór 1620, overleden te Leimuiden. Hij overleed aan de Oockweg tussen 03-04-1674 en 26-09-1681. Ook: Castileijn en ook wel "Lenaert Jan Meeusz.".

Hij woonde in 1640, 1644, 1648, 1652, 1656, 1659 en 1660 aan de Oockweg te Leimuiden.

Volgens de morgenboeken van Leimuiden van 1640 (als "Lenaert Jansz."), 1644, 1648, 1652, 1656 (telkens als "Lenaert Jan Meeusz."), 1660 en 1664 (als "Lenaert Jansz. Castileijn") woont hij aan de Oockweg en bezit hij in 1640: 200 roeden, 1644: 2 morgen 602 roeden, 1648: 2 morgen 304 roeden, 1652: 1 morgen 204 roeden, in 1656: 2 morgen 204 roeden, in 1660: 2 morgen 100 roeden en in 1664: 3 morgen 202 roeden land. In de morgenboeken van 1680 t/m 1696 staan op zijn naam 4 morgen 602 roeden (hoewel hij in 1684 zeker al overleden moet zijn). (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551b, c en d en Morgenboeken van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 6571a, b en c)

Volgens de bewerking (door o.m. P.W.C. van Kessel) van het familiegeld van de dorpen van Rijnland van 1674 woont te Leimuiden ene "Leendert Jansz., kasteleyn", als ware hij kastelein van beroep. Ik neem echter aan dat dit een interpretatiefout is van de bewerker en dat "kasteleyn" als familienaam moet worden opgevat. (bron: "Kohier van het Familiegeld van de Dorpen van Rijnland 1674" (bewerking door o.m. P.W.C. van Kessel))

Waarschijnlijk dezelfde als "Lenert Jan Meeusz." (in de index van het protocol van opdrachten etc. staat: "Lenaert Jansz. Castileijn"!), die op 02-03-1639 (datum van de transportakte) een perceeltje hooiland in de Grietpolder van Leimuiden (oost: Jacob Willemsz., zuid: de weeskinderen van Neeltgen Claesdr., west: Cornelis Fransz., en noord: 't Griet), te verongelden voor 500 roeden, voor f 400 (te betalen op 5 Sint-Jacobsdagen, vanaf 1639, waarvoor Cors Pietersz. Decker (ook wel: Rietdecker), wonende te Rijnsaterwoude, zich borg stelt), koopt van de weduwe (Neeltgen Cornelisdr.) en de erfgenamen van Pieter Willemsz. van Heijningen, in zijn leven woonachtig aan de Oockweg te Leimuiden. Neeltgen Cornelisdr. wordt geassisteerd door de lakenkoper Louris Pietersz. Bloemius. De erfgenamen van Pieter Willemsz. van Heijningen (die kennelijk kinderloos is overleden) zijn:
1. Claes Willemsz. van Heijningen
2. Gerrit Roelofsz. Lijndraeijer x Fijtgen Willemsdr.
3. Huijch Claesz. x Anna Willemsdr.
4. Ghijsbert Jacobsz. x Grietgen Willemsdr.
5. Dirck Adriaensz. Stooff x Arijaentgen Willemsdr.
6. Jan Pietersz. voor zijn moeder Imittgen Willemsdr., weduwe van Pieter Bouwensz.
7. Jan Simonsz. van Vliet als grootvader en voogd van Jannetgen Cornelisdr., nagelaten weeskind van Jans overleden zoon Cornelis Jansz. van Vliet
8. Louris Pietersz. Bloemius en Dirck Adriaensz. Stooff als het recht verkregen hebbende van Ghijsbert Jansz. van Vliet
9. Lenert Cornelisz. x Hilgont Jansdr. (7 t/m 9 zijn kinderen van wijlen Hilgont Willemsdr., in haar leven vrouw van Jan Simonsz. (van Vliet)
10. Ghijsbert Jansz. op de Vrije Hoeff als oom en voogd van de kinderen van wijlen Marritgen Willemsdr.

Opmerkelijk zij nog dat bovengenoemde weduwe en erfgenamen op dezelfde datum 2 rietakkers in de Grietpolder verkopen aan Cors Pietersz. Rietdecker te Rijnsaterwoude voor f 150, waarvoor Lenaert Jan Meeusz. borg staat.

(bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 6, folio 141v t/m 145)

Op 04-02-1649 bekent hij in een schuldbrief, gepasseerd voor schout en schepenen van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop, aan Meeus Willemsz. van Toll (zijn halfbroer), zoon van Willem Meesuz. van Toll en Weijntgen Claesdr. (beiden overleden en in hun leven wonende aan de Oockweg) een losrente van f 40 per jaar (hoofdsom: f 650) schuldig te zijn, ingaande op 01-02-1650. Hij mag f 8:2:0 korten op de de jaarrente, mits hij deze binnen 3 maanden na de verschijndag betaalt. De hoofdsom mag eventueel in twee termijnen worden afgelost (volgens de aantekening in de marge van het transportregister bleek op 16-01-1653 dat de hoofdsom was afgelost). Als zekerheid stelt Lenaert zijn huis, hooihuis, werf, boomgaard etc. met de landen erachter in het ambacht van Leimuiden. Belendingen: noord en oost: Cors Pietersz. Decker, zuid: de Oockweg, en west: Cornelis Jansz. Quant.
(bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 7, folio 60)

Op 15-12-1649 (datum van de transportakte) verkoopt hij voor f 179:14:0 (gereed geld) aan Laurens Pietersz. Bloemius, lakenkoper in het dorp van Leimuiden, een akker veenland in de Grietpolder van Leimuiden, te verongelden voor 100 roeden (zowel voor het morgen- als het molengeld). Belendingen: oost en noord: Jan Cornelisz., zuid: Cornelis Baertsz. Casteleijn, en west: voornoemde Jan Cornelisz. en Cornelis Baertsz.
(bron: ORA Rijnsaterwoude, inv.nr. 7, folio 172)

Op 26-02-1659 (datum van de transportakte) koopt Lenaert Jansz. Castileijn van de erfgenamen van Lenaert Cornelisz. Loos (vier volwassen kinderen, het kind van een vooroverleden dochter uit zijn eerste huwelijk met Neeltgen Claesdr. en een onmondig kind uit zijn tweede huwelijk met inmiddels ook wijlen Grietgen Cornelisdr.), in zijn leven aan de Oockweg te Leimuiden gewoond hebbend, twee teeltuinen en een turftuin met een perceel rietakkers, naast elkaar gelegen in de Grietpolder van Leimuiden. Oost: Trijntgen Thonisdr., weduwe van Baert Ewoutsz. Rijcken, zuid: de Kerklaan, west: Dammas Bouwensz. Meershoucq, en noord: Gerit Jan Vredricxz. het geheel is te verongelden voor een halve morgen. Koopsom: f 40, te betalen op vier opeenvolgende Sint-Jacobsdagen. Borg voor Lenaert is Cors Pietersz. van Swanenburch, dekker, net als Lenaert wonende aan de Oockweg te Leimuiden. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 756, folio 221)

De in de vorige alinea genoemde erfgenamen van Lenaert Cornelisz. Loos verkopen eveneens op 26-02-1659 aan Willem Aertsz. van Griecken (getrouwd met Jonge Maertgen Lenaertsdr., dochter van Lenaert Cornelisz. Loos, en in die hoedanigheid mede-erfgenaam) voor f 130:
1. Een teelakker. Oost: Cornelis Baertsz. Casteleijn c.s. en Cornelis Lenaertsz. Loos, zuid: de Oockweg, west: Cornelis Baertsz. Casteleijn, en noord: de weduwe van Jan Cornelisz. Poort
2. Een akker veenland. Noord en oost: de voornoemde weduwe van Jan Cornelisz. Poort, zuid en west: de voornoemde Cornelis Baertsz. Castileijn (sic)
3. Een teelakker. Noord en oost: de voornoemde Cornelis Baertsz. Castileijn, zuid: Albert Joosten Timmerman, en west: de weduwe van Baert Ewoutsz. Rijcken (sic)
Alle partijen land zijn gelegen in de Grietpolder te Leimuiden en zijn samen te verongelden voor 275 roeden.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 756, folio 221)

Op 05-01-1660 (datum van de transportakte) koopt Lenaert Jansz. Castileijn, wonende aan de Oockweg te Leimuiden, van Willempgen Cornelisdr. als weduwe van Dammas Aertsz. van Griecken, wonende te Oude Wetering en geassisteerd door haar broer Cornelis Cornelisz. Quant, burgerschipper te Amsterdam, een kampje hooiland in de Grietpolder van Leimuiden, te verongelden voor 200 roeden. Oost en zuid: Cors Pietersz. Decker, west: Claes Thonisz. Hemel en noord: Meester Vincent Schoutten, chirurgijn. Koopsom: f 525, te betalen op vier opeenvolgende Sint-Jacobsdagen, (met terugwerkende kracht) te beginnen in 1659. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 756, folio 304)

De in de vorige alinea genoemde Willempgen Cornelisdr. verkoopt in dezelfde hoedanigheid eveneens op 05-01-1660 (datum van de transportakte) aan Cors Pietersz. van Swanenburch, dekker aan de Oockweg te Leimuiden:
1. Een hooihuis, zomerhuis en turfschuur met hun erven, aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden. Oost: Lenaert Jansz. Castileijn, zuid: de koper, en noord: Dammas Bouwensz. Meershouck (west niet gegeven)
2. Een kampje partij land, gelegen als voren, samen met 1. te verongelden voor 100 roeden. Oost en zuid: de koper, west: de weduwe van Baert Ewoutsz. Rijcken, en noord: Lenaert Jansz. Castileijn voornoemd.
Koopsom: f 705.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 756, folio 303)

Op 14-01-1660 transporteren de collaterale erfgenamen van Siburch Egbertsdr., overleden te Leimuiden en laatst echtgenote geweest van Cornelis Adriaensz. Hollander, aan Lenaert Jansz. Castilen/Castileijn en Willem Aertsz. van Griecken, beiden wonende aan de Oockweg te Leimuiden, een partij land met een veen- of teelakker ernaast, gelegen achter de kerk van Leimuiden in de Grietpolder, te verongelden voor 1 morgen 200 roeden. Belendingen: oost: de landscheiding met ...(onleesbaar), zuid: Cornelis Geritsz. Sloff, west: Cornelis Adriaensz. Hollander voornoemd, en noord: Hubert Cornelisz. Timmerman, Pieter Mathijsz. en Jan Geritsz. Hemel. Deze partij hebben Lenaert en Willem in het openbaar gekocht voor f 750, te betalen op 5 opeenvolgende Sint-Jacobsdagen.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 756, folio 313)

Op 13-01-1660 koopt Lenaert Jansz. Castileijn, wonende aan de Oockweg te Leimuiden, in het openbaar van Trijntgen Thonisdr., de weduwe van Baert Euwoutsz. Rijcken, eveneens wonende te Leimuiden, een kampje hooiland met twee teelakkers ernaast, genaamd "'t Grietcampgen", gelegen in de Grietpolder in het ambacht van Leimuiden. Belendingen: oost: de weduwe van Jacob Cornelisz. Lijndraijer, zuid: Cornelis Baertsz. Castileijn c.s., west: het weeskind van Jaepgen Maertensz. zaliger, en noord: de Griet. Aangezien er (niet met name genoemde) schuldeisers blijken te zijn, moet Lenaert, op basis van de "sententie van preferentie", gedaan door de vierschaar van Leimuiden op 07-09-1660 (de transportakte, waarop ik mij baseer, is van dezelfde datum), de kooppenningen ad f 140 op 5 opeenvolgende Sint-Jacobsdagen (waarvan de eerste reeds geweest is in 1660) betalen aan de "best gerechtigde ende geprefereerde crediteuren van Trijntgen Thonisdr.". Borg voor Lenaert is Willem Aertsz. van Griecken, ook wonende aan de Oockweg te Leimuiden.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 756, folio 313)

Op 24-01-1662 (datum van de transportakte) verkoopt Lenaert Jansz. Casteleijn aan Jan Antonisz. van der Bout een partij land in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 500 roeden. Belendingen: oost: Jan Aertsz. Crabbendam, zuid: Willem Aertsz. van Griecken, west: Aris Lenaertsz., en noord: 't Griet. Koopsom: f 140 gereed.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 757, folio ? (ongenummerd), akte d.d. 24-01-1662)

Op 03-04-1674 (datum van de transportakte) koopt Leendert Jansz. Casteleijn van Bruijn (in de kustingbrief staat "Ruijsch") Tadicxz. Quant (als zwager (dus nomine uxoris) van Herman Jansz. Boogaert) een teel- of turfakker in de Grietpolder te Leimuiden (te verongelden volgens het morgenboek). Belendingen: oost: Arent Cornelisz. Swart, zuid: de Kerklaan, west: Maarten Walichsz. Hertogh, en noord: de weduwe van Balten Meltensz. Koopsom: f 230, te betalen op vier opeenvolgende Sint-Jacobsdagen, waarvan de eerste reeds in 1673 verschenen is. In de marge van de transportakte (in het register) is aangetekend dat op 02-05-1683 de akker blijkt te zijn verkocht aan Jan Egbertsz. en dat de kustingbrief getransporteerd is geweest voor schout en schepenen van Aalsmeer. De akker is van het speciale verband ontslagen.
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 759, folio ? (ongenummerd), akte d.d. 03-04-1674), zoon van Jan Meessen (zie IIIc) en Weijntgen Claesdr.
Gehuwd met Aeltjen Pieters. Overleden na 27-04-1683. Ze woonde op 27-04-1683 aan de Oockweg te Leimuiden.

Op 26-09-1681 verdelen de broers Gerrit en Willem Jan Fredricxsz. de nagelaten onroerende goederen van hun zus Aeghien Jans. Gerrit krijgt onder meer de volgende partijen (hooi)land in de Grietpolder te Leimuiden:
1. Een partij hooiland. Oost: de volgende partij, zuid: Willem Jansz. (Jan Fredricxsz.) voornoemd, west: Jan Baertsz. Casteleijn, en noord: de erfgenamen van Maerten Waligsz. Hertogh
2. Nog een partij hooiland: oost: de weduwe van Lenaert Jansz. Casteleijn, zuid en west: de volgende (waarschijnlijk "vorige") partij, en noord: Alewijn Willemsz. Nabij
3. Een partij land. Oost: Cors Pietersz. Decker, zuid: Claes Thonisz. Hemel, west en noord: Gerrit Jansz. zelf
(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 83)

Geassisteerd door haar zoon Pieter Lenaertsz. Casteleijn, verkoopt ze op 27-04-1683 (datum van de transportakte) aan Claes Claesz. Oude Claes een teelakker met zijn water in het ambacht van Leimuiden, te verongelden voor 400 roeden. Oost: Arent Cornelisz. Swart, zuid: de Kerklaan, west: Claes Thonisz. Hemel, en noord: de erfgenamen van Balten Meltensz. van Dam. Cornelis Couck zal tot 01-03-1684 het viswater mogen blijven bevissen, mits hij daarvoor 30 stuivers huur aan de nieuwe eigenaar betaalt. Koopsom: f26 gereed.(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 138v).
Uit dit huwelijk:
   1.  Pieter Leendertsz. (zie Vf).
   2.  Jan Leendertsz. Overleden na 20-03-1703. Filiatie niet geheel zeker. Zou ook een zoon kunnen zijn van Leendert Cornelisz. Casteleijn.

Hij woonde op 29-07-1687 aan de oostzijde van de Oude Wetering in het ambacht van Leimuiden.

Op 12-05-1681 (datum van de transportakte) verkopen de erfgenamen van Anna Sebastiaens (van der Rijcken), zijnde de kinderen van haar broers en zussen, aan Jan Lenaertsz. Casteleijn een huis en erf (te verongelden volgens het ambachtsregister) aan de oostzijde van de Oude Weteringin het ambacht van Leimuiden. Belendingen: oost en zuid: Cornelis Adriaensz. Vrou, west: de Oude Wetering, en noord: de weduwe van Mees Dircxsz. van Tol. De koopsom bedraagt f 103, waarvan 1/3 gereed te betalen, 1/3 op 01-05-1682 en 1/3 op 01-05-1683. Maurits van Heijningen, schout van Leimuiden en Vriezekoop, stelt zich borg. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 57)

Op 21-05-1687 (datum van de transportakte) koopt hij van de erfgenamen (van wie present zijn: Cornelis Cornelisz. van Tol, oom, en Willem Cornelisz. Outshoorn, neef) van Cornelis Meesz. van Tol, die in zijn leven in het ambacht van Leimuiden woonde:
1. Een huis, schuur en erf op de Oude Wetering onder Leimuiden. Oost: Cornelis Adriaensz. Vrou, zuid: Jan zelf, west: de Oude Wetering, en noord: Dirck Claesz. Cluts
2. Een partij teel- of grasakkers in de Heilige Geestpolder in Leimuiden, te verongelden voor 500 roeden. Oost: het oude Leimuiden, zuid: Pieter Laurensz. Houtcooper, west: de kinderen van Sijvert Jansz. Buijs, en noord: Claes Jansz. Ruijter

Koopsom: f 60 gereed.

De voornoemde erfgenamen hebben deze partijen op dezelfde dag gekocht van Johan van Heijningen in diens hoedanigheid als curator van de boedel van Maritgen Claesdr., in haar leven weduwe van Mees Cornelisz. van Tol en overleden op de Oude Wetering onder Leimuiden.

De partij teel- en grasakkers draagt Jan direct over aan Aert Thonisz. Backer in ruil voor ontlasting van de ongelden die erop rusten. De "koper" mag op de noordwesthoek van het erf van het voornoemde huis, dat van wijlen Maritgen Claes, weduwe van Mees Cornelisz. van Tol, is gekomen (en dus nu van Jan is) een "bekwame" turfschuur plaatsen en behouden zolang hij wil, mits hij de helft van de platen voor de schuur maakt en zal onderhouden. Verder behoudt Jan als "verkoper" de eigendom van 't erf en de vrijheid een wijngaard(!) aan en op de schuur met een steiger te mogen leggen, zolang die schuur daar zal staan en als de schuur verkocht zou worden, heeft Jan (of zijn nakomelingen) recht op voorpresentatie en mag hij ze kopen voor de prijs die met de potentiële (meest-biedende) koper bedongen is.

(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 61ev)

De in de vorige alinea genoemde Aert Thonisz. Backer overleed vóór 10-02-1693. Zijn nagelaten boedel werd door de erfgenamen gerepudieerd. De door schout en schepenen van Alkemade aangestelde curator Jacobus van Santen (secretaris van Alkemade) draagt op 10-02-1693 voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop aan Arij Pietersz. Cluts de eigendom over van de in de akte van 21-05-1687 genoemde partij teel- of grasakkers in de Heilige Geestpolder van Leimuiden. Belendingen: oost: de Oude Leimuiden, zuid: Pieter Laurensz. Houtcooper, west: Ds. Hollingerus, en noord: Cleman Jansz. Spaergaren. Met het recht om op de noordwesthoek een schuur te bouwen volgens de eigendomsbrief die op 21-05-1687 door Jan Lenaertsz. Casteleijn ten behoeve van Aert werd gepasseerd voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop. Er is geen koopsom. De nieuwe eigenaar hoeft alleen de "verkoper" te ontlasten van de jaarlijkse ongelden. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 215)

Op 29-07-1687 bekent hij voor schout en schepenen van Leimuiden en Vriezekoop aan Cornelis Lenaertsz. Casteleijn (denkelijk zijn broer, hoewel de akte dit niet vermeldt) een bedrag van f 300 schuldig te zijn ter zake van geleende penningen. Hij zal Cornelis jaarlijks 4% intrest betalen, de eerste keer op 29-07-1688. Als onderpand stelt hij een huis en erf op de Oude Wetering in het ambacht van Leimuiden, belend door: oost en zuid: Cornelis Arijensz. Vrou, west: de Oude Wetering, en noord: Dirck Claesz. Cluts. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 69).
Gehuwd. Getrouwd vóór 22-03-1694. Partner is Annetgen Jacobs van THOL. Overleden na 20-03-1703. Ze wordt op 22-03-1694 (met haar man) genoemd als één der acht erfgenamen van Maritgen Aelberts, die getrouwd was met de in Roelofarendsveen overleden Pieter Jacobsz. van der Linde, wiens broeder Jan Jacobsz. van der Linde als enige erfgenaam van Pieter al diens nagelaten roerende en onroerende goederen (waaronder een huis en erf op het noordeinde van Roelofarendsveen, 50 roeden teelland op de Kerksloot in de Veenderpolder (met Grietgen Cornelis Diepenhoeck als belendster ten zuiden), en acht teelakkers inde Zwetpolder onder Esselijkerwoude) toebedeeld worden. Jan Jacobsz. van der Linde heeft daarvoor 100 karolusguldens betaald aan elk der acht erfgenamen van Maritgen Aelberts: Leendert Pieters Graeff als man van Theunisgen Jacobs van Thol, Barbar Jacobs van Thol, Annetgen Jacobs van Thol met last van haar man Jan Lenertsz. Casteleijn, Cornelis Comersz. van Thol, Jan Commersz. van Thol, Gerrit Cornelisz. van Thol, Joost Cornelisz. van Moerkercke als last hebbende van Arien Joosten, en Gerrit Gielisz. van der Schuijr. Denkelijk zijn dit allemaal neven en nichten (rechtzweren) van Maritgen Aelberts. (bron: NA, ORA Alkemade, inv.nr. 87, folio 264), dochter van Jacob van THOL. Op 20-03-1703 wonen zij aan de oostzijde van de Oude Wetering binnen het ambacht van Leimuiden. Op die dag maken zij hun testament (op de langstlevende) voor notaris Jacobus van Santen te Oude Wetering. Leendert is gezond, maar Annetgen is "ziekelijk bij het vuur zittend", doch wel gezond van geest. Na het overlijden van de langstlevende gaat hun nalatenschap naar hun goede bekenden en buren Cleman Jansz. Spaergaren en Cornelis Jacobsz. Beijnsdorp (kennelijk hebben ze geen kinderen). In een aanhangsel d.d. 28-03-1703 wordt opgemerkt dat het niet de bedoeling van de testeerders is dat de in hun testament genoemde erfgenamen (hun buren) de nalatenschap voor zichzelf houden, maar dat ze ervoor zorgen dat die uiteindelijk bij de katholieke armen van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop terechtkomt. Overigens is het de vraag of ze veel zullen nalaten, want de testeerders zijn niet "gequotiseerd" voor de 200ste penning. Kennelijk zijn ze dus niet zeer vermogend. Beiden tekenen met een "merk". (bron: NA, ONA Alkemade, inv.nr. 93, folio 217 en 218).
   3.  Cornelis Leendertsz. Overleden vóór 1705. Filiatie niet zeker.

Wellicht is hij de "Cornelis Lenertsz. Casteleijn" die genoemd wordt als musketier van Alkemade op een lijst uit 1670. (bron: GA Alkemade, AGA-453, E4, transcriptie).

Waarschijnlijk getrouwd met Beatrix Simons van der Codde, maar het zou om een andere Cornelis Leendertsz. Casteleijn kunnen gaan.
Huwelijksproclamaties te Lisse op 23-04, 30-04 en 07-05-1679. Gehuwd op 07-05-1679 te Lisse. Schepenhuwelijk. Echtgenote is Beatrix Sijmons van der CODDE, overleden ±1704. Op 17-01-1705 worden voor schout en schepenen van Lisse, met verwijzing naar de twee "uiterste willen", waarvan de eerste op 26-09-1680 gepasseerd is voor schout en schepenen van Lisse en de tweede op 25-02-1702 voor notaris Pieter Kerkhoven, de door haar nagelaten onroerende goederen verdeeld onder haar collaterale erfgenamen (denkelijk haar broer en twee zussen), te weten:
1. Agniete Sijmons van der Codde, ongehuwde meerderjarige vrouw te Lisse
2. Pieter Dirkse van 't Hoog als man van Jannetje Sijmons van der Codde, ook wonende te Lisse
3. Sijmon Sijmonse van der Codde, wonende te Oegstgeest

Agniese Sijmons van der Codde krijgt:
1. Een huis en erf, groot omtrent 28 roeden, in de Oostgeest te Lisse, die Cornelis Lenardse Casteleijn waren aangekomen bij scheiding of uitkoop voor schout en schepenen van Lisse op 18-11-1676 (waarschijnlijk betreft het hier de nalatenschap van Casteleijns eerste vrouw). Belendingen: noordoost en noordwest: Quirin Cornelisse Geel, zuidoost: de Heereweg, en zuidwest: Jan Adriaanse de Goede
2. Twee kampen in Lisserbroek, ieder groot 1 morgen 100 roeden, gescheiden door een sloot, wettelijk overgedragen aan voornoemde Cornelis Lenardse Casteleijn op 20-05-1692. Noordoost: de erven Juffrouw Barbara Blok met "de Bollecamp", zuidoost: de erven Maarten Janse Kleijpoel, zuidwest: Heer en Meester Isbrand de Bije, en noordwest: de "Togtsloot" en aan de andere kant ervan de voornoemde Heer De Bije
3. Ze moet f 6 per jaar uitkeren aan voornoemde Pieter Dirkse van 't Hoog (nomine uxoris)

Pieter Dirkse van 't Hoog krijgt nomine uxoris:
1. Een huis en erf omtrent de Kruisweg, groot 28 roeden, volgens de opdrachtbrief van 21-05-1690. Belendingen: noordoost: een verlaten huis van Jan Francois van Berlo, zuidoost: de Heereweg, zuidwest: de Lisserbeek en aan de andere kant ervan Albertus van Sweringen en Catarina Frans van Dalen, weduwe van Jacob Arentze, en noordwest: de erven Jacob van Damme(?)
2. De helft van 2 morgen 100 roeden genaamd "het Hellecampje", gelegen in Sassenheimerbroek, waarvan de wederhelft Jan Dirkse van de Voord den Oude competeert. Dit kampje is wettelijk overgedragen op 17-06-1687. Belendingen van het geheel: noordoost: de Ringsloot van de Bedijkte Lisserpoel, zuidoost: Anna en Emerentia Wouters Alphijn, zuidwest: Jacob Cornelisse Warmond nomine uxoris, en noordwest: de weduwe en erfgenamen van Adriaan Clase van 's Gravenmade
3. Hij krijgt nog f 6 per jaar van Agniese Sijmons van der Codde (vide supra)

Sijmon Sijmonse van der Codde krijgt:
1. 2 Morgen 190 roeden land in de Poelpolder op de grens met Sassenheim, wettelijk overgedragen op 02-04-1688, waarop een huis placht te staan dat is afgebroken. Belendingen: noordoost en zuidoost: de erven Anna Nannings Beverwijk, zuidwest: Jan Davidse Boomgaard en Cornelis Witteman, en noordwest: de Heerweg
2. 2 Morgen land in de Bekerpolder (wellicht de huidige Beekpolder?) in het Voorhout, overgedragen op 10-05-1692. Belendingen: noordoost: Maarten Hugense Langeveld, zuidoost en zuidwest: Cornelis Gijsbertse van der Horst, en noordwest: de Achterweg

(bron: NA, ORA Lisse, inv.nr. 13, folio 154)

De hierboven genoemde erfgenamen verkopen in die hoedanigheid op 01-06-1705 (datum van de transportakte voor schout en schepenen van Lisse) aan Jan Adriaanse Sprokkenburg te Lisse een damschuit van 48 voet lengte, 12 voet wijdte en "groot negen lasten". De koopsom bedraagt f 800. Op 08-05-1708 blijkt de koper de helft van de koopsom nog niet te hebben betaald en laat hij voor schout en schepenen van Lisse een schuldbrief van f 400 passeren, die hij moet betalen aan Robbert van Veen, koopman te Amsterdam.
(bron: NA, ORA Lisse, inv.nr. 13, folio 172v en 231v), dochter van Sijmon van der CODDE. Beiden woonden op 13-04-1679 te Lisse. De man was weduwnaar.

Er waren geen kinderen uit dit huwelijk, tenzij kinderloos overleden vóór 17-01-1705.

 
Vf    Pieter Leendertsz. CASTELEIJN, overleden ±1693. Overleden vóór 17-05-1694. Hij overleed vlak na zijn schoonvader Cors Pietersz. Swanenburgh, reden waarom zijn zoontje Lenaert partij is in de boedelscheiding van Cors van 09-08-1694. Ook wel: Kastelein.

Hij woonde op 14-11-1684 aan de Oockweg te Leimuiden.

Op 16-02-1683 (datum van de transportakte) koopt hij van zijn moeder Aeltjen Pieters, weduwe van Lenaert Jansz. Casteleijn (overleden aan de Oockweg in Leimuiden) en geassisteerd door Cors Pietersz. Decker, voor het luttele bedrag van f 48:15:0:

1. Een huis en erf met ongeveer 3 morgen 200 roeden land, gelegen aan de Oockweg in het ambacht van Leimuiden. Oost: de volgende partij en Claes Jacobsz. Lambloe, zuid: de Oockweg, west: Cors Pietersz. Decker en Jaepjen Dammas, en noord: de voornoemde Decker
2. Een partij veenakkers met hun water, ook gelegen aan de Oockweg. Oost: Anna Jobpen, zuid en noord: Claes Lambloe, en west: de voorgaande partij
3. Nog een partij veenakkers met hun water, ook gelegen aan de Oockweg. Oost en zuid: Cors Pietersz. Decker, west: Claes Thonisz. Hemel, en noord: de weduwe Meester Vincent Schouten
4. Nog een partij veenakkers met hun water. Oost: Claes Lambloe, zuid: Cornelis Gerritsz. Sloff, west: Sieur Johan Rootcamer, en noord: Phillips Cornelisz. Asback
5. Nog een partij veenakkers met hun water. Oost: Thonis Cornelisz., zuid: de Kerklaan, west: Jaepjen Dammas, en noord: Jan Jansz. en Cornelis Pieter Thijsz.

Alle partijen tezamen zijn te verongelden voor 4 morgen 202 roeden. Er is sprake van een oude waarbrief waarnaar verwezen wordt voor de servituten, vrijdommen en waringen.

(bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 135v)

Op 14-11-1684 (datum van de transportakte) verkoopt hij aan Lenaert Hendricxsz. de With twee rietakkers, te verongelden voor 500 roeden, gelegen achter de kerk van Leimuiden. Belendingen: oost: Claes Jacobsz. Lambloe, zuid: de akkers van Cornelis Gerritsz. Sloff, west: Sieur Johan Rootkamer c.s., en noord: de akkers van Phillips Cornelisz. Asback. (Dit is duidelijk dezelfde partij als nummer 4. in de voornoemde akte van 16-02-1683.) Koopsom: f 10 gereed (zo weinig!). (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 760, folio 193v)

Wordt in 1689 genoemd als belender ten oosten van een leen van 1½ morgen, afhangende van de Hofstede Warmond, in Leimuiden, strekkende van de oude dijk tot de Oude Wetering. In 1689 waren de overige belendingen: noord: de kinderen van Jan Dammasz., zuid: de Kerklaan, en west: de Oude Wetering. (bron: OV, jaargang 1980, p.705)

Op 16-05-1690 (datum van de transportakte) koopt hij van de erfgenamen van Gerrit Jan Fredricsz. (zijn kleinkinderen en een achterkleinkind: Pieter Willemsz. Lijnslager en diens uitlandige broers Oude Jan Willemsz. en Jonge Jan Willemsz. (kinderen van Willem Gerritsz. Lijnslager), Pieter Gijsbertsz. Schenckevelt, Cornelis Gijsbertsz., Jan Gijsbertsz., Thonis Willemsz. x Niesgen Gijsberts, Ermpgen Gijsberts, Jannetgen Gijsberts en Trijntgen Pieters, de nagelaten minderjarige dochter van Maritgen Gijsberts (kinderen van Grietgen Gerritsdr.)) drie partijen land aan de Oockweg te Leimuiden, te samen te verongelden voor 2 morgen 138 roeden. Belendingen: oost: Pieter zelf en Cors Pietersz. Decker, zuid: Claes Thonisz. Hemel, west: Sijmon Jacobsz. Coleijn, Cors Pietersz. Decker en Meester Claes Brassicanus, en noord: Jan Maertensz. Hertogh en Alewijn Willemsz. Nabij. Koopsom: f 230:17:12 gereed. (bron: ORA Leimuiden en Vriezekoop, inv.nr. 761, folio 129), zoon van Leendert (Lenaert) Jansz. CASTELEIJN (zie IVd) en Aeltjen Pieters.
Gehuwd op 05-09-1690 te Leimuiden. Schepenhuwelijk. Echtgenote is Neeltgen Corssen SWANENBURGH. Waarschijnlijk overleden tussen 16-07-1696 en 17-05-1704. Dochter van Cors Pietersz. SWANENBURGH (Decker), dekker aan de Oockweg te Leimuiden (1644-1664) en molenmeester van de Grietpolder (1657-1658 en 1668-1669), en Neeltgen Cornelisz. CASTELEIJN. Beiden woonden ten tijde van hun huwelijk in het ambacht van Leimuiden.
Uit dit huwelijk:
   1.  Leendert (Lenaert) Pietersz. Geboren ±1692, overleden na 05-1715. Hij wordt in een transportakte van 30-04-1700 genoemd als belender (cum socio) aan de Oockweg te Leimuiden en op 22-08-1703 als belender in de Grietpolder.

In het morgenboek van Leimuiden van 1704 wordt hij als weeskind van Pieter Lenaertsz. Castelijn samen met zijn stiefvader Huijbert Huijbertsz. Boer genoemd als bezitter van 5 morgen 640 roeden. (bron: Hoogheemraadschap van Rijnland, Morgenboeken van Leimuiden, inv.nr. 5551e).

 

Homepage | E-mail


gemaakt met PRO-GEN 'Genealogie à la Carte' software